Bronnen bij Kosmopolitisme: neuroticisme

3 mrt.2009

Het verband tussen kosmopolitisme en neuroticisme lijkt wat verder gezocht dan dat met megalomanie, maar blijkt even natuurlijk, als je de stappen neemt van architectuur via stadsinrichting en woonklimaat naar psychologie:

Uit: De Volkskrant, 11-04-2008, door Carien Overdijk

Hoeveel ontworteling we aankunnen

Verstedelijking, het thema van deze Maand van de Filosofie, is ook het thema van Welkom in Megapolis, een bundel prikkelende essays van de filosoof Jan-Hendrik Bakker.

...   Niet minder kritisch beziet Bakker de rijke, centrum minnende kosmopolieten, wier levensstijl ‘een duurzame ontwikkeling van de persoonlijkheid ondergraaft’. Hun eclectische consumentisme in nóg lossere sociale verbanden past bij het neoliberale marktdenken, waarin flexibiliteit voorop staat.


Red.:   De hier weggelaten stappen zijn van kosmopolieten naar kosmopolitisme, van kosmopolitisme naar megalomane stadscentra, en van megalomane stadscentra van torens, glas en beton naar ontworteling.
    Een voorbeeld van die ontworteling:


Uit: De Volkskrant, 03-12-2008, door Arjan Peters

‘Mijn vader zag Hitler in de metro zitten’

Deze dagen bezoekt Chloe Aridjis onze musea, mede om suppoosten te observeren. Zoals de hoofdpersoon van haar debuutroman Wolken boven Berlijn veel ziet, boven en onder de grond, waar de inwoners doorgaans geen acht op slaan.

Een geboren kosmopoliet schiet overál wel een herinnering te binnen, maar in het geval van Chloe Aridjis (1971) is het meer dan vleierij wanneer ze woensdagavond, uitkijkend over een Amsterdamse binnenstadsgracht, opmerkt dat nostalgie haar bespringt. Koud een half uur tevoren is haar trein uit Parijs gearriveerd. Aridjis: ‘De afgelopen jaren verbleef ik in Berlijn, maar mijn familie woont in Mexico. Elke keer dat ik naar hen terugvloog, had ik een stop op Schiphol; zes uur vrij, waarin ik vaak de trein nam en gauw naar Amsterdam kwam. Even een museum bezoeken, of oude vrienden gedag zeggen. Op die manier heb ik ook in 1996 nog afscheid kunnen nemen van de dichter en schrijver Bert Schierbeek. Hij was een oude vriend van mijn vader, vroeger hebben we vaak bij Bert op de Koninginneweg gelogeerd. Wij hielden allemaal veel van hem. Toen ik hoorde dat hij ernstig ziek was, ben ik hem vaarwel gaan zeggen.’   ...
   Een roman, dat was iets nieuws voor Chloe Aridjis, die aan Harvard en in Oxford vergelijkende literatuurwetenschap studeerde ...
    ....‘Door al die plaatsen waar ik heb gewoond – van Mexico City, waar mijn familie vandaan komt en waar ik nog jaarlijks twee maanden doorbreng, tot Den Haag, Londen, Oxford, Harvard, New York, Berlijn, waar mijn huisraad sinds afgelopen november staat opgeslagen, Parijs, waar ik tot vanmiddag met mijn ouders was – weet ik steeds minder wat thuis is. Ik vervreemd van Mexico, merk ik als ik daar terug ben, zelfs mijn Spaanse woordgebruik is uit de mode. In mei ga ik weer naar Londen, met de bedoeling daar een tijdje te wonen.    ...


Uit: De Volkskrant, 06-08-2010, column door Nausicaa Marbe, schrijfster

De schaduw van het onbekende

... Tot zover het vakantiekiekje. Opvallend aan die samenklittende Mexicaanse families, was dat hun kinderen zuiver Amerikaans spraken. ‘Hi there’, riep een snoezig meisje me al spetterend toe, ‘I’m Valeria from Monterrey, but I live in the United States.’ But. Maar. Het gouden woord. Ineens begreep ik hoe deze overwegend volkse, uitbundig getatoeëerde types aan de middelen kwamen voor zo’n protserig hotel. Meteen kwam ook dat merkwaardige gevoel van verwantschap tussen wildvreemden. M’n reisgenote en ik – beiden buiten Nederland geboren, maar met polderpostcodes – herkenden van alles in deze Hispanics die in de VS niet voor Amerikanen doorgaan en in Mexico ineens als exotische Über-Mexicanen worden gezien. Daar waar ze zich juist weer enorm Mexicaan voelen.
    Het verhaal van landverhuizers is altijd hetzelfde. Je vertrekt om een droom te vervullen, je weet waar je vandaan komt en (meestal) waar je naartoe gaat. De verandering lijkt simpel, het leven lineair en continu. Toch raak je iets kwijt onderweg. Ook als de verhuizing niet rampzalig uitpakt, als je ’t goed krijgt, als je wortelt en inburgert, zoals dat in grofstoffelijke technische termen heet. Je verliest de zorgeloosheid van een anker dichtbij je eerste huis met al die onmisbare dingen die achterblijven, omdat ze niet in twee koffers passen. Weg is ook de entourage van je familiegeschiedenis, de gebouwen, de straten, het groen op de plattegrond van de jongste jaren, die microkosmos die een kind zo intens inspecteert, omdat het klein van stuk is en razend nieuwsgierig naar dingen op ooghoogte. Weg is het levensverhaal dat er had kunnen zijn in dat land van herkomst: een verloren manuscript, een onvoorspelbaar scenario, een vraag die soms in je opkomt en blijft zaniken. Wat als ik niet was weggegaan?
    Altijd is dat mysterieuze parallelleven er, soms als doembeeld, vaak als vraagteken, een enkele keer als verlokking. Daar is ook de vraag of er geen volgende verhuizing zal komen, de volgende breuk. Niet uit misère of ongenoegen, maar omdat beweging nu eenmaal de conditie van de migrant schijnt te zijn. Zoals bij de mooie Sabina uit Milan Kundera’s roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, minnares en femme fatale gedreven door onrust en ontrouw. Ze verruilt Tsjechoslowakije voor het vrije West-Europa, maar reist door naar Amerika, verandert telkens van leven en vrienden, verraadt en veracht wat ze achterlaat. Juist als je gelukkig gesetteld bent, is die gedachte dat zo’n lot als zwerver je alsnog treft ondraaglijk.
    ... elke ontheemde klampt zich herkenbaar vast aan de breuken, de ijkpunten, de schaduw van het onbekende en de vertrouwde onrust waaruit zijn geschiedenis bestaat. ...
 

Red.:   En van deze ontworteling naar neuroticisme is slechts een enkele stap:


Uit: VARA TV Magazine, nr. 32-2007, door Twan Huys

Sex and the City in het echt

No sex please

Lyrische recensies. Een ongekend succes in New York. Een aankoop door de Ikon. En vervolgens een dreigend verstoffen op de plank. Twan Huys over de 'miraculeuze' documentaire van een Manhattanite en zijn missie die hier vertoond te krijgen.


Tussentitel: 'Zoals Jennifer voorspelde, is deze film 'als chocola': je kunt niet stoppen met eten'

In New York staan er rijen voor de bioscoop voor een documentaire. Flying: Confessions of a Free Woman heet de zes uur durende film, en de voorstellingen zijn in een mum van tijd uitverkocht. Ook ongebruikelijk, de meeste bezoekers zien alle zes uur film achterelkaar, slechts onderbroken door twee korte pauzes. De reacties zijn laaiend enthousiast.
    Dat waren de recensies ook. 'Soms speels, sexy, tragisch en comtemplatief', schrijft de New York Times, 'een verslavende soap over seksualiteit en zusterschap. En als de gemiddelde man daardoor van slag raakt, rede te meer voor zijn lief een ticket te kopen' .
    Een wervende quote die vast nog eindigt op de filmposter. Of anders die uit Variety: 'Miraculeus!' Of uit de Village Voice: 'Hypnotiserend.'
    De maakster van deze film, Jennifer Fox, was vijf jaar lang mijn beneden buurvrouw in ons loftgebouw in New York. En net zolang heeft ze aan haar film gewerkt. Joods, Manhattanite, documentairemaakster 'extraordinaire' met ongelooflijk uithoudingsvermogen. Als ik haar leer kennen in 2003 is ze al een jaar bezig haar eigen leven te filmen. We treffen elkaar zelden, meestal is ze op reis, een enkele keer op straat of in de hal van ons huis in Tribeca en altijd zie ik haar met de camera.
    ... Ik leen zes dvd's van IDFA en kijk vervolgens iedere avond geïntrigeerd naar een deel van de film. Precies zoals Jennifer eerder heeft voorspeld is deze film 'als chocola: je kunt niet stoppen' met eten.' Met verbijstering kijk ik zes uur lang naar het leven van mijn beneden buurvrouw waarvan ik nu pas ontdek dat ze in al die jaren een hoogstpersoonlijke, emotionele achtbaan heeft gefilmd. Ontroerd, geschokt, verbijsterd, lachend en soms geïrriteerd bekijk ik haar avonturen in New York en vooral elders op de wereld. ...
    ... Flying is ... een 'global road movie' met prachtige ontmoetingen en damesgesprekken over relaties, mannen, liefde en seks die voor heren meestal verborgen blijven. Haar film begint in 2002 als bij Jennifers beste vriendin een hersentumor wordt gevonden. Plotseling lijkt haar vrije, hippe leven in New York met een getrouwde minnaar in Zuid-Afrika en een vriend in Zwitserland een enorme rattenval. Zoals zoveel vrouwen van haar generatie, geboren in 1959, heeft ze de keuze voor huwelijk en kinderen geparkeerd en uitgesteld voor een carrière en een vrijblijvend seksleven. Een klassiek modem dilemma in een tijd waar regels schijnbaar afwezig zijn en alles kan en mag. In werkelijkheid onttrekt zelfs een kosmopolitische New Yorkse zich niet aan onderhuidse wetten en meer nog aan de klassieke vraag: 'Was will das Weib?' Na dertig jaar onderzoek van de vrouwelijke ziel vond zelfs Sigmund Freud geen passend antwoord.
    'Nooit eerder', schrijft een Amerikaanse recensente over Flying, zijn zoveel zelfstandige vrouwen in staat een eigen leven te creëren. Desondanks is die weg geplaveid met kuilen en hobbels en leidt keuzevrijheid niet noodzakelijkerwijs tot geluk, laat staan vrijheid. Intussen vallen de meeste vrouwen ten prooi aan traditionele rolpatronen. ' In de openingsscènes aan het ziekbed van haar vriendin vraagt Jennifer zich af: 'Wie gaat er later voor ons zorgen? Wie vertelt onze verhalen? Mijn leven is niet meer dan een reeks liefdes, waarvan de meeste alweer voorbij zijn.' Wanneer een tamelijk treurige vrouw vijf seconden lang in stilte in de camera tuurt en de tekst volgt; 'Ik weet dat het een New Yorks cliché is maar ik zit al dertig jaar in therapie', krijg ik de slappe lach. Hier zien we de therapeute van Jennifer die kennelijk al drie decennia lang geen oplossingen weet aan te dragen voor de problemen van haar cliënt.
    Gelukkig besluit ze haar persoonlijke crisis vanaf dat moment te filmen en beter nog, ze legt haar twijfels over liefde, familie en kinderen voor aan de meest uiteenlopende vrouwen over de hele wereld. In India gaat het over masturbatie, een onvertaalbaar woord dat leidt tot een enorme lachstuip bij een aantal verstoten weduwen die gezien worden als uitschot van de samenleving. In Cambodja ontmoet ze vrouwen die gedwongen in de prostitutie zitten en in Londen spreekt ze met Somalische vrouwen over hun besnijdenis. Ondertussen breekt ze haar hoofd over de keuze voor haar exotische, maar vooral ook getrouwde Zuid-Afrikaanse lover met twee kinderen, en haar betrouwbare en altijd beschikbare Zwitserse vriend Patrick.
    Hartsvriendinnen in New York geven goedbedoeld, maar aanvankelijk weinig bruikbaar advies. Zoals een van haar vrienden tijdens de opnamen treffend opmerkt, 'deze film lijkt wel Sex and the city 2'.
    Niet vreemd dus dat de bedenkster van die serie Candace Bushnell deze week een twee uur durend radio-interview opneemt met Jennifer en opent met de opmerking: 'I love this film, it's also my life'. ..
    Ik wil eigenlijk Lennart van der Meulen bellen met de vraag waarom de film hier in godsnaam op de plank is beland - maar misschien ben ik verblind door New York of door Jennifer en is Flying niet meer dan een narcistische exercitie van een neurotische New Yorkse. Ik besluit thuis in Amsterdam een viewing te organiseren voor een groep vrienden. Na drie uur documentaire ontstaat een levendig debat en is dit hun oordeel.
    Ida Jongsma, 59, oud-eigenaar Hotel de Filosoof; 'Dit had mijn leven kunnen zijn, alleen had ik geen camera bij me. Niet nadenken over kinderen, niet op je moeder willen lijken. Het geldt voor veel van mijn vriendinnen. Flying is absoluut de moeite waard.'
    Jan Mom, 51, NOS-journalist: 'Knap gemaakt, mooi van opbouwen voor een hele generatie ongetwijfeld een feest van herkenning. Maar zes uur lang kijken naar een zoektocht van een vrouw die op Alice in Wonderland-achtige manier in het leven staat is voor mij iets te veel van het goede. Het is "real life" Sex and the city, een populaire serie die ik ook al snel vervelend vond.'
    Fa Derakhshan, 37, manager: 'Dit wil ik graag op tv zien, op een zondagmiddag, of laat op de avond. De sprekende authentieke beelden uit haar jeugd zijn prachtig, de vragen die ze stelt stereotiep en dus herkenbaar. Haar gedachtegang irriteert af en toe maar verveelt niet.'
    Anita Huls, 54, mediator: 'Een boeiende zoektocht, nooit een peepshow en nergens klef. Soms is ze ook onbegrijpelijk, kinderlijk naïef voor iemand van haar intelligentie en leeftijd.'
    Alexandra Jansse, 50, documentairemaakster: 'Moedige film maar soms dacht ik; wat een geneuzel, ga van die getrouwde man af, geef jezelf een betere kans.'
    In New York bel ik Jennifer en geef haar de recensies door. 'Mijn editor heeft steeds gezegd dat ik te veel van me zelf liet zien, ook alle nare karaktertrekken, mijn twijfels mijn onzekerheden. Ik vond dat dat moest. Het doel van de film is om die zaken te laten zien die we in het dagelijkse leven wegcensureren. Iedereen heeft een messed up life, maar dat is oké. Sommige mensen worden erg ongemakkelijk van deze film en vragen zich af why is she so stupid? Wel, it's because I am stupid.' ...
    Uiteindelijk - na mijn vlammende betoog vóór uitzending van de film - gaat Van der Meulen overstag. De Ikon zal de film volgend jaar - dit jaar lukt niet meer - uitzenden.


Red.:   Bij het verschijnen van het artikel heeft de siteredactie al het volgende commentaar gegeven op het Volkskrant-weblog:

  De verbijstering kent nauwelijks grenzen - zo veel voorbeelden van neuroticisme bij elkaar- zowat het hele complex dat hoort bij de foute levensvisie is hier verzameld.
    Als eerste hebben we hier de natuurlijke stadmens, de bewoner van torenflats die rij aan rij in een steenwoestenij staan, een woestenij die in sectoren verdeeld is door stromen krioelend blik.
    Ten tweede is de stadsbewoner een globale nomade, iemand met vrienden en zelfs relaties in verschillende steden, steden die onderling slechts bereikbaar zijn per vliegtuig. Je kan de uitlaatgassen als het ware achter het aura van haar hypersone geestverschijning zien slepen.
    Ten derde, maar dat volgt eigenlijk al uit de rest, heeft deze stadsbewoner volstrekt onduidelijke inkomsten om haar in haar bestaan te voorzien. Al haar voedsel wordt naar haar toegebracht in haar stadse hol, maar wat ze doet om de mensen die daarvoor zorgen terug te betalen, blijft in het volstrekte duister. Wie speculeert op haar inkomsten uit het product dat ze nu afgeleverd heeft, moet natuurlijk wel bedenken dat de afnemers van dat product op hun beurt zelf ook dat voedsel afnemen, en volstrekt onduidelijk diensten teruggeven. Het is niet onze filmmaakster, maar ook haar toekomstige publiek dat in de stenen holen van binnenstad woont.
    Dat een dergelijk soort leven niet erg goed is voor de geestelijke gezondheid, wordt in alle openlijkheid toegegeven. Onze heldin loopt al dertig jaar bij de therapeut, als ten bewijze van het hopeloze van hun positie, blijkt die therapeute ook al geen greep op de zin van haar bestaan te hebben. Met als hoofdthema dat ze zichzelf zo apart, uniek en de moeite waard vinden voor zichzelf en voor alle anderen, dat er geen haar op hun hoofd eraan zou denken om ook maar het kleinste aspect van die interessante persoonlijkheid te veranderen, uit angst iets van die aantrekkingskracht te verliezen.
    Dat ze daarbij verzeild raakt in getroebleerde persoonlijk relaties is zo vanzelfsprekend, dat het al ontelbare malen verfilmd is. Voortdurend tijdens het lezen van deze recensie zie je de geest van Woody Allen uit je ooghoeken staan gebaren, in driftige pogingen om je aandacht te trekken. En voor vijanden van Woody: ook in de klassieker over Harry en Sally kan je de relatie-avonturen van onze heldin bijna letterlijk terugvinden - daar inclusief het advies wat ermee te doen. Dr. Phil zou er feestmaal aan hebben.
    Ach, wie verbaast zich nu nog over al die prachtige recensies. Vogue, Vanity Fair, The New Times, overal vindt men op dat soort posities natuurlijk precies hetzelfde soort mensen als degenen die de filmmaakster uitgebeeld heeft. De alfa-intellectuele, geglobaliseerde stadbewoners die zichzelf het toppunt van beschaving en middelpunt van het heelal vinden, en alle anderen beschouwen als klootjesvolk.

Nog een toevoeging bij gelegenheid van plaatsing hier, te beginnen met een samenvatting van het artikel:

  In New York staan er rijen voor de bioscoop voor een documentaire. Flying: Confessions of a Free Woman heet de zes uur durende film, en de voorstellingen zijn in een mum van tijd uitverkocht. ... De reacties zijn laaiend enthousiast.
    Dat waren de recensies ook. 'Soms speels, sexy, tragisch en comtemplatief', schrijft de New York Times, 'een verslavende soap over seksualiteit en zusterschap. En als de gemiddelde man daardoor van slag raakt, rede te meer voor zijn lief een ticket te kopen' .
    Een wervende quote die vast nog eindigt op de filmposter. Of anders die uit Variety: 'Miraculeus!' Of uit de Village Voice: 'Hypnotiserend.'
    De maakster van deze film, Jennifer Fox, was vijf jaar lang mijn beneden buurvrouw in ons loftgebouw in New York. En net zolang heeft ze aan haar film gewerkt. Joods, Manhattanite, documentairemaakster 'extraordinaire' met ongelooflijk uithoudingsvermogen. Als ik haar leer kennen in 2003 is ze al een jaar bezig haar eigen leven te filmen. ...

Haar eigen leven als middelpunt van haar eigen leven, in combinatie met een leven over de hele wereld. De eeuwige migrant die nergens rust kan vinden. En de hele megapolitische migranten-meute, vindt het prachtig. Nog geen nuttig ding gedaan in hun leven - alleen maar theater. Een leven van Sex and the City en de rest mag betalen. De marskramersmentaliteit in de 21ste eeuw.
    Een ander aspect hiervan:


Uit: De Volkskrant, 06-08-2009, door Bert van den Bergh en Marli Huijer, docent/onderzoeker resp. lector van De Haagse Hogeschool

Hoeveel verandering verdraagt een mens?

Schoolbel, klaslokaal, juf of meester, lange zomer: hindernissen voor de flexleerling. Oude ritmen wijken, betogen Bert van den Bergh en Marli Huijer.

De traditionele schoolweek ligt onder vuur. In de herfst van 2008 lanceerde de SWK Groep, de grootste niet-commerciële kinderopvangonderneming, zijn visie op een ‘eigentijds dagarrangement’ dat het ‘traditionele dagarrangement’ moet vervangen en kinderen vijf dagen per week van kwart over acht tot twee uur naar school voert. Staatssecretaris Dijksma van Onderwijs stelde begin 2009 geld beschikbaar voor vrijwillige experimenten met lessen aan achterstandsleerlingen op verlengde schooldagen, in het weekend en tijdens de zomervakantie. Kort daarop trok een denktank met leden van het ‘onafhankelijk analysebedrijf’ De Argumentenfabriek, door het land om ‘De Sterrenschool’ te bepleiten: een nieuw type basisschool dat het hele jaar in bedrijf is en op de individuele maat toegesneden lessen en schooltijden kent.
    ... Afgelopen week konden we in de Volkskrant (Binnenland, 29 juli) lezen hoe in Zandvoort deze nieuwe gedachten vorm krijgen. Vooralsnog is De School in Zandvoort de enige Sterrenschoolachtige basisschool, maar dat zal snel veranderen: Zwolle opent deze maand een flexschool, Ede volgt volgend jaar.
    ‘Elk kind is een individu, een ster, en moet zich optimaal kunnen ontplooien’, stelde Ton Duif, lid van de Sterrenschool-denktank en voorzitter van de Algemene Vereniging Schoolleiders bij de presentatie van het Sterrenschoolplan. Lees voor ‘kind’ ook ‘ouder’ en je hebt de invalshoek van de flexschoolbepleiters. Het individu is de maat, zelfverwerkelijking staat centraal en flexibiliteit is het toverwoord. De flexwerker van de toekomst is de flexleerling van nu. Kan het eigentijdser?
    De huidige, geglobaliseerde economie heeft flexibele werknemers nodig, mensen die niet aan plaats of tijd zijn gebonden. Het eerste uitgangspunt van het Sterrenschoolplan luidt dan ook: ‘De school is het hele jaar open.’ Ieder kind heeft eigen schooltijden. Ook in de schoolgids van De School is het woord ‘maatwerk’ prominent aanwezig. En op de website van de Zandvoortse basisschool krijgt het vijfdaagse flexregime als extraatje toegevoegd: ‘Bij voldoende belangstelling is ook openstelling op zaterdag mogelijk.’
    Als hedendaagse flexmensen zetten we de zaken flexibel naar onze hand. Maar is dat echt zo? Leggen we onze wil op aan de tijd, of beweegt ‘de tijdgeest’ ons ertoe bepaalde dingen na te streven, onzes ondanks? Actuele statistieken wijzen uit dat het laatste waarschijnlijker is dan het eerste. Geluksmetingen (World Database of Happiness, 21Minuten-onderzoeken) geven weliswaar aan dat we tamelijk positief tegen ons persoonlijk welbevinden aankijken, maar van binnenuit wordt het vaak anders ervaren. Het vermeend soevereine individu kampt met controleverlies. Stressverschijnselen, depressiviteit en verslavingen zijn wereldwijdverbreid. Ook de psychopathologie doet aan globalisering, zou je kunnen zeggen. We voelen ons opgejaagd en klemgezet, ‘druk, druk, druk’ en daarom bedrukt. Het versnellingsproces dat pulseert in het hart van de cultuur voert ons naar ideeën als die van ‘De Sterrenschool’. Niet omdat het goed is voor het kind of de ouders, maar omdat we in een beweging zitten die zich niet zomaar laat stoppen. Dus doen we maar of we het allemaal zelf bedacht hebben.
    De flexmens is een wandelende paradox. Hij moet standvastig en flexibel zijn, proactief en reactief, autonoom en onderhorig. Is dat vol te houden? Wordt een mens daar gelukkig van? Tien jaar geleden wees de Amerikaanse socioloog Richard Sennett in The Corrosion of Character al op de ontwrichtende werking van de door de globalisering geïnduceerde flexibilisering van ons leven. Vier jaar geleden liet de Duitse socioloog Hartmut Rosa in Beschleunigung zien dat de huidige flextijd met zijn versnelling van het levenstempo ons in toenemende mate ziek maakt. Vooral depressie licht Rosa er uit, als ‘pathologie van de tijd’. Daar bedoelt hij drie dingen mee: het is de stoornis van deze tijd, het is de gestoorde manifestatie van de druk van de versnellende tijd en de omineuze verschijning van iets wat zich achter alle snelheid roert: stilstand, impasse, toekomstloosheid, leegte, zingebrek. Flexgekte dus.
    In het boek De depressie-epidemie presenteert wetenschapshistorica en –theoretica Trudy Dehue ‘de plicht om het lot in eigen handen te nemen’ als voornaamste oorzaak van die epidemie. Waar geluk een keuze is, wordt ongeluk dat ook. Depressie is zo bezien de keerzijde van het hyperindividualisme. ‘Elk kind is een individu, een ster, en moet zich optimaal kunnen ontplooien.’ Dat zinnetje krijgt een andere lading tegen de achtergrond van het werk van Sennett, Rosa en Dehue. Welk soort individu wordt hier bedoeld? Antwoord: de flexleerling, oftewel de flexwerker in spe.
    Ten behoeve waarvan moeten oude ritmes wijken voor nieuwe? Wat winnen we en wat verliezen we wanneer we traditionele ijkpunten verruilen voor nieuwe arrangementen? ‘Oude vormen’ worden ingeleverd ten faveure van de flexmens die op elk moment inzetbaar is. Het losgezongen individu verdringt de persoon, die is ingebed in een omgeving waar kinderen en leerkrachten elkaar op vaste tijden ontmoeten. De schoolbel, het klaslokaal, de groep, de juf of meester, de vrije woensdagmiddag, de lange zomervakantie, het zijn allemaal hindernissen voor de flexmens, die zo min mogelijk in termen van voorgegeven kaders denkt, en zoveel mogelijk op het moment zelf beslist.
    ... De depressie-epidemie louter beschouwen als ‘overgangsprobleem’, zou wel eens een kapitale vergissing kunnen zijn. Hoeveel flexibilisering verdraagt een mens?


Red.:   Je ziet het al helemaal voor je: een les die begint met twintig leerlingen, en eindigt met twintig andere. Een school waarin iedereen zijn eigen vakkenreeks volgt - en waar dus minstens het dubbele lerarenteam klaar moet staan om op ieder tijdstip dat vakkenrooster te kunnen vullen. Het kan dus ook allemaal niet.
    En als het al kon, dan was dat dus, precies als het huidige Montessori-onderwijs waar dit ook allemaal  sterk op lijkt, alleen voor de alfa- en gamma intellectuele elite.
    Het is dan ook logisch dat de propagandisten ervan van het soort mensen van De Argumentenfabriek is, want daarachter zit de ras-kapitalist, ras-globalist, ras-individualist, en ras-egoïst Frank Kalshoven, econoom .
    Nog wat verbazingwekkende taal van iemand uit het wereldje:


Uit: De Volkskrant, 19-05-2010, column door Toine Heijmans

Hotel

Tusentitel: De eerste reden om hotelkamers te haten: ze doen er niet toe

De tijd dat ik hotels haatte is voorbij, maar tussen mij en de hotelkamer komt het nooit meer goed. De hotelkamer waarin ik me nu bevind zal een rolmodel zijn voor alle hotelkamers in de rest van de wereld: de ruimte is enorm, het bed beter dan thuis. De meubels zijn van glanzend luxehout, afgewerkt met donkerpaars velours.
    Door de gang lopen oosterse prinsessen die mijn hotelkamer glimlachend schoonmaken, meermaals per dag. Dat is nergens voor nodig, want ik maak niks vuil, maar ze komen toch. ...
    Dat is de eerste reden om hotelkamers te haten: ze doen er niet toe. Hoe deftiger het hotel, hoe minder het lijkt op het land waar het staat. Het had er ook niet kunnen zijn.
    Naar internationale standaarden is mijn hotel de top. Dat komt omdat mijn hotel heel erg zijn best doet zich te gedragen naar de waarden waar alle hotels zich naar gedragen. Ook dit rare Noord-Afrikaanse land wil deel uitmaken van die dure wereld, waar champagne wordt gedronken, waar dikke horloges worden gedragen, waar mannen in pakken beschaafd fluisteren, waar vrouwen first ladies kunnen zijn of hoeren, en waar de conciërge stiekem alles weet. Dat de standaard voor internationale tophotels een westerse standaard is, vinden ze zelfs in deze dictatuur niet erg, al is de champagne die ze er schenken alcoholvrij. Zolang ze erbij horen, is het goed. Dat is ook een vorm van dictatuur.
    De tweede reden hotelkamers te haten is dat ze niet bestaan. Je komt er binnen, gooit je koffer op het bed, kijkt uit het raam over de Middellandse Zee, kijkt CNN, klimt in bed, en de volgende dag is er een ander die precies hetzelfde doet. .... Hotelkamers zijn de totale onpersoonlijkheid. Nergens kun je je eenzamer voelen dan daar en nee, daar is niets romantisch aan.
    Ik weet van het Chelsea in New York, het American Colony in Jeruzalem, het Ritz in Parijs. Ik weet dat er mensen wonen in hotels. Maar ik geloof er niets van dat ze daar gelukkiger zijn, dan in een huis.
    Als ik straks thuiskom, krijg ik geen ontbijtbuffet. De katten zullen op de vloer hebben geplast, en mijn bed heeft nog steeds datzelfde oude matras. Maar het is wel mijn kattenpis en mijn oude matras en mijn huis, waar ik in elke hotelkamer naar terugverlang.


Naar Kosmopolitisme , Sociologie lijst  , Sociologie overzicht  , of site home .