Bronnen bij Allochtonendebat, misverstanden: Nazmiye Oral en
schuld
|
17 mrt.2008
|
Nazmiye Oral is van Turkse afkomst, actrice, en wekelijkse columniste in
de Volkskrant. Van een afstandje gezien is zij een van de meest redelijke
der allochtonen woordvoerders. Maar even goed is één van haar vaste thema's dat
de schuld van van de integratieproblemen ligt bij de autochtonen. Eénduidig bij
de autochtonen:
Uit: De Volkskrant, 24-04-2007, column door Nazmiye Oral
Mehmet, een emigrant in spe
... mijn broertje trok mijn aandacht met een terloops gebrachte mededeling. Over
een paar jaar wilde hij voorgoed naar Turkije emigreren. ...
Mijn broertje met zijn Twentse accent voelde zich niet gezien
als mens. Niet door de mensen op straat, niet door de media en niet door de
regering. Hij vertelde hoe hij het zat was om zich telkens te moeten
verantwoorden. Om telkens aangesproken te worden op zijn moslim- en anders-zijn.
Om telkens vragen te beantwoorden waar hij geen zin in had. Wat vond hij van
Osama Bin Laden? Van Irak? Van Israël en de Palestijnen? Van
zelfmoordterroristen? Van Mohammed B.? Was het terecht dat Theo van Gogh
vermoord was?
Zoals hij het zelf zei: ‘Weet ik veel wat ik van ze vind?
Alsof ik daarmee bezig ben.’
Terwijl ik zo naar hem luisterde, werd ik heen en weer
geslingerd tussen verschillende emoties. Zoals gezegd, voelde ik een zusterlijk
falen, alsof ik hem niet goed genoeg had opgevoed. Alsof ik hem weerbaarder had
moeten maken, en had ik de neiging om geheel volgens onze cultuur hem een tik te
geven. Zeg, verman je een beetje. Zeik niet zo.
Het was erg pijnlijk om te merken dat mijn broertje gevangen
zat, gevangen in een beeld dat een ander op hem drukte en wederom had ik zin hem
een tik te geven. Verman je. Stel je niet aan.
Innerlijk lichtelijk in paniek, bleef ik uiterlijk helemaal
kalm. ‘Je kunt toch gewoon zeggen dat je geen zin hebt in die vragen. Gewoon met
een grap of zo?’ ‘Ja, en weet je wat ze dan zeggen? Mehmet, waarom loop je weg?’
Ik raakte nu zelf behoorlijk gestrest en probeerde mijn
broertje bij de kudde te houden. Zo voelde het althans. We waren hem bijna
kwijt. En dat mocht onder geen beding gebeuren. ‘Pfft, ach Hengelo. Wat wil je?
Het zijn gewoon stomme boeren. Het is al iets minder in Arnhem en in Amsterdam
is dit bijna helemaal niet aan de hand. En bovendien, jullie kunnen hier samen
toch een mooie toekomst opbouwen?’
Ik wuifde beelden weg die van binnen ineens kwamen
opborrelen: producenten, acteurs, schrijvers, zogenaamde slimme mensen die ik
domme, ongenuanceerde dingen heb horen zeggen over ‘moslims’, wie ze daaronder
ook mogen verstaan. Ineens was de platheid van ons publieke debat zo helder als
glas.
Mijn broertje leek toch een beetje getroost door mijn
bewering en vervolgde zijn klaagzang: ‘Wat geeft jou het recht om mij dat soort
dingen te vragen? Ik ben Hollandser dan de meeste jongens hier. Waarom moet ik
bewijzen dat ik oké ben? En weet je? Het zijn geen vragen. Het is een
invuloefening. De uitkomst staat al vast. ’
Ik bereidde me voor op een preek (je hoeft het niet
persoonlijk op te vatten maar dat betekent niet dat je zegt dat het oké is, dat
het je geen pijn doet), tot ik bij zinnen kwam.
Was ik op mijn 23ste zo wijs? Nee, ik was vooral behoorlijk
dom en behoorlijk boos. Ik besefte dat ik van hem iets bovenmenselijks eiste.
Mijn broertje, die ik jaren heb meegemaakt terwijl hij wekelijks werd geweigerd
in de plaatselijke discotheek, in wiens aanwezigheid ik altijd mensen zag
veranderen, meer op hun hoede zag zijn, die op school geen stageplek kon
krijgen, ik eiste van hem een soort volwassenheid en wijsheid waar Nelson
Mandela jaren over heeft gedaan.
Hij moest er boven staan, zijn eigen waardigheid vormgeven,
telkens weer vertrouwen, en zijn hart blijven openstellen. Een oneerlijke opgave
voor hem en jongens zoals hij. Hopelijk zullen we ooit zover zijn dat we als
maatschappij zullen kiezen voor ons common good in plaats van onze
common hysteria. Want op het moment dat we onze angsten voor elkaar kunnen
loslaten, en de behoefte om ons gelijk te halen, kunnen opgeven, is er hoop op
toenadering en kunnen we eindelijk beginnen aan het creëren van een ‘wij’.
Red.: Geen woord over de bijdragen van de allochtonen
aan dit probleem - de al tientallen jaren durende bijdragen
.
Uit:
De Volkskrant, 24-10-2006, column door Nazmiye Oral
Een nieuw gevoel
In elke winkel een oplettende winkelier. Ik concentreer me op de waar die voor
me uitgestald ligt. De winkelier concentreert zich op mij. Ik begin te spelen,
een rol die ik me sinds kort in winkels eigen heb gemaakt. Voor het behoud van
mijn eigen winkelplezier. De rol van iemand die niet zal stelen. Mijn tas op de
grond, zichtbaar dicht. Handen uit de jaszakken. Een opgewekte houding. En ik
ben vooral kalm. Ik loop naar buiten. Niets van mijn gading. En roep: ‘Dag’.
Stilte. ...
Ik had het nog nooit eerder meegemaakt, behandeld worden als een
vreemdeling. En nu weet ik hoe het voelt. Het is licht uitputtend. Als je je
laat verleiden of niet stevig in je schoenen staat, ben je de hele dag bezig
onuitgesproken vragen te beantwoorden. Ik ben niet vreemd. Ik versta u wel. Ik
steel niet. Ik ben wel te vertrouwen. Ik moet opeens denken aan al die
Marrokkaanse en Turkse jonge jochies. Dit gevoel nodigt uit tot baldadigheid,
omdat je er toch niet bij hoort. Dus wat kun je kapot maken? Kun je beter lol
maken en mensen sarren. Mensen die je toch al in een hoekje stoppen.
...
Red.: En met het grootste gemak vergeet Oral dat het
andersom zit: de argwaan van de winkelier is veroorzaakt door stelende en
overvallende allochtonen, en dat je Marokkaanse enj Turkse jochies van nu er
niet bij horen, komt omdat de Marokkaanse en Turkse jochies en ouder van gister
zich misdragen hebben. En welk zo erg, dat diverse openbare zwembaden hun deuren
moesten sluiten, tot ze een pasjessysteem hadden ingevoerd om die Marokkaanse en
Turkse jochies en ouder te weren
Naar Allochtonendebat, misverstanden
,
Allochtonen, lijst
, Allochtonen, overzicht
, of site home
.
|