Bronnen bij Integratiebeleid: zachte aanpak

24 nov.2007

Als les voor hoe een effectief integratiebeleid eruit zou kunnen zien, onderstaand voorbeelden van de historische aanpak, de aanpak die zo overduidelijk niet heeft gewerkt, en als voorbeeld kan dienen van hoe het niet moet.
    De allereerste fasen zijn altijd geweest van ontkenning van het bestaan van een probleem ("Het zijn slechts incidenten"), en na partiële erkenning: we moeten ze vooral begrijpen, en niets doen ter correctie. Eerst een paar voorbeelden uit 2003, en dan dat van Kees Schuyt uit 2005 dat als archetypisch voorbeeld zal worden gebruikt, omdat Kees Schuyt gezien wordt als één van de meest prominente Nederlandse sociologen, en daarom gekozen is als lid van de Raad van State. De kop van zijn artikel geeft de zachte houding perfect weer: 'Geef jonge immigranten meer speelruimte' - een gotspe als je bedenkt dat ze niets verboden wordt, behalve het overtreden van de wet, en dat de ruimte die ze geboden is, en waarvan we nu (2007) weten dat ze gebruikt is voor het gaan dragen van hoofddoeken en het kweken van een hekel aan Nederland:


Uit: De Volkskrant, 14-03-2003, door Mieke Komen, onderzoeker

Naffer pleegt en bekent vaker delict

Het is niet een gebrek aan integratie, maar juist de snelle emancipatie die jonge Marokkanen in conflict brengt met 'gevestigde' autochtonen, betoogt Mieke Komen.


Steeds opnieuw gaat men er van uit dat een gebrekkige integratie de criminaliteit van allochtonen bevordert. En dat vooral Marokkaanse jongens hun delicten ontkennen en justitie voorliegen (Micha de Winter, Forum, 7 maart).
    Naffers - jargon voor verdachten met een Noord-Afrikaans uiterlijk - en 'kut-marokkanen' komen inderdaad vaak met politie en justitie in aanraking. Politie en justitie willen greep krijgen op de 'harde kern', dat jaagt het Marokkaanse criminaliteitscijfer omhoog. De politie noemt hen ook wel 'ratten', omdat zij ervan overtuigd zijn dat Marokkaanse jongens meestal liegen en hun delicten ontkennen.
    Onderzoek van Justitie leert dat slechts in 17 procent van de meer dan 700 onderzochte gevallen sprake was van een ontkennende verdachte tijdens het politieverhoor of van een verdachte die verkoos te zwijgen. Marokkanen bleken 'topbekenners'. Van de onderzochte groep Marokkanen bekende bijna 78 procent. Van de autochtone Nederlanders 76 procent, Turken bijna 56 procent, Surinamers 74 procent, van de Antillianen/Arubanen bijna 95 procent.
    Waarom reageren politie en Marokkaanse jongens dan zo heftig op elkaar? De lelijke krachttermen waarmee politie en politici Marokkanen bedoelen, toont Marokkaanse jongens de gevoelens van afkeer van gevestigde Nederlanders. Of jongeren die zich afgewezen voelen, zich apathisch of juist normloos en crimineel en vol verzet gedragen, hangt af van de fase van het emancipatieproces waarin hun groep zich bevindt.
    Juist in gelijker wordende machtsrelaties, zoals tussen Marokkaanse en autochtone Nederlanders, groeit de criminaliteit onder tweede en derde generatie 'minder machtigen' en neemt irritatie, afkeer en conflict tussen gevestigden en buitenstaanders toe.
    Dit idee komt van de socioloog Norbert Elias, die samen met ene Scotson onderzoek deed naar de verhouding tussen oorspronkelijke bewoners en nieuwkomers in een arbeidersbuurt van een Engelse industriestad. Volgens Elias' stigmatiseringstheorie gaan wij-gevoelens in de ene bevolkingsgroep samen met negatieve stigmatisering van buitenstaanders. De gevestigden zien de nieuwkomers als minderwaardig, immoreel en zichzelf als superieur. Als het verschil in macht tussen beide groepen groot is, kan stigmatisering van buitenstaanders optreden.
    Elias keert zich expliciet tegen de gewoonte om het ontstaan van gevestigden-buitenstaandersrelaties te verklaren als het resultaat van raciale, etnische en religieuze verschillen. Dat zijn volgens hem bijzaken. Elias en Scotson laten zien dat pas wanneer de machtsbalans zich ten gunste van de buitenstaanders wijzigt, spanningen openlijk naar buiten kunnen komen in de vorm van conflicten.   ...
    Vijandschap komt het vaakst voor onder mensen die op elkaar lijken, maar treft achterblijvers het hardst. Juist doordat de positie van Marokkanen ten opzichte van andere Nederlanders is versterkt en de mensen die Nieuwe Nederlanders worden genoemd zoals Naima El Bezaz, Fouad Laroui, Mohammed Benzakour, Abdelkader Ben Ali en Sadik Harchaoui hun kansen benutten, raakt de achterhoede verder in de knel. Voor deze jongens is verzet de enige manier om te reageren op hun uitzichtloze situatie. Niet een gebrek aan integratie bevordert conflicten en hun criminaliteit, maar emancipatie.


Red.:   Oftewel: Marokkanen plegen delicten omdat ze zich afgewezen voelen, en dat is de schuld van de autochtonen. En dit wordt onderbouwd met socio-babbel: als nieuwe groepen zich in temidden van oude vestigen, voelen de laatste zich superieur, en onderstreept door keiharde contradcities: 'Juist in gelijker wordende machtsrelaties, zoals tussen Marokkaanse en autochtone Nederlanders, groeit de criminaliteit onder tweede en derde generatie 'minder machtigen' '. Oftewel: omdat Marokkanen machtiger zijn dan andere immigranten, plegen ze meer misdaden tegen de machtigen. Oftewel 2: als je het machtsverschil nog kleiner maakt, gaan ze nog meer misdaden plegen. En als het machtverschil nul is, branden ze dus het hele land plat.
    Terwijl het in werkelijkheid een simpel wederkerig proces is: de oude groep heeft een eigen groepscultuur, en de nieuwe groep heeft een eigen groepscultuur, en groepsculturen mengen normaliter niet, zeker niet als het verschillende religies en/of talen zijn. En naarmate de verschillen groter zijn, gaat het mengen slechter. En naarmate de verschillen groter zijn, en onderlinge solidariteit kleiner, is het makkelijker om te gaan stelen, en andere misdaad te plegen.
    Blijft over voor onderzoeker Komen: Marokkanen plegen veel delicten, en gedragen zich onhebbelijk en arrogant bij correctie, met name door de politie. Dus is het de schuld van de politie, en moet die minder corrigeren:


Uit: De Volkskrant, 20-09-2003, door Mieke Komen

Politiegeweld verdiept kloof Marokkaanse jeugd

Lastige Marokkaanse jongens worden door agenten steeds harder aangepakt. Mieke Komen vraagt om meer begrip, opdat de negatieve spiraal wordt beëindigd.


Vooral over Marokkaanse jongens en jonge mannen bestaan in Nederland tegenwoordig uitgesproken negatieve meningen. Zij worden geassocieerd met straatroof en terrorisme, en sinds de Nederlandse vertaling van Dans lénfer des tournantes van de Frans-Algerijnse schrijfster Samira Bellil, ook met groepsverkrachtingen. ...
    Een goed voorbeeld hiervan is de interactie tussen autochtone politieagenten en sommige groepen Marokkaanse jongens. Die interactie verloopt zeer moeizaam, zoals onlangs bleek uit de incidenten rondom de dood van Arbib op het Mercatorplein in Amsterdam, de getergde reacties en grote woorden, en ook uit verschillende onderzoekingen. Deze moeilijkheden en irritaties stemmen de politie tot nadenken hoe te reageren op culturele diversiteit. Daarom kennen we eigen-plek-projecten vooral bestemd voor Marokkaanse jongens, de Marokkaanse buurtvaderprojecten, allochtone tienerteams, speciale sportlessen voor jongens en huiswerkklassen onder toezicht van de politie. De politie probeert adequaat te reageren op het delictgedrag van sommige Marokkaanse jongens. Soms leidt dit echter tot hard optreden en fysiek geweld. Uit onderzoek van de Universiteit Leiden blijkt dat de politie in Leiden lastige Marokkaanse jongens wel eens slaat. Onderzoek van de Universiteit Utrecht leert dat sommige Rotterdamse politiemensen bij Marokkaanse jongens wel eens klappen uitdelen. De cultureel antropologen Coppes, De Groot en Sheerazi onderzochten de werkwijze van de politie in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Tilburg en Dordrecht en ook in deze districten deelt de politie 'tikken' uit en worden jongens 'geslagen'.
    Een citaat van een Rotterdamse politieagent: 'Als de jongens echt te ver gaan, geef ik ze wel eens een draai om de oren'. Een andere agent uit het Rotterdamse: 'Ik trek een grens. Als een jongen in mijn gezicht spuugt, geef ik hem een draai om zijn oren'. Zijn collega: 'Ik behandel iedereen met respect, maar als de jongens mij als oud vuil behandelen, dan verlaag ik me ook tot hun niveau, dan doe ik net zo terug.' Ook een politievrouw is van mening dat je Marokkaanse jongens anders moet benaderen dan Nederlandse: 'Je mag ze harder benaderen en tegen ze schelden, want dit zijn ze thuis gewend. Als je slaat helpt het ook. Het gebeurt wel eens dat ze heel dreigend doen, maar meestal ben ik dan de eerste die een klap geeft om wat afstand te houden. Ja, ik laat mij door niemand bedreigen. Het is natuurlijk heel vernederend voor hun dat ik als vrouw hun een klap geef. Ik sla niet met mijn vuist. Ik doe het altijd met de vlakke hand, het schrijnt even, het is meer lawaai dan pijn.'
    Weer andere politieagenten gebruiken handboeien om geweld te voorkomen: 'Want als de jongen begint, ga je als agent automatisch meedoen.' De geïnterviewde en geobserveerde politiemannen die worden opgevoerd, verwijzen als excuus voor hun handelen naar het optreden van de politie in Marokko en de punitiever strafopvattingen van Marokkaanse ouders.
    Er zijn dus duidelijke aanwijzingen voor de stelling dat de politie Marokkaanse jongens harder aanpakt dan andere Nederlanders en dat dit - hoe vaak? - gepaard gaat met fysiek geweld. Zo'n bejegening leidt tot onbehagen, een scherp maatschappelijk bewustzijn, en helaas ook tot recidive en vernielzucht onder de jongeren. Ook de demonstratie op het Mercatorplein in Amsterdam medio augustus eindigde met rellen: jonge jongens vernielden winkels, café's, huizen en auto's; de ME kwam eraan te pas; buurtbewoners reageerden furieus, wanhopig en vol onbegrip. 'Zo irritant, die gasten' verzuchtte een Amsterdamse politieman naast mij na afloop van de demonstratie, en hij hield een pleidooi voor een harde aanpak van Marokkaanse jongens.
    Ik denk dat een verscherping van de scheidslijnen naar etniciteit resulteert in erger wordende wetsovertredende reacties van de kant van de buitengeslotenen. Vooral voor jongens is dit een voor de hand liggende manier van reageren op een laag prestige, problemen thuis, hun lage positie, leven in verschillende culturen, en op spanningen. Om meer recht te doen aan deze jongens moeten we een open dialoog met hen proberen te bewerkstelligen, hoe moeilijk dat soms ook is. Praten, aandacht en inlevingsvermogen helpt, omdat alle jongeren voldoende zorg, begrip en belangstelling nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen.

Mieke Komen is lector Jeugd en Opvoeding aan de Haagse Hogeschool en medeauteur van het boek Multiculturaliteit in de Strafrechtspleging (met Frank Bovenkerk &Yücel Yesilgöz).


Red.:   De ervaringen van de jaren na  2003 laten duidelijk zien dat de beweringen van Komen over de harde aanpak van Marokkaanse jongeren keiharde leugens zijn - de onderzoeken van sociologen en cultureel antropologen hebben dezelfde betrouwbaarheid als die van onderzoeken naar de meningen van de kalkoen over kerstmis: het is de zachte sector die de meningen van de zachte sector graag bevestigt, en onderzoekjes doet met vragenlijsten die mensen naar eigen voordeel beantwoorden . Mensen die kijken naar de dagelijkse praktijk zien heel andere dingen:


De Volkskrant, 27-09-2003, ingezonden brief van M. van Haren (Gouda)

Herrieschoppers

Mieke Komen schrijft dat praten, aandacht en inlevingsvermogen tegenover de Marokkaanse jeugd helpt tegen de problemen die bepaalde groepen Marokkaanse jongens veroorzaken.
    Nu meen ik me toch te herinneren dat dit juist de aanpak van pakweg de afgelopen vijftien jaar is geweest, maar dat het allemaal bar weinig heeft geholpen, of de situatie zelfs alleen maar erger heeft gemaakt. Zelf woon ik in Gouda waar ik elke keer weer zie hoe de softe en vaak gewoon laffe aanpak van de politie recidivisme juist in de hand werkt. Marokkaanse herrieschoppers schreeuwen, schelden en spugen naar de politie, die vervolgens probeert de zaak te sussen zonder in te grijpen. Uiteraard zien de herrieschoppers hierin geen reden om hun gedrag aan te passen, en vaak laait het geweld dan ook een paar straten verder weer op. Natuurlijk gaat het hier om een harde kern en heeft het geen zin de hele Marokkaanse jeugd over één kam te scheren, maar dat neemt niet weg dat het probleem nog altijd omvangrijk is.
Deze jongens hebben minachting voor alle kaaskoppen en laten dit openlijk blijken door zowel fysieke als verbale geweldpleging en intimidatie, vaak al vanaf zeer jonge leeftijd. Misschien hadden deze jongens eerder kunnen leren dat zulk gedrag onacceptabel is als de politie direct was begonnen met het af en toe geven van een draai om de oren.


Red.:   Het praktische resultaat van de aanpak laat zien dat ze alle vrijheid hebben gekregen om hun gedrag verder te verergeren - met een echt harde aanpak destijds zat een deel in de heropvoeding , en een deel in Marokko.
    Maar goed, terwijl de zaak weer wat verder uit de hand is gelopen, komt er een oproep uit de hoogste kringen om het de jongens vooral niet te moeilijk te maken:


De Volkskrant
, 11-05-2005, door Kees Schuyt, lid van de Raad van State en oud-columnist van de Volkskrant 

Geef jonge immigranten meer speelruimte

De welgestelde, oer-Hollandse culturele elite zoekt teveel het conflict, stelt Kees Schuyt, maar moet jongeren uit families van immigranten juist veel meer speelruimte geven.

Tussentitel: Het gevoel voor verhoudingen onder burgers is zoek

Bij de aanvaarding van de dr J.P. van Praag-prijs zou ik de vraag centraal willen stellen: is er nog voldoende maatschappelijke ruimte voor het bevorderen van vrije menselijke persoonlijkheden en zo ja, hoe zou je dan die ruimte in onderwijs en opvoeding gestalte kunnen geven?
    De huidige maatschappelijke situatie is voor velen moeilijk te interpreteren, te begrijpen of te overzien, zeker in vergelijking met de overzichtelijke jaren vijftig. Talrijke maatschappelijke veranderingen tegelijk culmineerden in tumultueuze conflicten, in persoonlijk en politiek geweld. Nederland werd opgeschrikt en onaangenaam wakker geschud door drie moorden in tweeënhalf jaar tijd, een moord op een politieke lijsttrekker. een moord op een leraar in Den Haag en een moord op een begaafd filmmaker-columnist, een kunstenaar. Een vraag ligt herhaaldelijk op ieders lippen: 'wat is er met dit land aan de hand en wat moeten we eraan doen?' Op deze vraag komen zeer verschillende antwoorden: weer en meer waarden en normen eerbiedigen, de uit de hand gelopen tolerantie inperken, de verzorgingsstaat fundamenteel herzien.
    Ik pretendeer niet een kant-en-klaar antwoord te kunnen geven op deze lastige vragen. Ik wil wel op een paar aspecten van deze kwesties wijzen. De Nederlandse samenleving is in hoog tempo van een high trust society, in de terminologie van Fukayama, naar een low trust samenleving aan het opschuiven. Je ziet dat in de verhoudingen in de gezondheidszorg, in de arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid, in verscherpte etnische verhoudingen, in de politiek en meningsuitingen en vooral ook in het reeds alom aanvaarde taalgebruik: van beschaafd naar algemeen onbeschaafd Nederlands.
    Na een lange periode van onderlinge verstandhouding en gevoel voor proportionaliteit, wordt thans steeds meer de nadruk gelegd, met behulp van de media, op conflicten, liefst hoogoplopend, op afwijkende opvattingen en gedragingen. Waar vroeger een zekere zone van onverschilligheid bestond, waarin men elkaar in elk geval met rust liet, neemt een spraakmakende culturele, maar oer-Hollandse, elite er nu, naar het me toeschijnt, geen genoegen meer mee, als men niet meer denkt en doet, leeft en werkt zoals het vrijgevochten, verlichte, zeer welvarende, goed opgeleide burgers betaamt. Met name voor bepaalde etnische en godsdienstige groepen geldt steeds meer: aanpassen of wegwezen.
    Voor jongeren, die er niets aan kunnen doen dat ze in deze groepen groot moeten worden, moet de dringende vraag gesteld worden: wat is voor hen de ruimte die door het eigen, geborneerde milieu en door het tamelijk vijandige Nederlandse milieu, wordt geboden om zich tot vrije, menselijke personen te ontwikkelen?
    Als men de autonome, assertieve persoonlijkheid als de uitdrukking van een vrij mens ziet, en daar is heel veel voor te zeggen, dan veronderstelt dit wel een belangrijke bereidheid tot coöperatie en een goed ontwikkeld gevoel voor proporties: wat kan wel, wat kan echt niet, wat kan nog net wel?
    Het gaat om humane waarden als tolerantie en constructief omgaan met onvermijdelijke conflicten, waarin tegenstellingen niet worden verdraaid of verdoezeld, maar hanteerbaar gemaakt. Hoe kunnen dergelijke waarden in onderwijs en opvoeding worden gecultiveerd? Allereerst zou ik zeggen door ze voor te doen. Vervolgens door niet in gemakkelijke tegenstellingen te denken.
    De waarde van mijn ervaring als docent aan een gewone Nederlandse school voor leerlingen uit immigrantengezinnen, zij het slechts voor drie uur in de week, is er juist in gelegen dat ik heb afgeleerd te denken in groepen, als het over het middelbaar onderwijs gaat. Ze zijn geen meisjes met hoofddoekjes meer, maar Yasmin of Fama (niet hun echte namen) en nog veel andere jonge, nog niet geheel vrije, maar in elk geval eigengereide individuutjes vol menselijkheid. Niet denken in kleuren en geuren, niet uitsluitend in taal en culturele achtergronden maar in het vormen van vrije, menselijke persoonlijkheden.
    Zoals het een toevallige samenloop van omstandigheden was dat in Nederland het conflict herontdekt werd, op het moment dat de nieuwe culturele en godsdienstige immigrantengroepen steeds talrijker werden, zo is het ook een wat ongelukkige samenloop van omstandigheden dat alle vernieuwingen in het onderwijs, goed bedoeld voor de brave blanke leerlingen werden ingevoerd toen de scholen met geheel anders geaarde en anders opgevoede leerlingen werden bevolkt. Die toevalligheden scheppen verplichtingen om niet te snel toe te geven aan gemakkelijke hokjesgeest.


Red.:   Het lovenswaardige proces dat Schuyt beschrijft bestaat uit twee groepen: de aanbieders en de ontvangers. Onderwijs is het aanbieden van kennis en vaardigheden, ook sociale en psychologische, door aanbieders genaamd leraren, aan ontvangers genaamd leerlingen. Over het opvoeden van kinderen wordt meestal niet in zulke nuchtere termen gedacht, maar het is precies hetzelfde, met ouders als aanbieders en kinderen als ontvangers. 
   Schuyt past zijn algemene filosofische opmerking toe op het immigrantenprobleem. Maar zijn beschrijving is beperkt tot een van de twee groepen, de aanbieders, en wel de aanbieders van autochtone kant. Van de andere kant, de ontvangers zijn er ook deze dagen weer berichten. Namelijk de waarnemingen van homoseksuelen over een voortdurende toename van bedreiging en mishandeling, voornamelijk uit allochtone hoek, met als directe aanleiding een geval met een buitenlander als slachtoffer . Deze mishandelingen kunnen gezien worden als direct vallende onder de door Schuyt bepleitte toegenomen speelruimte voor jonge immigranten. Ongetwijfeld bedoeld hij het niet zo, maar dat zijn de excuses van iemand die een steen loslaat boven andermans voet, en dan klaagt dat hij niets wist over de werking van de zwaartekracht. Het is de taak van Schuyt als socioloog te weten dat men niet zomaar kan pleiten voor meer gedragsvrijheid voor jonge immigranten, waar hij ook weet dat die jonge immigranten er bepaalde houdingen op na houden die anderen schade berokkenen.
    Meer commentaar hier .

(zie ook nog artikelen in hard-compleet)


Naar Integratiebeleid , Allochtonen lijst , Allochtonen overzicht , of site home .