Bronnen bij Het Rijnlandse model: het gezin

Het eerste tegengeluid kwam uit de sociaal conservatieve hoek:


Uit: De Volkskrant, 13-10-2005, door Simone Kennedy-Doornbos, lid van de Permanente Campagne van de Christen Unie.

Kind belangrijker dan economie

Overheidsgeld wordt oneerlijk verdeeld over gezinnen. Werkende ouders die hun kinderen naar de kinderopvang brengen, krijgen hiervoor ondertussen al bijna een miljard euro aan overheidssubsidie, terwijl ouders die hun kinderen zelf willen opvoeden en daarvoor een financieel offer brengen, geen overheidssteun krijgen voor hun beslissing. In de ogen van de overheid is er maar één gezinsvorm die ideaal is: het tweeverdienersgezin met een onderhandelingshuishouden, dat gebruik maakt van de kinderopvang.
    Als dit gezin alle overheidssteun krijgt, worden ouders die bewust kiezen voor een andere gezinsvorm gedupeerd. Want niet alle ouders willen meer uren steken in de arbeidsmarkt.   ...
    Om de keuzevrijheid van ouders te maximaliseren, is het beter de Wet kinderopvang te vervangen door de invoering van een vierjarig kindgebonden budget voor elk kind. Dit kunnen de ouders naar believen uitgeven aan kinderopvang of gebruiken om het verlies van een salaris te compenseren. Er is niets tegen kinderopvang, maar wel tegen een klimaat waarin kinderen ondergeschikt worden gemaakt aan de economische eisen van de maatschappij. De kosten van de vergrijzing mogen niet eenzijdig afgewenteld worden op gezinnen.
 

Red.:   Geluiden uit deze hoek werden natuurlijk makkelijk afgeschreven door onze linkse intellectuele elite. Zoals gewoonlijk zitten ze er dus ook in dit geval weer grotendeels naast:


Uit: De Volkskrant, 04-06-2005, door Peter Giessen

Sociologie | Buiten Amsterdam is het gezin onverminderd de basis van het bestaan, blijkt uit de Netherlands Kinship Panel Study

De Familie Doorsnee gaat zijn gangetje

Tussentitel: Het Bridget Jones-type is een kleine groep maar krijgt veel aandacht van
                  de media

Individualisering? In het moderne Nederland willen mensen nog steeds gewoon een gezin, wijst een nieuwe verkenning uit.

De boekwinkels liggen vol met Bridget Jones en andere chick lit. In soaps wordt volop gescheiden, hertrouwd en weer vreemd gegaan en de damesbladen schrijven over mannen en vrouwen die aan een tweede of zelfs derde leg zijn begonnen. Het aloude standaardgezin, de Familie Doorsnee, lijkt te hebben plaats gemaakt voor een bonte variëteit aan leefvormen.
    De onderzoekers van de Netherlands Kinship Panel Study (een samenwerkingsverband van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut en de universiteiten van Utrecht, Amsterdam en Tilburg) willen in kaart brengen in hoeverre het Nederlandse familieleven is veranderd door ontwikkelingen als individualisering, deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en het groeiend aantal echtscheidingen. Inmiddels zijn 160 interviewers op bezoek geweest bij 9600 respondenten. Daarnaast werden nog eens dertienduizend schriftelijke vragenlijsten verzameld. Volgende week wordt in Den Haag een congres gehouden over de voortgang van het project.
    De eerste conclusies zijn opmerkelijk. De Familie Doorsnee heeft de individualisering goed doorstaan. De Nederlandse echtscheidingscijfers zijn minder hoog dan die in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Verreweg de meeste mensen trouwen en krijgen kinderen. Meer dan de helft van alle volwassen kinderen ziet zijn ouders) minstens één keer per week. De variëteit in relatievormen neemt weliswaar toe, maar lang niet zo sterk als de onderzoekers verwachtten toen ze in 2000 aan de studie begonnen. De 'gewoonheid' van het Nederlandse familieleven heeft ze toch een beetje verrast.
    'Misschien hebben we ons wat laten meeslepen door de media die geneigd zijn de extremen te belichten', zegt projectleider dr. Pearl Dykstra, onderzoeker bij het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en hoogleraar verwantschapsdemografie aan de Universiteit Utrecht.
    `Waarschijnlijk heeft het ook te maken met het kringetje waarin wij zelf bewegen: hoog opgeleid, in het westen van het land. Het mooie van onze studie is dat zij heel Nederland bestrijkt, van Zuid-Limburg tot de Waddeneilanden. Dan krijg je een heel ander beeld, veel minder spectaculair. Zelf wilde ik onderzoeken hoe het kinderen vergaat wier ouders nooit getrouwd zijn. In Engeland blijken zulke kinderen het minder goed te doen dan kinderen van getrouwde ouders. Maar er zaten simpelweg niet genoeg van zulke kinderen in de studie om een analyse te maken.'
    De Bridget Jones-en met hun chaotische liefdesleven bestaan wel, maar ze vormen een heel kleine groep. 'Het is een erg grootsteeds fenomeen, dat in Nederland vooral in Amsterdam voorkom. Het is wel een groep die gemakkelijk toegang tot de media heeft en voor een deel ook zelf in de media werkt. Mede daardoor krijgen zij veel aandacht', zegt Dykstra.
    Uit onderzoek naar attitudes blijkt echter dat het ideaal van een huwelijk met kinderen onverminderd populair is. Ook de meeste singles dromen, net als Bridget Jones overigens, van een vaste relatie. Wel krijgen sommige vrouwen geen kinderen, omdat ze het aangaan van vaste banden lang uitstellen. Tegen de tijd dat ze kinderen willen, zijn ze minder vruchtbaar of hebben ze nog geen geschikte partner gevonden.
    De grote meerderheid van de bevolking kiest echter voor een betrekkelijk traditioneel bestaan. Van de veertigers is ruim 70 procent getrouwd en woont nog eens 10 procent samen. Vroeg of laat krijgt 85 procent van Nederlanders een of meer kinderen. Doorgaans bij één partner. Slechts 3 procent van de mensen begint aan de fameuze 'tweede leg'.   ...
    De gedachte dat de Familie Doorsnee meer en meer plaats maakt voor een bonte variëteit aan leefvormen is mede gevoed door ideologie. In de jaren zeventig gold het traditionele gezin als onderdrukkend en achterhaald. Het zou, in de fameuze woorden van socioloog Iteke Weeda, meer en meer plaats maken voor 'knuffelnetwerken'.
    In het huidige, conservatievere klimaat is het gezin weer helemaal terug als onmisbare drager van normen en waarden. Maar de conservatieve visie op de toestand van het gezin is uitgesproken pessimistisch: de individualisering en de culturele revolutie van de jaren zestig hebben het gezin stelselmatig ondermijnd.
    De NKPS laat zien dat beide uitersten niet kloppen. De meeste Nederlanders leiden een heel gewoon, tamelijk rustig en zelfs behoorlijk stabiel familieleven.
    'We zien de complexiteit wel groeien, maar langzaam. We benadrukken vooral het gewone, het gemiddelde, net als het Sociaal en Cultureel Planbureau. Dat is een bewuste keuze', zegt Dykstra.
    De onderzoekers van de NKPS willen daarmee niet alleen tegenwicht bieden aan de media, maar ook aan de sociale wetenschappen zelf, die soms trekken van een probleemindustrie vertonen. Veel sociaal-wetenschappelijk onderzoek wordt verricht in opdracht van instanties die zich bezighouden met het bestrijden van maatschappelijke problemen. Die hebben er belang bij om problemen zo ernstig mogelijk voor te stellen. Hoe nijpender de kwestie, hoe groter de kans dat er extra geld voor wordt uitgetrokken.   ...


Red.:   Met het voortschrijden van de tijd lijkt ook het gezonde verstand weer langzaam terrein te winnen, in de zin dat ze wat ruimte in de media krijgt:


Uit: De Volkskrant, 05-01-2009, door Jelle Reumer, directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam

Het feminisme is dood, leve de biologie

Het klassieke feminisme is dood. De natuur joeg de gelijkheidsideologie naar de mestvaalt van de 20ste eeuw. Leve de biologie.

Tussentitel: Klassieke feministen zie je gelukkig nog maar zelden

Beste Andreas, lieve Naema. Wat heb ik genoten van jullie briefwisseling. Er kwam ook zoveel aan de orde: de man/vrouw verhouding, het feminisme, de vreugde van het ouderschap, maatschappelijke dwang en drang, carrièreplanning en – bovenal – de liefde. Liefde voor de partner, de kinderen, de ouders, zelfs voor de maatschappij in oost en west – ja, een alles doordesemende liefde lijkt de rode draad in jullie opstellen.
    Als bioloog vraag ik me dan al snel af wat dat nou eigenlijk is, die liefde. De emotie die wij liefde noemen is zo universeel bij mensen, dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat er een genetische basis voor bestaat. Liefde (niet te verwarren met verliefdheid, een door hormonen en dopamine veroorzaakte toestand van tijdelijke ontoerekeningsvatbaarheid) lijkt echter ook een zich los van de chromosomen voortplantende gedragsuiting, die we aan onze naasten doorgeven door middel van taal en houding. Gedrag dus. Laten we proberen de achtergronden van ons gedrag te analyseren en vervolgens wat we nou eigenlijk begrijpen van de verschillen tussen mannen en vrouwen.
    Om bij het begin te beginnen: we bestaan al ongeveer 200.000 jaar, maar het grootste deel van die periode waren we doende met overleven. De gevaren van sabeltandtijgers, leeuwen, ongeneeslijke botbreuken en infecties, de perikelen van het klimaat en periodieke hongersnoden hielden ons aardig bezig. Pas nadat we alles zo’n beetje onder controle hadden, in steden woonden en de taal en het schrift beheersten, kwam er gelegenheid tot enige zelfreflectie. De culturele ontwikkeling nam daarna een hoge vlucht, met het ontstaan van de grote godsdiensten en de ontplooiing van kunsten en wetenschap. Maar desondanks zijn we gewoon de zoogdiersoort Homo sapiens gebleven, de naakte aap van de Oost-Afrikaanse savanne. En dat betekent nogal wat.
    Zoogdieren kennen twee geslachten. De mannetjes produceren zaadcellen in astronomische hoeveelheden; de vrouwtjes hebben een schaars aantal eicellen, ze broeden de jongen uit in de baarmoeder en ze zogen ze na de geboorte. Na de door middel van een copulatie tot stand gekomen bevruchting van de eicel kan het mannetje weer fluitend zijns weegs gaan, maar het vrouwtje is voorlopig uit de running.
    Dat simpele biologische gegeven ligt aan de basis van de in jullie opstellen ter discussie staande problematiek. Mannen en vrouwen hebben volstrekt verschillende belangen en dat vinden we terug in veel gedragingen die in jullie brieven figureren, zoals het voor vrouwen ‘wanstaltige en stuitende libido van heel gewone mannen’ (Forum, 17 oktober).
    Veel van ons gedrag wordt primair gestuurd door de genen. Dat gaat veel verder dan louter hormoongerelateerde voortplantingsdriften. Charles Darwin – in 2009 vieren we zijn 200ste verjaardag – heeft ooit één van zijn pasgeboren kinderen zo deerlijk aan het schrikken gebracht dat het arme kind een uur lang bleef huilen. Het was een experiment en het bewees dat angst een aangeboren eigenschap is. Zo zijn er vele: behalve de angst voor een boze vader, slangen en spinnen zijn ook verdriet, territoriumdrift, kudde-achtige volgzaamheid, ontvankelijkheid voor het onverklaarbare en de hang naar aandacht en liefde in onze genen verankerd.
    Zonder deze eigenschappen hadden we de savanne, de leeuwen en tijgers en onze opdringerige naasten nooit overleefd. Bij sommige eigenschappen kunnen we ons afvragen of we ze bij gebrek aan slangen en tijgers nog wel nodig hebben, maar die vraag wordt door onze chromosomen niet gesteld. We moeten het ermee doen, ook in de urbane postindustriële samenleving.
    Daarnaast wordt ons gedrag sterk bepaald door individuele verschillen en door de cultuur. Die individuele verschillen zijn er, maar im grossen Ganzen doen ze niet ter zake. Voor de maatschappij als geheel telt het gemiddelde.
    Cultuur, de derde gedragsbepalende factor, is een door de groep gedragen stelsel van handelingen, gedrag en normen, dat van generatie op generatie, al dan niet gemodificeerd, wordt overgedragen. Sinds Richard Dawkins wordt dit ook wel aangeduid met de term memetica, waarbij een meme een zichzelf replicerend ‘stukje’ gedrag is dat binnen een groep van generatie op generatie blijft ‘leven’. Het christelijk geloof is zo’n meme, de islam, het geloof in Sinterklaas, de kerstboom, de westerse democratie en de Conventie van Genève.
    Het is natuurlijk geen toeval dat jullie briefwisseling grotendeels in beslag genomen wordt door memetische verschijnselen, zoals het huwelijk en de manier waarop het in verschillende culturen tot stand komt, het feminisme en zijn afkeer van het traditionele rolpatroon, en allerhande vormen van gelijkheidsdenken. ...
    Ik wil nog wel een stapje verder gaan en mijn afkeer uiten van alle memen die zich baseren op een heilsverwachting. De islamist wacht een hemel vol maagden; de ware christen leeft naar de verlokking van het hemelse Jeruzalem; de socialist/communist heeft de arbeidersheilstaat in het verschiet en voor de feminist lonkt een maatschappij waarin mannen en vrouwen gelijk zijn, geen jaloezie voorkomt en het opvoeden van kinderen een taak is voor de maatschappij terwijl de ouders werken aan hun zelfontplooiing. Zulke -ismen met een heilsverwachting stellen zichzelf boven de rest en dat leidt tot verkettering en ellende. Ze bedoelen het misschien goed, maar het wordt nooit wat fraais.
    Het klassieke feminisme richt zijn pijlen op de biologische verschillen tussen man en vrouw. Alles moet gelijk zijn – een wansmakelijk ideaal dat in de jaren zestig, gesteund door het toen en vogue zijnde socialistische gelijkheidsideaal, aan kracht won: alle kinderen naar de middenschool en alle moeders naar hun werk, gekleed in tuinbroek, met kortgeknipt haar en op platte schoenen.
    Gelukkig zie je ze nog maar zelden. Het klassieke feminisme is dood omdat het de menselijke natuur ontkende. De vrouw mag weer vrouw zijn, de man weer man. De natuur joeg de gelijkheidsideologie door de achterdeur naar buiten, rechtstreeks naar de mestvaalt waar de rest van de 20ste eeuw al lag te composteren. Leve de biologie!
    Teveel verkeerde memetica is dus verstikkend, maar een juiste dosering van de goede kwaliteit is heilzaam. Een prettige dosis normen en waarden is nodig om de natuur in toom te houden. Mannen hoeven niet dagelijks hun pik achterna te lopen, vrouwen hoeven geen repeterende broedmachines te zijn. Maar de grote en opvallende verschillen tussen de geslachten hoeven ook niet verdoezeld.
     Aan onze hormoonhuishouding kunnen we weinig veranderen, maar de maatschappij kunnen we wel zo inrichten dat er voldoende ruimte ontstaat voor waar het uiteindelijk om draait: de door jullie veelvuldig bezongen liefde. Liefde is de herkenning van onszelf in de ander, waarmee de ander een deel wordt van onszelf. Wat nodig is, is het laten van voldoende ruimte aan de ander, en daarbij passen geen door -ismen opgedrongen ketenen, sluiers, nepvrijheid of carrièredwang. ...


Red.:   Zo veel gezond verstand ... het was nauwelijks in te korten. Maar ja, een bioloog, hè ... Dat zijn mensen die altijd al een beroepsvoordeel hadden, zie mensen als Julian Huxley, J.B.S. Haldane en Jacob Bronowski .


Naar Rijnlandmodel  , Elitaire irrepresentativiteit , Rijnlandmodel, lijst , Rijnlandmodel, overzicht , of site home .