Het Rijnlandse model
|
19 jul.2005; 28 apr.2010 |
De term "Rijnlandmodel" of "Rijnlandse model" is ook in Nederland tegenwoordig
wat bekender, als tegenhanger van het Angelsaksische model, de formele naam voor
het soort maatschappij dat we kennen uit Amerika
. Die toegenomen bekendheid dankt het model aan de kredietcrisis van 2008-2009,
die een aantal vormen van falen van het Angelsaksische model op een voor
iedereen duidelijke wijze aantoonde
.
De term Rijnlandmodel stamt van de streken van Noordoost-Europa die België,
Nederland en delen van Duitsland beslaan, het land grenzende aan de rivier de
Rijn. Hij staat voor de ontwikkeling in die gebieden van een meer
corporatistische vorm van maatschappij, waarin samenwerking en vertrouwen een
belangrijker rol spelen dan individualisme en competitie, zoals die dominant
zijn in het Angelsaksische model.
Dat corporatisme, of communitarisme of gemeenschapszin, en de neigingen tot
samenwerking en vertrouwen zijn historische ontwikkelingen
. Ze
kunnen in ieder geval terug getraceerd worden tot de gildestructuur van de
Middeleeuwen, die tijd die onder andere de grote kathedralen voortbracht. Het
Rijnland was ook een van de streken die een belangrijke rol speelde in de
opkomst van de moderne wetenschap
.
Het Rijnland heeft dus ook een centrale positie in de ontwikkeling van de
westerse beschaving, de beschaving die tot nu toe het ijkpunt is waar andere
maatschappelijke ontwikkelingen aan afgemeten worden.
Hier gaat het met de term "Rijnlandmodel" over hoe het met de maatschappij in de
benoemde streken, en liefst ook elders, verder moet, uitgaande van het zojuist
geschetste historische voorbeeld. Anders gezegd: op de vraag: hoe moeten we met
onze maatschappij verder, is het antwoord hier:op de manier en in de richting
waarop de beschaving in het Rijnland en omgeving is ontwikkeld.
Er zijn twee essentiële manieren waarop de Middeleeuwse ontwikkeling
voorafgaande aan de wetenschappelijke revolutie zich onderscheidt van andere
maatschappijen: een systeem waar niet afkomst maar functionele samenwerking
bepalend is, en binnen dat systeem wordt de hiërarchie niet bepaald door afkomst
of dergelijke zaken, maar door competentie: wie goed is in zijn vak wordt gezel,
en de beste wordt meester.
Beide zaken kunnen naadloos overgezet worden naar de huidige tijd als streven
voor verdere ontwikkeling - als streven voor de toekomst. Het
niet-laten-inrichten van de maatschappij door afkomst en soortgelijke vormen van
macht
valt
samen met het streven naar democratie, en de oude rol van competentie binnen de
gilden kan algemener geformuleerd worden als het streven naar meritocratie
.
Deze strevens lijken vanzelfsprekend, maar zijn dat totaal niet. De wens tot
democratie wordt ogenblikkelijk opgeschort zodra de onderste tweederde van de
bevolking zich een beetje conformeert naar de neigingen in de top om zich alleen
met haar eigenbelang bezig te houden, en meritocratie is iets dat zich steeds
meer lijkt te beperken tot goed kunnen kletsen
-
mensen die inhoudelijk werk verrichten staan bloot aan een dictatuur, soms zelfs
terreur, van allerlei soorten lieden die niets kunnen dan van achter bureaus
papiertjes schuiven en bevelen uitdelen in opdracht van de al eerder genoemde
eigenbelang-nastrevers in de top
.
De tegenstelling tussen een Angelsaksische en een Rijnlandse
maatschappij kan je dus vatten in de volgende kernpunten: een Angelsaksische
maatschappij is een dictatuur met financiers en directeuren aan de top wier
enige motief de hebzucht is, bestuurd door managers die bevelen uitdelen en
werken op basis van wantrouwen en geautomatiseerde controlesystemen, met als
enige drijfveren korte-termijn opbrengst en productievolume, en waarin materiële
welvaart centraal staat zonder oog voor klimaat, milieu en menselijk welzijn.
Een Rijnlandse maatschappij is een democratie geleid door deskundigen, bestuurd
door deskundigen gebaseerd op en met vertrouwen in de beroepsethiek van de
professional en andere uitvoerders, met het algemene vooruitgang en beschaving
als hoofddoel, en met oog voor klimaat, milieu, en het menselijke welzijn.
Indachtig de gezond-verstand waarheid, mede geformuleerd door Bertand Russell,
dat de mens het meest bevrediging ontleent aan een nuttige bijdrage aan de
maatschappij verricht door eigen arbeid van welke soort dan ook, betekent dit in
de Rijnlandse maatschappij de keuze dat bepaalde activiteiten niet door
hulpbron-intensieve technologie gedaan moeten worden, maar gereserveerd worden
voor menselijke arbeid -wat er kan gebeuren als je dit niet doet, is geschetst
hier
.
Op dit punt kunnen er mogelijkerwijs bezwaren komen over de haalbaarheid van een
dergelijk programma. Daarvoor is het voldoende te wijzen naar de recente
geschiedenis. Het Nederland in de jaren vanaf de oorlog tot ergens rond de jaren
zeventig was in redelijke mate een Rijnlandse maatschappij
, net als de omringende en de Scandinavische landen. Na die tijd is Nederland
het Angelsaksische pad opgegaan
, maar bijvoorbeeld in Duitsland zijn een aantal Rijnlandse ideeën nog steeds
redelijk gewoon
. Deze zaken kunnen dus terug veroverd worden in Nederland, en veelgehoorde
opmerkingen als "We kunnen toch niet terug naar ..." als het bijvoorbeeld gaat
over de slechte stand van het onderwijs, zijn geheel zonder substantie -
natuurlijk kan dat wel als je dat gezamenlijk wilt en als het beter is dan wat
we nu hebben. Op dit soort opmerkingen past weer een volstrekt afdoende
gezond-verstand antwoord: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Waarbij
die zaken die in de tussentijd wél tot verbetering hebben geleid, zoals
vrouwenemancipatie
, vanzelfsprekend behouden moeten blijven.
Het allereerste grotere doel waar je je specifieke maatregelen naar kan richten,
is dat van het sociale vertrouwen
, en het herstel daarvan. Dat sociale vertrouwen was de eerste decennia na de
oorlog heel groot, maar heeft daarna drie enorme klappen gekregen: de
zestiger-jaren revolutie van het individualisme, en wel de uitwassen daarvan
, en de tachtiger-jaren revolutie van het egoïsme - de start van de opkomst van
het neoliberalisme
. En dat in zowat al zijn aspecten. En ten derde, vanaf de zestiger jaren tot
nu, de massa-immigratie uit landen met low-trust maatschappijen
.
Het eerste doel voor Rijnlandse beleid is het herstel van het maatschappelijke
vertrouwen. Uit de psychologie en sociologie zijn daarvoor een aantal algemene
regels bekend. Een eerste is dat de meeste mensen gelukkiger zijn in een
kleinschalige dan in een grootschalige omgeving - de moderne trek richting
grote steden die in de huidige tijd valt waar te nemen is gebaseerd op
praktische overwegingen: er is daar makkelijker werk te vinden - ook in de grote
stad hebben mensen veruit het liefst een huis met een tuintje in een nette
omgeving
. Ten tweede, en daaraan, verbonden is de bevinding dat mensen gelukkiger zijn
naarmate ze meer controle hebben over hun omgeving
. Dat laatste geldt op alle terreinen, van het bestuur van het land, via dat van
hun werk, tot aan hun dagelijkse leven. Een contrair voorbeeld is wat er gebeurd
is in het onderwijs, waar de invoering van grootschaligheid heeft geleid tot het
verdwijnen van de conciërge die iedereen kent en mee kan praten, door
onpersoonlijke ordebewakers in uniform en wapendetectiepoortjes aan de ingang
. Ook rechtuit kan je afleiden dat meer controle op zich weer tot meer
vertrouwen
leidt - en er is geen enkele reden om te veronderstellen dat deze relatie niet
geldt voor het grootste deel van de maatschappij
.
Deze algemene regels kunnen toegepast worden voor het vormgeven van de
specifieke uitvoeringsmaatregelen die genomen worden door politiek en bestuur.
De tweede grote factor voor het herstel van de Rijnlandse maatschappij is dat
van meritocratie dat wil zeggen dat van arbeid en functie naar capaciteiten
. Wat uitgebreider: het recht van iedereen op werk dat zo goed mogelijk bij zijn
capaciteiten aansluit, dat voor iedere aparte functie, degene die de meeste
capaciteiten voor die functie heeft, het meeste recht heeft op die functie, met
voorbijgaan van alle andere belangen, en deze functie zal krijgen als ook de
volgende factoren zijn meegewogen: het belang van de functie en het verschil in
capaciteiten. De eerste factor is een weerslag van het ervaringsfeit dat hoe
belangrijker een functie, des te belangrijker dat hij zo goed mogelijk vervuld
wordt (een goede legeraanvoerder is belangrijker dan een goede soldaat), en de
tweede dat ervaring ook een factor is (als het verschil in capaciteiten klein
is, is vervanging van de functionaris een verlies aan ervaring).
Dit is sterk afwijkend van bijna alle oudere en de meeste
huidige methodes om dit soort zaken af te handelen. Vrijwel alle oudere methodes
waren gebaseerd op familiebanden of fysieke macht. In de moderne westerse
maatschappij zijn er twee nieuwe factoren die meritocratie verhinderen: de macht
van de alfa's via de sterk overdreven waarde gehecht aan woordgebruik boven
inhoudelijke capaciteiten
, en
vooral in de hogere regionen van de maatschappij, het netwerk model, oftewel
vriendjespolitiek of nepocratie of amigocratie
.
Dit lijkt sterk op het familiemodel, met slechts een uitbreiding van de kring
tot familie en relaties - voor een flink deel nog samenvallend ook.
Deze afwijkingen van de meritocratie zijn zo sterk, dat er in feite is er maar
een enkel terrein waarop het consequent wordt gehanteerd, en dat is in de
wetenschap: de zoon van een regeringsleider heeft een oneindig veel betere kans
om regeringsleider te worden dan de zoon van een professor in de sterrenkunde om
ook professor in de sterrenkunde te worden.
Het spreekt voor zich dat iedere stap op weg naar uitbreiding van de
meritocratie op grote tegenstand zal stuiten - namelijk van de huidige bezitters
van vooral hoge posten. Dat wil zeggen dat beleid op dit punt zal moeten worden
afgedwongen door middel van wet- en regelgeving. Te denken valt, als suggestie,
aan een regel dat iedereen die kan aantonen op grond van capaciteiten meer recht
te hebben op een bepaalde functie dan de huidige bezetter ervan, dit recht kan
uitoefenen, middels daarvoor geëigende procedures, die ook rekening houden met
zaken als continuïteit. Overigens is het daarbij ook gewenst dat er meer
controlemogelijkheden komen op het op onterechte wijze uitoefen van macht
voortvloeiende van op die manier verkregen functies, om de mogelijkheden van
misbruik in te perken, maar vooral de valkuil van te sterke competitie
voorkomen, zoals nu al gebeurt op de elite-universiteiten in de meer
Angelsaksische landen met hun veel grote inkomens- en machtsverschillen.
Het leidt weinig twijfel dat de stappen richting meer meritocratie cruciaal zijn
voor verdere vooruitgang van maatschappij en beschaving. Dat betekent dat ze ook
moeten gelden op die plaats waar een belangrijk deel van de maatschappij wordt
gevormd: school en overige opleiding. Het Rijnlands beleid is dat iedereen heeft
recht op de scholing die past bij zijn capaciteiten; dit wordt verder uitgewerkt
in Rijnlands onderwijsbeleid
, maar een korte omschrijving ervan is het pre-mammoetwet model.
Ook dit beleid wijkt vrij sterk af van huidige trends, die
uitgaan van gelijkheidsdenken en blind-efficiency denken. Het
gelijkheidsdenken probeert iedereen zoveel mogelijk gelijk onderwijs te geven,
en is afkomstig uit linkse hoek. De duidelijkste recente vorm (moment van
schrijven december 2005) is het voorstel van PvdA-leider Wouter Bos, om HBO en
universiteit te fuseren - of in wat populairdere termen: een universitair
diploma voor iedereen.
Het blind-efficiency denken is afkomstig van politiek
rechts, wat ervan uitgaat dat onderwijs er alleen is om zo veel mogelijk
geslaagden af te leveren. Dit gaat in tegen het feit dat de kwalitatieve
eindnormen van onderwijs vaststaan, en dat als mensen die normen niet halen, ze
geen bijpassend diploma mogen krijgen. Blind-efficiency leidt tot
verlaging van normen, zoals de laatste drie decennia duidelijk waar te nemen
valt.
De Rijnlandse vorm van onderwijs zal duurder zijn dan de
huidige vormen die steeds meer op Angelsaksische leest worden geschoeid. De
extra uitgaven zijn verantwoord, omdat investeringen in het onderwijs tot de
meest renderende investeringen behoren
.
Nog wat meer concrete punten. Wat betreft de economie gaat het Rijnlandmodel
voor wat betreft de inkomensverdeling ervan uit dat die verschillen gebaseerd
zijn op verschillen in arbeidsprestatie, het principe van loon-naar-werken
. Het is volkomen duidelijk dat die inkomensverschillen (zeer) veel kleiner dan
de huidige verschillen in beloning.
Naast dit beginsel, zal een Rijnlands beleid proberen deze
inkomensverschillen zo veel mogelijk te verkleinen. De argumenten daarvoor zijn
dat het nastreven van materieel gewin een houding is die zeer verleidelijk is,
maar die mensen weinig geluk verschaft
, dat het vervullen van top- en leidersfuncties op zich al een beloning is, en
dat allerlei maatschappelijk zeer onwenselijke zaken direct verbonden zijn met
hoge inkomensverschillen, zoals criminaliteit, ondermijning van de solidariteit,
maatschappelijke scheiding (omheinde wijken), en het verval van
gemeenschappelijke voorzieningen
.
Daarnaast is er een algemene regel dat systemen met meer
geleidelijke overgangen beter functioneren als die met meer abrupte overgangen,
zoals het verschil in beloning tussen werkenden en leiding nu zeker is. Die
voorbeelden stammen onder andere uit de wetenschap en techniek: geleidelijke
stroming is efficiënt, grote verschillen in stroming leiden tot turbulentie en
minder efficiënte stroming, bij vloeistof in pijpleidingen en bij auto's op de
snelweg. Maar ook is dit geconstateerd voor de economieën van arme landen, en
tussen de landen onderling
. Het is dus uiterst aannemelijk dat het ook economieën van de ontwikkelde
landen geldt.
Naast onderscheidende doelstellingen en maatregelen, kent het Rijnlandmodel ook
eigen methodes om die doelstellingen uit te voeren. Het eerste en meest algemene
gereedschap is dat gebaseerd op de houding van het rationele vertrouwen
. Het hebben van vertrouwen betekent dat het uitgangspunt bij het ontwerpen van
concrete regels is dat de burger zal meewerken aan die regels, omdat die regels
in het belang van de meeste mensen zijn. De term "rationeel" is toegevoegd omdat
dit vertrouwen wordt aangepast aan het handelen ven de betreffende burgers, dat
wil zeggen relatief is aan dat handelen. Schendt een burger het vertrouwen, dan
wordt die burger daar passend op aangesproken - een vorm van vertrouwen
die verder gaat dan waar de burger (stelselmatig) meewerkt, leidt tot misbruik
en ondergraaft zichzelf - zoals de gevallen de WAO en de immigratie hebben laten
zien. Is de passende vorm en periode van correctie achter de rug, dan
treedt het systeem van vertrouwen weer in werking. De algemene beschrijving van
dit model, bekend als
tit-for-tat, staat hier
, praktische voorbeelden staan hier
.
Dit voor zover de algemene uitgangspunten en regels van het Rijnlandmodel. De
meeste ervan zijn gezond verstand en bekend genoeg, en het overgrote deel der
burgers zou van de invoering van het Rijnlandmodel profiteren. Men zou dus
kunnen denken dat niets die invoering in de weg staat. De werkelijkheid is dat
in de huidige westerse maatschappij het Rijnlandmodel steeds meer naar de
achtergrond worden gedrongen, door de steeds sterkere invloed van het
Angelsaksische model. Dit model heeft een enkele basiswaarde die men in positief
daglicht probeert te stellen met termen als "participatie" of "zelfredzaamheid",
maar in feite "het recht van de sterkste" is
. De groep van haar meest fervente aanhangers valt, begrijpelijkerwijs,
grotendeels samen met de eerder genoemde groep van mensen die ten onrechte
posities van macht bekleden, of hun machtspositie misbruiken. (Nota bene, op
zich is er niets tegen zelfredzaamheid, het gaat hier om waarvoor de term
gebruikt wordt; in het Rijnlandmodel is zelfredzaamheid een automatisch gevolg
).
Om een maatschappij op grond van het Rijnlandse model te kunnen opbouwen zijn
dus twee zaken nodig: voldoende mensen moeten bereid zijn om de onevenwichtige
welvaartverdeling en welvaartsgroei van het Angelsaksische model te vervangen
door de evenwichtige verdeling en matige groei van het Rijnlandmodel, en
voldoende mensen moeten bereid zijn om de huidige bezetters van de topposities
van de maatschappij mee te veranderen, of uit hun posities te verwijderen. Het
eerste blijkt in groeiende mate aanwezig
. Het tweede is voornamelijk een kwestie van de hoger opgeleiden en de
intellectuele elite. Er is altijd een aantal geweest, zij het een beperkt
aantal, die afzonderlijke elementen van het Rijnlandse model herkennen en
waarderen, zie hier
. Maar wat ontbrak is voldoende lef en/of overzicht om te beseffen dat deze
aparte zaken niet ingevoerd konden worden zonder een grotere systeemwijziging,
met, noodzakelijk, daarbij een mentaliteitswijziging. Een verandering weg van
rechts cynisme en links ideologisme naar een praktisch rationalisme. De
kredietcrisis van 2008-2009 heeft daar in ieder geval een aanzet toe gegeven
.
Alle genoemde zaken aangaande het Rijnlandse model, en nog veel meer, worden op
deze website verder uitgewerkt. Het eerstvolgende is het aspect van normen en
waarden, zie hier
, maar men kan ook direct naar het onderwijsbeleid
,
of naar dit artikel plus de bijbehorende navigatiepagina
en de
volgende pagina zelf kiezen.
Voor de Angelsaksische visie, zie hier
,
en een vergelijking tussen Rijnlandmodel en Angelsaksisch model vanaf hier
, en het eerste artikel over de historie hier
.
De wenselijkheid van een vorm van Rijnlandmodel zijn tot nu toe geformuleerd op
grond van sociale en morele overwegingen. Er is ook een praktische. Iedereen die
de globale trends een beetje volgt, weet dat het huidige economische systeem
alleen al op grond van de eindigheid van alle grondstoffen op den duur
onhoudbaar is, en iets dat waarschijnlijk zelfs op dit moment. al geldt. Een
andere vorm van economie, een systeem dat hiermee rekening houdt, zal in
algemene termen geformuleerd, altijd zeer veel meer op het Rijnlandse systeem
lijken dan het huidige
.
Hetgeen nog duidelijker wordt als je dit in meer specifieke termen gaat invullen
.
Toch is het niet waarschijnlijk dat deze noodzakelijke veranderingen vrijwillig
zullen gebeuren. Daarvoor zijn de bestaande machtsverhoudingen te vastgeroest,
en verandering van dit soort dingen is sowieso zeldzaam. Al was het maar omdat
een noodzakelijke voorwaarde is dat er op grotere schaal een verandering in
mentaliteit nodig is
.
Het is dus een reële optie dat voorafgaande aan de noodzakelijke veranderingen,
eerst een aanzienlijke tot grote ramp moet plaatsvinden - de meest
waarschijnlijke optie daarvoor is een klimaatramp
. Om de gevolgen daarvan zo klein mogelijk te houden, en de opkomst van een
nieuwe mensheid te bevorderen, zijn er een aantal dingen die nu al gedaan kunnen
worden, al is het dus maar op kleine schaal - dit is uitgewerkt in het
Globale Rijnlandmodel
.
Naar site home
.
|