Bronnen bij Nabije toekomst: geologisch verleden
|
Als toelichting bij Nabije toekomst
, onderstaand een samenvatting van een paar pagina's van
Bert's Geschiedenissite (nu off line). Een wat getrouwere versie staat
hier
. |
In beelden weergegeven is het klimaat dat heerste gedurende een kleine
honderd miljoen jaar, dat kortweg te beschrijven is al een extreem
broeikasklimaat, met een atmosfeer vol koolstofdioxide. Dit klimaat was
nodig om de ons bekende fossiele brandstoffen te kweken in de vorm van
overvloedig plantaardig en dierlijk leven.
Een groot deel van de huidige mensheid denkt dat ze deze opgeslagen
koolstofdioxide in een paar honderd jaar weer terug in de atmosfeer kan
blazen, zonder dat dat gevolgen heeft voor het klimaat. |
|
Carboon (363 -
290 miljoen jaar geleden) |
Het tijdvak 350 - 280 miljoen jaar geleden wordt Carboon
genoemd. De naam van dit vijfde tijdvak van het Paleozoïcum, is
afgeleid van het Latijnse woord voorsteenkool: carboniferous.
Steenkool is ontstaan uit de dikke lagen veen die tijdens de laatste 33
miljoen jaar van het Carboon gevormd zijn. Deze veenlagen ontstonden in
de uitgestrekte tropische moerassen in de rivierdelta's, kustvlakten en
moerassige bergdalen.
De steenkoolafzettingen komen voor door heel noordelijk Europa, Azië en
het midwesten en oosten van Noord-Amerika. Deze lagen zijn soms elf tot
twaalf meter dik. De naam Carboon wordt door de gehele wereld gebruikt
om deze periode te beschrijven, alhoewel deze in Noord-Amerika is
onderverdeeld in het Mississippian (Vroeg Carboon) en Pensylvanian (Laat
Carboon). De grens tussen het Vroeg en Laat is lager dan die van het
Mississippian en het Pensylvanian in Noord-Amerika.
|
|
Het Carboon kende aanvankelijk een warme
periode. Overal op Aarde heerste een tropisch, broeierig klimaat, wat de
vegetatie zeer ten goede kwam. Zelfs in de Poolstreken ontstonden
uitgestrekte bossen De oorzaak van dit tropische klimaat was zeer
waarschijnlijk gelegen in het feit dat de dampkring een zeer hoog koolzuur
bevatte. Koolzuur bezit namelijk de eigenschap, evenals het glas van een
broeikas, de zonnewarmte gevangen te houden. Het hoge gehalte van koolzuur
en waterdamp in de lucht en daarnaast het warme klimaat waren de oorzaak
voor de snelle groei van reusachtige varens die door de voortplanting van
hun sporen uitgestrekte bossen vormden.
Later vond er een sterke afkoeling plaats, waardoor de ijskap op de
Zuidpool groeide en de zeespiegel verder en verder zakte. Tegen het eind
van het Carboon waren alle oceanen die bij het uiteenvallen van het
continent Pannotia in het Cambrium waren ontstaan, verdwenen. |
Rond het eind van het Carboon was de uitgestrekte
Centrale Pangeaanse Bergrug gevormd, samen met een hoogvlakte. Door
deze bergrug werden de vochtige equatoriale winden tegengehouden
waardoor het klimaat droger en droger werd. Rond de Evenaar - waar het
klimaat warm en vochtig was, ontstonden uitgestrekte moerassen.
Seizoenen bestonden niet omdat de enorme Panthalassic Oceaan het
grootste deel van de Aarde bedekte en daarmee de temperatuur grotendeels
regelde. Door de lage zeespiegel stonden grote delen van het land met
elkaar in verbinding, waardoor de flora en fauna zich konden
verspreiden. Er ontstond een enorme variëteit aan leven. Bossen bedekten
grote delen en moerassen waren talrijk.
|
Rechts: Bomen en Planten in het Carboon. Op de
moerassige bodem moeten talloze diersoorten hebben geleefd,
zoals schorpioenen, spinnen, duizendpoten,
sprinkhanen, krekels, kakkerlakken en slakken.
|
|
|
|
|
Boven: Carboon (bron:
Natuurhistorisch Museum Maastricht) |
De insecten veroverden ook het luchtruim. In de lucht verschenen Libellen,
Waterjuffers en talrijke andere insecten. Vooral in barnsteen, wat niets
anders is dan de versteende hars van bomen, zijn veel insecten en afdrukken
van voorhistorische dieren bewaard gebleven.
|
Rechts: De Meganeuropteris, de Reuzenlibelle,
behoorde tot de grote insecten die ontstonden tijdens het
Carboon. |
|
|
Aan land vertoonden zich ook steeds meer
Amfibieën, want door de enorme bebossing werd de lucht steeds beter
voor longademhaling geschikt. Het aantal soorten nam sterk toe en uit de
Labyrinthodontia (Stegocephalia), die behoren tot de oudste amfibieën,
ontwikkelden zich de voorouders van de reptielen: de Cotylosauria of
Stamreptielen en de Synapsiden, de verre voorouders van de latere
zoogdieren. |
|
|