Bronnen bij Innovatie, bèta tekort: het geval Shell

Het geval Shell is een uitnemend voorbeeld van de waarde van de bèta versus die van de alfa-werknemer - of de ingenieur versus de manager. Ergens in de jaren tachtig en verder is het accent steeds meer bij de manager gaan liggen. Shell laat zien wat het resultaat is: de neergang van het bedrijf want managers voegen niets toe: (de Volkskrant, 19-01-2005):
  Shell zoekt extra olie-ingenieurs

Shell is naarstig op zoek naar nieuwe olie-ingenieurs. De komende vier maanden heeft het Nederlands-Britse oliebedrijf plaats voor 170 ingenieurs. Volgens Shell zijn de nieuwe werknemers mede nodig vanwege de extra investeringen in de winning van olie en gas.

Shell kwam in 2004 in grote problemen door het afboeken van delen van zijn olie- en gasreserves. De affaire was deels te wijten aan het verlies van technologische kennis bij het bedrijf. Bij het laboratorium in Rijswijk en ook op het kenniscentrum in het Amerikaanse Houston zijn sinds midden jaren negentig vele banen verloren gegaan.
    Door teloorgang van technische kennis is Shell slechter gaan presteren bij de zoektocht naar olie. ...
    Shell heeft inmiddels zijn investeringen in de winning van olie en gas opgevoerd. ...
    Voor deze proefboringen zijn extra ingenieurs met kennis van oliewinning nodig. ...
    De zoektocht naar nieuwe olie-ingenieurs kan de komende tijd zelfs verder oplopen tot duizend nieuwe medewerkers, zo blijkt volgens de Financial Times uit een interne nieuwsbrief.
    Het personeel zal door Shell wereldwijd worden gezocht. Een deel van het personeel zal op het Shelllab in Rijswijk komen te werken. Een deel van het personeel wordt bij universiteiten vandaan gehaald, een ander deel van het personeel moet bij andere werkgevers worden weggekocht.
    Volgens kenners zijn oliedeskundigen schaars. Aan de Technische Universiteit Delft ronden jaarlijks dertig studenten hun opleiding tot petroleumingenieur af. Veel van deze studenten krijgen een baan bij Shell. Ruim de helft van zijn ingenieurs haalt Shell uit het buitenland.

Shell heeft in de tussentijd nooit moeite gehad om managers te vinden. Shell bemerkt nu dat het aannemen van managers geen meerwaarde aan het bedrijf geeft. Shell merkt dit, omdat het een objectief meetbaar economisch goed produceert: olie. Die olie moet geproduceerd worden door ingenieurs, technici, en arbeiders. De extra bijdrage die managers daaraan kunnen leveren als er een goed werkend systeem bestaat, is nihil. Wil je meer olie ontdekken heb je niet door managers te ontwikkelen nieuwe targets nodig, maar heb je meer ingenieurs, technici en arbeiders nodig. Shell was in de problemen, omdat het ten prooi was gevallen aan het Angelsaksische management en haar cultuur, bestaande uit het concentreren op targets formulerende managers. Meestal zijn die targets dan ook nog van het financiële soort. Het leidt weinig twijfel dat de ontslagen bij de Shell laboratoria gedaan zijn door deze managers.
    Wat voor Shell geldt, geldt voor alle bedrijven als ze iets zinvols produceren, zelfs als dat zinvolle zaken als beleid betreft. ook daar zijn er mensen die het beleid maken, en managers die dat proces begeleiden, met precies dezelfde misstanden. Bij bedrijven en instellingen die minder goed meetbare zaken produceren als Shell spelen precies dezelfde problemen, alleen zijn ze daar minder goed meetbaar.
    Het is dus volkomen duidelijk dat als men de prestaties van bedrijven en instellingen wil verbeteren, men in de meeste gevallen kan volstaan met het ontslaan van alle managers, en het eventueel opnieuw invullen van een beperkt aantal management functies bij gebleken noodzaak, dat wil zeggen gebleken behoefte van het producerende personeel aan dit soort ondersteuning.


Naar Managen en vakkennis, foute managers  , Innovatie  , of naar site home  .