Formalisme: stromen, sociologisch
Na
het geven van voorbeelden van stroming en de beschrijving ervan in de
natuurkunde
, volgt nu de toepassing hiervan op de sociologie.
Het natuurkundige
voorbeeld dat zich het beste leende voor formalisering, was dat van
elektriciteit. Het gevonden resultaat was de wet van Ohm:
\[ I ~ = ~ { { \Delta V } \over R } \]
|
Waarin de "drijvende kracht" wordt afgemeten aan een "tegenwerkende
kracht". De drijvende kracht werd afgeleid van de natuurkundige toestand
genaamd "elektrische potentiaal", en de tegenwerkende kracht bleek het gezamenlijke gedrag van grote
hoeveelheid elektronen die onder invloed van de drijvende kracht weerstand botsten
met de atomen waartussen de elektronen bewegen.
Het sociologische analogon van elektrische stroom, beweging van een massa
elektronen, is de beweging van een massa mensen - een mensenstroom. De meest
opvallende vorm daarvan is "migratie". De bij migratie betrokken aantallen voor de relevante gevallen zijn
duizenden en hoger, daarmee voldoend aan de voorwaarde voor "veel bewegers"
- en het is een gebeuren dat plaatsvindt met deze aantallen over langere
tijd. Ook zijn de aantallen klein ten opzichte van de "voorraden", de aantallen in
gebied van afkomst en aankomst, die dus min of meer
stabiel blijven. Oftewel: migratie is een echte "stroom" tussen twee quasi-stationaire toestanden - aan te duiden als \(
I_m \) .
Ten tweede is er een "weerstand": de "reisweerstand". En daarbij zijn er net als
in de natuurkunde dramatisch verschillende materialen: tegenover het tweetal "metaal" of
"isolator" staat het tweetal "land" of "oceaan". Met zelfs
iets dat overeenkomt met
"halfgeleider" in de vorm van de "Middellandse Zee" - dat wil zeggen: het is moeilijk
deze over te steken, maar je hebt geen zeeschip nodig. Er is een groepje nodig
om een bootje voor de oversteek te bouwen of organiseren maar geen grote groep als bij een
zeeschip. Deze reisweerstand wordt aangeduid met \( R_r \) .
En als derde in de formule is er dus een drijvende kracht nodig - iets overeenkomend met
"hoogteverschil" of "spanningsverschil". De
aanwijzingen voor wat dit is kunnen gevonden worden door te kijken naar
gebieden waartussen grote migratiestromen bestaan, en uit te zoeken welke
sociologische factoren verschillen vertonen welke overeenkomen met deze
stromen.
De keuze voor de migratiestromen zijn de meer recente, omdat van
recente tijden ook makkelijker de relevante factoren gevonden kunnen worden.
De grootste en langdurigste migratiestromen van de laatste decennia zijn die
tussen Zuid-Amerika en Noord-Amerika, en tussen Afrika en Europa en het
Midden-Oosten en Europa.
Dan moet bepaald worden welke factoren
verschillen hebben die overeenkomen met deze stromen. Dat vereist in
principe een systematische aanpak: maak een lijst van alle sociologische
factoren, verzamel cijfers voor die factoren van over de hele wereld, en
zoek uit of de globale verschillen overeenkomen met de genoemde globale
migratiepatronen.
Een flink deel van de sociologische factoren zijn
al verzameld in Sociologische krachten
.
Dat zijn er ongeveer twee dozijn, dus dat zou leiden tot een grote
hoeveelheid werk. Vooruitlopend op een meer complete analyse blijkt bij een
eerste blik op binnen en buiten Europa bestaande cultuurverschillen
dat voor een groot aantal van
deze factoren de trends grotendeels samenvallen.
Als representanten
voor het gebruik bij migratie worden er twee gekozen van de
uiteinden van het spectrum: de eerste staande aan de kant van het
individuele en psychologische: de voortplantingfactor oftewel sociologisch:
de bevolkingsgroei. En de tweede slaande op de materiële resultaten van alle
gezamenlijke sociale inspanningen: het bruto binnenlands product of bbp - in
het Engels: gross domestic product of gdp. Ter goede vergelijking
afgemeten aan het aantal inwoners, dus per persoon.
Hier de
gegevens uit de werkelijkheid, met als eerste de cijfers voor de
bevolkingsgroei over de hele wereld
(monochroom gemaakt):
De niveauverschillen komen volkomen overeen met de genoemde migratiepatronen.
De tweede factor: het bruto binnenlands product
:
Ook hier komen de niveaus volkomen overeen met de genoemde migratiepatronen,
zie de legenda. Een overeenkomstige lijst met de getallen staat hier
.
Dit zijn twee basale sociologische factoren die vrijwel precies
overeenkomen met elkaar en met het waargenomen migratiepatroon. Je mag dus als
eerste werkhypothese aannemen dat mede deze twee factoren de migratie
"drijven". De migratie "potentiaal".
De vraag is dan nog hoe je die
"migratiepotentiaal" aanduidt. Dat is al aangegeven: de
sociaal-culturele factoren hangen sterk samen, en de gekozen twee bevinden zich
aan het uiteinde van dit spectrum. Zolang een analyse van deze factoren
ontbreekt, is een overkoepelende, algemene, aanduiding voldoende, en de voor de hand liggende
optie is "sociaal-cultureel niveau", af te korten tot "cultuur". Oftewel: deze migratiestroom wordt bepaald door verschil
in cultuur - voorlopig maar even aangeduid met de eerste letter: \( \Delta C \)
.
Over deze naamgeving kan een ideeënstrijd ontstaan, want de meeste sociologen en de
politiek-correcte elite ontkennen het bestaan van verschillen in cultuur. Maar
wetenschappers weten dat het is waar de menselijke evolutie om draait en
hier wordt natuurlijk de wetenschappelijke aanname gevolgd (door de
tegenstanders aangeduid met "sociaal darwinisme"
).
Nu zijn
ook alle grootheden voor de "wet van migratiestroom" overeenkomende met de wet van Ohm
bekend en kan deze herschreven worden tot:
\[ I_m ~ = ~ { \Delta C \over R_r } \]
|
Dat wil zeggen: dit is de simpele basisregel.
Daaraan kunnen zaken
toegevoegd worden, zoals bijvoorbeeld een constante stroom die er altijd is
onafhankelijk van een cultuurverschil:
\[ I_m ~ = ~ I_0 ~ + ~ { \Delta C \over R_r } \]
|
Die "nulstroom" zijnde die van diplomaten, kunstenaars, en, naar sommige
bestemmingen: rijken. Dat laatste bijvoorbeeld als je het hebt over het
Caribische gebied: de gewone migratiestroom is de cultuurafhankelijke versie
van arme Jamaïcanen en dergelijke naar voornamelijk Engeland, en er is een kleine
constante stroom van rijken naar het Caribische gebied, bijvoorbeeld de Kaaiman Eilanden.
Dit is dus de
veronderstelde algemene formulering wet die de migratiestroom "regelt".
Zo'n combinatie van een aantal waarnemingen in combinatie met theorie
moet je vervolgens testen. De natuurkunde doet dat door experimenten in te richten.
In de sociologie is dat niet mogelijk omdat je de huidige sociologische
omstandigheden, altijd massagebeurens, moeilijk kan veranderen. Maar daar staat
tegenover dat in die enorme massa zeer vele processen min-of-meer langs elkaar
spelen. En de natuur daar veel variaties in heeft aangebracht. Dus wat de
natuurkunde een "experiment" noemt, heeft de natuur veelal al gedaan middels
diversiteit in sociale evolutie.
Dus het sociologische analogon van het natuurkundige
"experiment" is het zoeken van een situatie waarin een proces speelt dat slaat
op je ontwikkelde theorie, maar met andere waardes en/of parameters.
In dit geval: wat andere
voorbeelden van migratie - eerst slaande op de factor "reisweerstand"
Eerst de historische gevallen. Al die gevallen bevestigen: de laagste
migratieweerstand is die van "over land". Het Amerikaanse continent is
gekoloniseerd door de moderne mens vanuit één enkele landbrug: die over de
Beringstraat, waarna de groepen van noord naar zuid zijn gemigreerd (bewijs: het
voorkomen van bloedgroep B, al geformuleerd in 1932 door J.B.S. Haldane
in The Inequality of Man, hoofdstuk: Prehistory in the light of
genetics). Uitzondering is de migratie van de Polynesiërs
over de eilanden van de Stille Oceaan.
Ook de hedendaagse voorbeelden bevestigen deze regel: migratie naar Amerika is
veel moeilijker dan bijvoorbeeld binnen Europa, behalve voor Mexicanen, want die
hebben een "landbrug", en die Mexicanen zorgen ook voor de grootste
migratiestroom.
En het geval van Europa is een typisch tussengeval: er zijn wel landbruggen maar die
zijn vrij lastig begaanbaar (daar zit bijvoorbeeld de Balkan, een
berggebied, tussen), en één van de afscheidingswateren is de Middellandse Zee,
en die is weer voor een "Zee" redelijk makkelijk begaanbaar. De migratiestromen
naar Europa zijn dan ook sterk wisselend naar omstandigheden - net als de
stroom in een halfgeleider wisselt deze sterk naar omstandigheden (bij de
halfgeleider, aanleiding voor
haar gebruik als "versterker").
Net als voor de natuurkundige
elektrische weerstand kan de sociologische reisweerstand herleid worden tot
"micrcoscopische" oftewel onderliggende processen. Bij de natuurkunde zijn
dat de barrières die een elektron ondervindt bij zijn pad door het metaal.
Bij de menselijke reisweerstand is dat de hoeveelheid geld die het kost per
te reizen kilometer, en die hoeveelheid geld moet weer herleid worden tot
het ervoor benodigde aantal uren werk: als een reis je meer kost dan, zeg,
een half leven werk, is die reis (gewoonlijk) niet de moeite waard.
Dan de aandrijvende factor.
Ook hier geeft het geval van Europa de duidelijkste en meest diverse
voorbeelden - en weer het best voor
moderne tijden omdat de betrokken sociologische factoren het makkelijkst te
bepalen zijn.
Er is een deelstroom die voor het overgrote deel bepaald
wordt door verschillen in welvaart - de economische verschillen. Daarvoor geldt
dus de economische benadering, te noteren als:
\[ C_E ~ = ~ c \, { E \over N } \]
|
Met \( E \) de totale waarde van de economie en N het
aantal inwoners en tezamen is dat dus weer het bbp. En \( c \) een factor ergens
in de buurt van tussen 0,5 en 2 waarin dus onder andere de mate zit waarin
de migratie economisch bepaald is .
Een voorbeeld: toen binnen Europa de Schengen-grenzen opengingen, kwam er
een stroom op gang van landen met het laagste bbp, die van Oost-Europa, naar die met de hoogste: de Noordwest-Europese.
Merk dus hier een (toevallige) overeenkomst op met het natuurkundige geval
van stroom: de (overgrote) meerderheid der bewegers beweegt van laag naar
hoog (de negatieve elektronen bewegen naar de hoger gelegen "positieve pool"
van de batterij).
Binnen de economische migratie zijn er weer twee
subsoorten: de migratie met de bedoeling een bijdrage aan de welvaart te
gaan leveren aan het doelland, en die met de bedoeling welvaart te onttrekken
aan het doelland. Dit onderscheid wordt zeer zelden genoemd, maar in geval
van de Europese migratie is vermoedelijk een meerderheid van de negatieve
soort - zo is vrijwel alle
migratie die valt onder de kwalificatie "kettingmigratie" is van de
negatieve soort: de vervolgleden van de ketting kwamen naar aanleiding van
de verhalen over gratis huizen en uitkeringen van de eersten in de ketting.
In Nederland betreft het aantal "eersten" voor wat betreft Turken en
Marokkanen 75 duizend - het aantal kettingimmigranten een ruime 800 duizend.
De cijfers in buurlanden zullen niet veel anders liggen.
Ook binnen
de genoemde Schengen-migratie zijn beide groepen vertegenwoordigd: de
bijdragers zijn degenen die ongeschoolde arbeid doen in bijvoorbeeld de
tuinbouw, de onttrekkers is zijn de criminelen die in grote getale naar
Noordwest-Europa zijn getrokken
.
Wat qua drijvende kracht van migratiestroom geldt voor de welvaart, geldt ook voor vele andere factoren.
Een andere belangrijke is die van de veiligheid. Deze eerste twee factoren komen ook vaak in combinatie voor,
omdat de drijvende factoren: armoede en onveiligheid, in de vele vormen van
corruptie, onderdrukking, enzovoort tot en met burgeroorlog, ook vaak in
combinatie voorkomen.
Een stap verder terug: migratie als geval van stroming
oftewel verandering was een manier om iets te leren over de toestanden die de
maatschappij beschrijven. In feite is dat dus onderweg al gedaan: er is
gebleken dat de sociologie de natuurkunde volgt dat ook daar sprake is van
niveauverschillen. In de natuurkunde waren dat bijvoorbeeld die van
waterpeil en elektrische spanning. In de sociologie laat het verschijnsel
van migratie zien dat er onder andere niveauverschillen zijn in welvaart en
veiligheid.
En wat geldt voor de genoemde parameters, geldt ook voor
de hen overkoepelende. In de natuurkunde is dat "energie": je kan alle
voorbeelden tezamen benoemen als "stroming vindt plaats van hogere naar
lagere energie". De overeenkomstige sociologische grootheid is die van
"cultuur": de meeste migratie vindt plaats van lagere naar hogere cultuur
(met dus dezelfde omkering als bij elektriciteit).
En nog een stap
hoger: een conclusie uit dit artikel is dat het bestaan van migratiestroming
het bestaan van culturele niveauverschillen onderstreept. Een
bestaan gedicteerd door het proces van evolutie. Zonder culturele
niveauverschillen, zou de
evolutie op dit huidige punt stoppen.
Dit wat betreft het basale
model, dat ruwe ontwikkelingen schetst, met ruwe voorspellingen. Net als in
de natuurkunde gebruik je basale modellen om betere en meer gedetailleerde
modellen te maken, leidende tot betere en meer gedetailleerde
voorspellingen. Als aanzet worden hier een paar additionele factoren genoemd
die de sterkte van de migratiestroom bepalen: de reisprijs per kilometer per
persoon en idem per gezin, het spaarvermogen oftewel het inkomen minus de
kosten van levensonderhoud, het verschil in verwacht inkomen met dat op de
plek van bestemming, en dergelijke. Slechts uit het noemen van deze
economische factoren kan al een sociologische voorspelling of observatie
worden gedaan: migranten zijn niet de armsten want die kunnen het niet
betalen en niet de rijksten want voor hen heeft het geen zin. De gevolgen
van deze selectie zijn zichtbaar in het migratieland bij uitstek: Amerika.
Dit voor zover het proces van stroming. Het volgende is de eerste ruwe indeling in globale structuren .
Naar Psychosociohistorie, inleiding
,
of site home
·.
|