Houding top V, netwerken: Volkskrant-onderzoek
De Volkskrant heeft, bij een kennelijk gebrek aan overeenkomstige
wetenschappelijk gegevens, zelf een onderzoek naar het topnetwerk georganiseerd,
en gepubliceerd over een reeks artikelen. Ter inleiding de verantwoording bij de
losse artikelen:
|
De Volkskrant schetst in acht wekelijkse verhalen de
‘bestuurlijke elite’ van Nederland, vergezeld van een Top 200 . De lijst
rangschikt op basis van een netwerk-analyse de invloedrijkste bestuurders
onder bijna vierduizend Nederlanders die lid zijn van 950 raden, besturen,
commissies en directies in tal van sectoren. Voor de verhalen zijn dertig
prominenten geïnterviewd. Vierhonderd leden van de elite zijn door TNS Nipo
geënquêteerd (respons: 70 procent). Van deze groep werkt 45 procent in het
bedrijfsleven, 33 procent bij de overheid en 17 procent bij de
semi-overheid. De rest is actief in cultuur, onderwijs, wetenschap, zorg en
vakbeweging. (uitgebreide verzie hier )
Voor een overzicht, zie www.volkskrant.nl/macht |
|
Het beeld dat uit deze artikelen oprijst is vrijwel identiek aan dat
gepresenteerd op deze website, wat is gebaseerd op losse bronnen, ervaringen
van bekenden, en eigen waarneming. Onderstaand een paar saillante stukken uit
die artikelen die de overeenkomsten bevestigen:
De Volkskrant, 03-06-2006, door Wilco Dekker en Ben van Raaij
De babyboom op zijn top
Mannelijke babyboomers vormen de ruggengraat van de Nederlandse bestuurlijke
elite. Ze werden gelovig opgevoed, studeerden rechten of economie en
onderscheidden zich al vroeg van het gewone volk, in het corps. En doen dat nog
steeds in exclusieve eetclubjes.
Man, blank, religieus opgevoed, universitair afgestudeerd en corpslid, werkzaam
(geweest) bij bedrijfsleven of overheid, actief in tien bijbanen en geboren in
het babyboomjaar bij uitstek, 1946. Ziedaar de doorsnee vertegenwoordiger van de
bestuurlijke elite van Nederland, zoals die voortkomt uit de enquête die TNS
Nipo in opdracht van de Volkskrant hield onder vierhonderd invloedrijke
Nederlanders, van topondernemers tot wetenschappers en van senatoren tot
cultuurpausen. De enquête geeft voor het eerst in bijna veertig jaar – in 1972
verscheen als uitvloeisel van de zogeheten ‘200 van Mertens’ de studie Graven
naar macht – een beeld van de hedendaagse vaderlandse elite. Het profiel van de
‘bovenlaag’ laat zich lezen als een handleiding hoe de top te bereiken.
...
Studie
Een academische studie is onontbeerlijk om de top te halen: 84 procent
van de bestuurlijke elite is afgestudeerd, van wie 27 procent ook is
gepromoveerd. Nederland is een diplomaland: slechts 9 procent heeft nooit
gestudeerd. Carrièretechnisch zijn rechten (eenderde van de bestuurlijke elite)
en economie (ruim een kwart) de beste studies. Bijna de helft van de
respondenten die bij de overheid werkt, deed rechten, gevolgd door economie en
politicologie. Rechten blijkt ook een probaat middel om het glazen plafond te
doorbreken. Bijna de helft van de vrouwen in de bestuurlijke elite is jurist.
Voor de top van het bedrijfsleven is economie de geijkte studie, gevolgd door
rechten en bedrijfskunde. Elite-universiteiten kent Nederland niet echt.
Studeren deed de elite vooral in Amsterdam (ruim een kwart, VU en UvA), op enige
afstand gevolgd door Utrecht, Leiden, Groningen en Rotterdam. De top van het
bedrijfsleven studeerde ook relatief vaak in Delft.
‘Ik heb rechten gedaan in Leiden en achteraf bleek dat toonaangevend te zijn’,
zegt voormalig Akzo Nobel-topman Kees van Lede. ‘Zo waren Herman Tjeenk Willink
van de Raad van State en oud-minister Pieter Winsemius jaargenoten van me. ...
Corps
Het belang ervan wordt tegenwoordig vaak gerelativeerd, maar het corps of
de studentenvereniging is een prima opstap naar een elitepositie; althans in de
periode 1965 - 1975, toen het gros van de bestuurlijke elite afstudeerde. Ruim
tweederde is lid geweest van een studentenvereniging; bij de top van overheid en
bedrijfsleven zelfs driekwart, waarbij bijna viervijfde ook echt van het corps: ASC/ AVSV (Amsterdam), Minerva (Leiden), Vindicat (Groningen) en het Utrechts en
Delftsch Studentencorps worden het meest genoemd.
‘Het is ongelooflijk dat nog zo’n groot deel van deze elite van het corps komt’,
zegt socioloog Dronkers, die onderzoek deed naar studentenverenigingen. ‘Dat
bevestigt mijn stelling dat het onderscheid in Nederland niet tússen
universiteiten ligt, zoals in het buitenland, maar erbinnen: corps of niet.’
Vier op de tien respondenten zeggen in de enquête deze contacten van vroeger nog
geregeld te treffen. Ruim een vijfde zegt die contacten bovendien nog aan te
wenden in zijn huidige functies. ...
Volgens de Amsterdamse politicoloog Eelke Heemskerk, die promotie-onderzoek deed
naar de elite in het bedrijfsleven, neemt het belang van de corpora de laatste
tijd weer toe. ‘Het is weer oké om je te onderscheiden van het volk. ...
Netwerken
Niet op de golfbaan dus, maar in ‘eetclubjes’ of herenclubs treft de
elite elkaar: informele gezelschappen van toppers uit vooral het bedrijfsleven.
Het aantal commissariaten per persoon is ingeperkt is door de code-Tabaksblat,
waardoor ze elkaar minder frequent zien. Verder zijn toezichthouders en
aandeelhouders steeds actiever, en komen er steeds meer buitenlanders in de top
van het bedrijfsleven. Allemaal oorzaken van de groeiende behoefte bij de
vaderlandse corporate elite aan gelegenheden waar men ongestoord onder elkaar
kan zijn. Bijna de helft van de bestuurlijke elite is lid van een of meer van
deze informele clubjes, zo blijkt uit de enquête.
Er zijn er vele tientallen, variërend van eenvoudige kookbijeenkomsten van
vrinden tot oude, eerbiedwaardige genootschappen als de Pijp en de Schoorsteen.
Ze komen een paar keer per jaar bijeen in kasteeltjes, hotels of restaurants,
maar dan wel in chambres séparées. Toetreden kan alleen als je gevraagd wordt en
alle andere leden na een briefje hebben aangegeven geen bezwaar te hebben – zo
blijven de insiders onder elkaar.
Die insiders bezweren zelf dat het vooral onschuldige gezelschappen zijn. ‘Bij
die herenclubjes – hoewel, er zitten tegenwoordig ook dames in – wordt er veel
gegeten, gedronken en gepraat’, zegt oud-CDA-senator Willem Stevens. ‘Er is
altijd een goede spreker, gevolgd door een discussie. De kosten worden
omgeslagen, en dan gaan we weer naar huis.’
Maar zo simpel is het niet, zegt de Amsterdamse politicoloog Eelke Heemskerk.
‘Wat er nog rest van het ‘old boys network’ speelt zich af in deze clubjes. Het
zijn consensus building factories: je kunt je ideeën afstemmen, de standpunten
aftasten. Je staat aan de top van het bedrijf en je wilt met gelijkgestemden
praten over pakweg het ontslagrecht. Dat kan niet even snel op een receptie.
Hiervoor heb je een lederen fauteuil nodig, een goede sigaar en een knapperend
haardvuur. Dat doe je dus in het informele circuit. Die clubs onttrekken zich
aan de waarneming, en dat willen ze graag zo houden.’
Dat blijkt ook uit de enquête. Van alle vragen aan de
vierhonderd invloedrijken kreeg die naar het lidmaatschap van eetclubjes de
hoogste non-respons: 11 procent wil er niets over zeggen. ...
Red.: Meer over de rol van de corpora hier
.
> Een historische analogie:
De Volkskrant, 10-06-2006, door Wilco Dekker en Ben van Raaij
De nieuwe pruikentijd
De Nederlandse bestuurlijke elite is een keurig gezelschap dat ook zonder
duistere complotten politieke invloed weet uit te oefenen. Het is wel een
gesloten, eenzijdig samengestelde en overwegend behoudende groep, verknocht aan
de poldercultuur. En in die zin geen kracht van maatschappelijke vernieuwing.
Nederland heet een transparant land. Buitenlanders weten beter. Wij vinden
onszelf tolerant, democratisch en egalitair. Maar we moeten niets hebben van
onruststokers als Ayaan Hirsi Ali, mogen ons staatshoofd, de premier noch de
regeringscoalitie kiezen én houden er achter de schermen wel degelijk een elite
op na.
Dat het Nederland bijna veertig jaar na de ‘tweehonderd van
Mertens’ nog altijd zo’n kleine bovenlaag kent, komt naar voren uit zeven
afleveringen Macht & Invloed in Nederland en uit de Top 200 van
invloedrijkste Nederlanders. Het is een elite, of liever een stelsel van
verknoopte deelelites, van hooguit duizend mensen. Zij zijn vooral achter de
schermen zonder veel democratische legitimatie actief in talloze raden, besturen
en adviescommissies en hebben zo (de mogelijkheid tot) invloed. ‘Holland’,
zeggen buitenlanders, ‘is a club, not a country’. ...
Tevredenheid
Blijkens de TNS Nipo-enquête ziet de meerderheid van de elite het probleem van
de ‘closed shop’ niet zo. Acht op de tien constateren met kennelijke
tevredenheid dat de elite voldoende openstaat voor nieuwe mensen, en zeven op de
tien vinden dat de elite genoeg open staat voor nieuwe ideeën.
Tegelijkertijd vinden acht op de tien, onder wie alle
vrouwelijke respondenten, de elite wel te wit en te veel een mannenbolwerk en
meent een meerderheid dat de elite onvoldoende ververst. ‘Dat zelfbeeld van
openheid klopt blijkbaar niet geheel met de realiteit’, concludeert de
Rotterdamse politicoloog Rinus van Schendelen.
Andere criteria dan louter kwaliteit bepalen de toegang tot
de elite, geeft 57 procent toe. Respondenten noemen coöptatie bij
bestuursfuncties, risicomijdend gedrag, gemakzucht en ‘het overbekende old
boys network’. ...
Poldermentaliteit
Wel is duidelijk dat de elite, gunstige uitzonderingen daargelaten, haar
netwerken graag benut om elkaar de bal toe te spelen, dat ze afwijkende
buitenstaanders weert, dat ze behoudend is en gevangen blijft in het pappen en
nathouden van een regenteske poldermentaliteit. En dat maakt de elite niet
bepaald tot een kracht van maatschappelijke vernieuwing.
Een historische parallel dringt zich op. In het tweede kwart
van de 18de eeuw, schrijft Jonathan Israel in The Rise and Fall of the Dutch
Republic, was de Republiek nog een welvarende handelsnatie. Maar haar
lucratieve wereldwijde handelssysteem brokkelde snel af door mercantilistisch
protectionisme en de opkomst van nieuwe concurrenten en economische sectoren.
Het behoudende regentendom koos de weg van de minste weerstand, en investeerde
het in de Gouden Eeuw opgebouwde kapitaal in de economieën van opkomende
rivalen. Voor de Republiek betekende dat stagnatie en verval.
Nederland lijkt in een nieuwe pruikentijd beland. Een rijk
land dat moet oppassen niet door de internationale concurrentie te worden
voorbijgestreefd. Met een behoudende bestuurlijke elite die, hoewel zij anders
dan in de 18de eeuw geen uitvoerende macht heeft, met haar invloed op de
politiek mede het gepolder in stand houdt dat slagvaardige hervormingen vaak in
de weg staat. Elk land krijgt de elite die het verdient.
Tussenstuk:
Nieuwelingen
Oud-Unilever-topman Morris Tabaksblat, bekend van zijn code voor goed
ondernemingsbestuur, wil dat bij Haagse adviescommissies beter op de
samenstelling wordt gelet. ‘Men kiest vaak een safe pair of hands: neem
Alexander (Rinnooy Kan), denkt men, dan krijg je altijd een goed advies. Maar we
moeten ook zorgen dat de diversiteit van de samenleving beter in zulke adviezen
tot uitdrukking komt.’
Hetzelfde geldt voor besturen en raden van toezicht in
sectoren als zorg of cultuur. ‘Er zijn profielschetsen, maar vaak kiest men toch
mensen die men kent. Vandaar steeds diezelfde 25 man uit het bedrijfsleven. ...
Red.: Let wat betreft de beoordeling van
het kwaliteitsniveau van de bestuurlijke elite op de volgende cijfers:
'Carrièretechnisch zijn rechten (eenderde van de bestuurlijke elite) en economie
(ruim een kwart) de beste studies. Bijna de helft van de respondenten die bij de
overheid werkt, deed rechten, gevolgd door economie en politicologie. Rechten
blijkt ook een probaat middel om het glazen plafond te doorbreken. Bijna de
helft van de vrouwen in de bestuurlijke elite is jurist.'
De rest van de bestuurlijke top en grootste groep bij de
economisch top heeft grotendeels economie gestudeerd.
En wie meer dan een enkel jaartje in de universitaire
gemeenschap heeft rondgelopen, weet dat de rechtenstudie daar de allerslechte
reputatie heeft - op grond van deze gegevens
. En
wie naar de daadwerkelijke output kijkt, ziet onmiddellijk dat economen op zijn
minst net zo slecht functioneren
.
Het beeld is nu volkomen duidelijk: de bestuurlijke en economische top vormt een
groot netwerk, dat in stand wordt gehouden middels al bestaande bindingen en
banden opgedaan tijdens studie, waarbij de studiekeuze bepaald wordt door de
mogelijkheid tot het leggen van die banden. De studies van voornamelijk rechten
en economie zijn dus essentieel is het topnetwerk, omdat ze een mogelijkheid
bieden het topnetwerk te onderhouden, onder de schijn van het kweken van
kwaliteit in algemene zin. Dat laatste is dus volkomen bezijden de waarheid, een
werkelijkheid redelijk bekend in de academische wereld, maar volkomen onbekend
daarbuiten.
In feite is zowel de bestuurlijke als bedrijf in het geheel niet goed voorbereid
voor het leiden van grote, hiërarchische organisaties, behalve in het opzicht
van het onderhouden van contacten, en aanverwante sociale vaardigheden. Het is
dan ook geen wonder dat zowel op het bestuurlijke als het bedrijfsmatige vlak er
een grote inertie en gebrek aan innovatiekracht valt te constateren, en wel
zodanig groot dat het zelfs binnen de top bij een enkeling aan het opvallen is
.
Het bedrijfsmatige aspect daaraan is het eerst opgevallen, leidende tot een
poging vanuit de top daar iets aan te doen, maar onder gebruik van dezelfde
middelen als men in die top gewend is, en dus volkomen ineffectief zijn
.
Hetzelfde geldt voor de bestuurlijk inrichting van Nederland, maar
de falens daarvan vallen minder op, omdat er geen directe geldbedragen aan
verbonden zijn. Maar het is deze onderliggende bestuurlijke zwakte van juristen
en economen die deel van de redenen zijn waardoor in Nederland er een groeiend
gevoel is van verval van de maatschappij, mede door de afbraak van allerlei
gemeenschappelijke maatschappelijke voorzieningen.
Deze discrepantie tussen capaciteiten en positie benadeelt de maatschappij op
nog een tweede manier: naast het slechte bestuur van de maatschappij, voorkomt
het dat mensen die wel de nodige capaciteiten hebben de hen toekomende posities
wel krijgen. Dat is in strijd met twee belangrijke uitgangspunten van een
democratische en rechtvaardige maatschappij: werk naar capaciteit en loon naar
werken.
Het topnetwerk heeft twee verdedigingsmechanismen tegen dit soort aanvallen op
hun positie: het eerste is de onbewuste aanname of bewuste suggestie dat ze hun
positie waard zijn, omdat ze deel uitmaken van het topnetwerk. In een enkel
woord heet dit aristocratie. Het is de moderne-tijdse vorm van monarchie: het
bezit van macht op grond van geslacht. De nieuwe vorm is natuurlijk even
ongeldig als de oude.
Het tweede verdedigingsmechanisme is geen eigen mechanisme,
maar een gebrek eraan: het gebrek aan besef van de schade of het nadeel
dat men de maatschappij in het algemeen en vele van haar individuele leden in
het bijzonder aandoet - de extreme vorm van dit verschijnsel heet psychopathie,
en het inmiddels onderzocht dat dit meer voorkomt naarmate men dichter bij de
top
.
Sommigen zullen dit harde worden vinden, en dat zijn het. Maar de geschiedenis
heeft uitvoerig bewezen dat dit soort gevestigde netwerken nooit uit zichzelf
afstand doet van hun macht. Door het benoemen als de schurken die het zijn -
witte-boorden schurken maar desalniettemin schurken - probeert de redactie bij te
dragen aan de bewustwording van deze processen, hopende om een residu van
eergevoel bij dit soort mensen. Of dat het
zal leiden tot een van die zeldzame historische processen: een nomenclatura die
op vreedzame wijze afstand doet van haar macht.
Naar Houding top V
, Sociologie lijst
, Sociologie overzicht
, of site
home
.
|