Islamdebat: vrijheid van meningsuiting versus belediging

11 jan.2007

Het debat over vrijheid van meningsuiting versus het recht om niet beledigd te worden wordt al gevoerd sinds de moord op Theo van Gogh. In de tijden direct na de moord was er een overwegende opinie dat de vrijheid van meningsuiting hier het hoogste recht is, ook, hoewel in minder enthousiaste mate, binnen de kringen die normaal de zaak van immigranten en moslims steunen.

Nadat de directe aanleiding wat uit het zicht is verdwenen, verdween ook de urgentie van het debat, maar af en toe laait het weer op bij "incidenten", zoals dat van de Deense Mohammed-cartoons. In de loop van dit meer geleidelijke proces is de balans van opinies duidelijk verschoven, mede omdat binnen christelijke kringen geluiden gehoord worden die het standpunt van de moslims steunen - niet geheel onbegrijpelijk, want christenen liggen ook geregeld onder vuur van de niet-religieuzen, zodra ze ze weer eens met andermans zaken willen bemoeien.

Deze geleidelijke verschuiving is een opvallende verschuiving geworden met de kersttoespraak van Koningin Beatrix in 2006. De koningin wordt geacht meningen te verkondigen die een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking vertegenwoordigen, en alles door haar gesproken heeft een overeenkomstig gewicht. In die kersttoespraak heeft Beatrix een weergave van het vrijheid van meningsuiting versus vrijwaring van belediging debat gegeven die de geleidelijke verschuiving naar vrijwaring van belediging lijkt te bevestigen. Waarop natuurlijk meteen het openbare debat in volle hevigheid losbarstte. Hieronder een aantal bijdrages, die voor het overgrote deel voor zichzelf spreken, omdat ze commentaar op elkaar leveren (de Volkskrant, 27-12-2006):
  Beatrix: er is geen recht om te kwetsen

In haar jaarlijkse kerstrede stond koningin Beatrix maandag stil bij tolerantie en de vrijheid van meningsuiting. Hieronder de volledige tekst.


In de duisternis van onze wereld is een licht opgegaan. Dat zien wij in de geboorte van het kerstkind. God vervult daarin Zijn belofte aan de mensen. Hij doet Zijn woord gestand. In het Kerstfeest vieren we dat het woord van God doorklinkt in donkere tijden en ons wil verlichten als een lamp op onze levensweg. Elke dag ervaren wij de kracht van het woord.
    In woorden worden mensen gesterkt en kunnen zij uiting geven aan wat hen bezielt. Dit lijkt vanzelfsprekend. Maar wanneer het vrije woord wordt ontnomen, beseffen wij hoeveel het ons waard is. ‘Vrij en onverveerd’ luidde in de oorlog de zinspreuk. Woorden zijn een wapen tegen onderdrukking en tirannie.
    In verwoording van geestelijke en politieke vrijheid vinden mensen weerbaarheid. Aan de basis van elke democratie ligt dan ook de vrijheid van meningsuiting als een ieders goed recht. Dit betekent ruimte voor een eigen geluid waarmee uiting mag worden gegeven aan traditie en identiteit, aan opvattingen, overtuiging en geloof.
    In de loop der tijden is die vrijheid bevochten. In onze dagen krijgen burgers daarvoor veel ruimte – en dat moet ook. Maar wie van die ruimte gebruik maakt, moet wél beseffen dat anderen dezelfde rechten hebben. Elk woord moet bedacht zijn op een wederwoord. De begrenzing ligt besloten in de wet, die regels geeft, gegrond op gelijkwaardigheid en rechten van eenieder.
    Naast de algemeen geldende grens die in de wet is vastgelegd, zijn er ook normen van moraal en beschaving. Ze zijn het fundament van een samenleving die uitgaat van eerbied voor de medemens. Een recht om te beledigen bestaat dan ook niet. Evenmin geeft godsdienstvrijheid een vrijbrief om te kwetsen of op te roepen tot haat.
    Respect begint met zelfrespect, een geloof in eigenwaarde. Dat wordt vertaald in de omgang met anderen, in gedrag en dialoog. Daarbij moeten wij ons bewust blijven van gevoeligheden die het diepste in mensen kunnen raken. Elkaar daarin ontzien is niet laf maar een teken van beschaving. ‘Vrijheid blijheid’ geldt niet onbegrensd. Wie anderen beschimpt, verliest zelf geloofwaardigheid; het onbeheerste woord schiet zijn doel voorbij. Om te kunnen omgaan met de vrijheid van het woord is respect onontbeerlijk. De grondslag ligt in de oude wijsheid: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet!’
    Behandel een ander zoals u zelf bejegend wilt worden! In de praktijk van het leven is dit geen eenvoudige opgave. Wie vanuit een eigen visie de dialoog aangaat, moet beseffen dat anderen hún opvattingen hebben. Botsende meningen roepen spanningen op, maar een open discussie en een vrij debat mogen we niet uit de weg gaan. Als reacties heftig zijn, is het soms moeilijk open te blijven staan voor elkaars argumenten en te voorkomen dat het gesprek ontaardt in monologen. Niemand kan nu eenmaal zijn eigen overtuiging opleggen aan een ander.
    Tolerantie begint met de erkenning dat iemands waarheid nooit voor iedereen dé waarheid kan zijn. Iedere gemeenschap kent onenigheid en zal ook regels moeten stellen om woordenwisseling in de hand te houden. Democratie vergt een cultuur die ruimte biedt voor vrije meningsuiting én redetwisten. Maar om spanningen te beheersen, is inspanning vereist en bereidheid met elkaars opvattingen rekening te houden. Het is niet nodig beweegredenen van een ander te begrijpen om toch begrip op te brengen voor de ernst waarmee gevoelens worden beleefd. Door de eeuwen heen is ons land er gelukkig meestal in geslaagd met tegenstellingen zo om te gaan dat de lieve vrede werd bewaard.
    Die vrede wordt gewaarborgd in het recht en de moraal, die de grondslag vormen voor vrijheid en integriteit in onze samenleving. Naast dit publieke domein is er een privédomein. Daarin is ruimte voor mensen om hun persoonlijk leven vorm te geven in eigen identiteit, vrienden en een vertrouwde omgeving. Velen voelen zich daarenboven betrokken bij wat hun heilig is: geloof of levensbeschouwing die het alledaagse overstijgt.
    In dit innerlijk domein, dat kostbaar is en kwetsbaar, moeten wij elkaar over en weer in waarde laten. Dat betekent niet een vrijblijvend gedogen van andersdenkenden of onverschillig langs elkaar heen leven, maar het aanvaarden van ieder mens, ook al denkt die anders. Wat telkens opnieuw van ons wordt gevraagd, is een oprechte zoektocht naar een open en verdraagzame samenleving waarin de vrede en het vrije woord elkaar vinden.
    Aan het begin van geloof staat het woord. In het kerstfeest ervaren mensen dit als een blijde boodschap: het woord wordt waarheid. Hoe dat ook beleefd mag worden, waar het op aankomt is in onze gedachten en daden weerklank te geven aan dat woord. Moge de bezinning van Kerstmis ons hierin bezielen.
    Ik wens u allen gezegende kerstdagen toe.

Een eerste reactie (de Volkskrant, 28-12-2006, door Afshin Ellian, schrijver, en Leon de Winter, schrijver):
  Gekwetst zijn, is prijs van pluriformiteit

De toespraak van koningin Beatrix op Eerste Kerstdag had dit jaar de verdediging van het vrije woord als thema. Maar, zo stellen Afshin Ellian en Leon de Winter, langs deze koninklijke weg gaat dat met al te veel onvrijheden gepaard.


Tussentitel: Vindt majesteit echt dat veel gevoelens moeten worden ontzien?
In feite accepteert zij dan dat islam en vrijheid niet verenigbaar zijn


Op Eerste Kerstdag sprak koningin Beatrix tot haar onderdanen. Na haar lof aan Jezus opende zij met de constatering: ‘Aan de basis van elke democratie ligt (...) de vrijheid van meningsuiting als een ieders goed recht’ (Binnenland, 27 december).
    Het kan nooit kwaad dat te benadrukken: het vrije woord is het onontbeerlijke fundament van de vrije samenleving. Wanneer het vrije woord wordt weggenomen, zei majesteit terecht, beseffen ‘wij hoeveel het ons waard is. ‘‘Vrij en onverveerd’’ luidde in de oorlog de zinspreuk. Woorden zijn een wapen tegen onderdrukking en tirannie.’ Dit zijn belangwekkende opmerkingen. Majesteit heeft gelijk door te stellen dat woorden houvast kunnen bieden in tijden van terreur en religieuze intolerantie.
    Ook heeft de koningin gelijk wanneer zij de grenzen van de vrijheid van meningsuiting aanduidt: de wet, moraal en beschaving.
    Het oproepen tot het plegen van een misdrijf, zoals het plegen van een aanslag op individuen of gemeenschappen, is gelukkig bij de wet verboden. Het systematische haatzaaien tegen een bevolkingsgroep met het oogmerk geweld uit te lokken, is eveneens verboden. Maar vóór het gebied waar de wet grenzen trekt, ligt een oceaan van ruimte om in vrijheid te schrijven, spreken, schilderen, et cetera.
    Hun eigen moraal vraagt aan de burgers van een vrije samenleving bij het uitoefenen van hun vrijheden een zelfstandige, niet door de wet opgelegde belangenafweging te plegen en op eigen titel tot een begrenzing te komen. Het is een autonoom, persoonlijk proces van wikken en wegen.
    Verder worden grenzen gesteld door de esthetische uitingsvormen die op een bepaald moment in een cultuur worden gehanteerd. Voor een groot deel is de vraag of een mening over bepaalde denkbeelden of bepaalde personen kwetsend of beledigend is, een vormkwestie. ... Elke nieuwe vorm kan tot een schok leiden en de heersende moraal op de proef stellen – sommigen zullen dan ‘geschokt’ zijn en ‘zich gekwetst voelen’, aangezien de nieuwe vorm zekerheden ter discussie stelt.
    ‘Een recht om te beledigen bestaat dan ook niet’, sprak koningin Beatrix.
    We begrepen allen wat zij bedoelde, en wat het ongenoemde thema van haar rede was: de omgang met de islam in Nederland, en de spanning tussen tolerantie en de vrijheid van meningsuiting.    ...

Maar wat ze dus wegliet, is dat dat wederzijds is. Dus dat de islam dat recht ook niet heeft. waarop de koran ontdaan moet worden van een groot deel van haar inhoud.
  Gelukkig bestaat er geen recht om iemand te beledigen, maar er bestaat wel degelijk ‘the right to offend’, zoals eerder dit jaar door oud-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali tijdens een persconferentie in Berlijn werd benadrukt (Voorpagina en Forum, 10 februari).
    Dat was een uitspraak naar aanleiding van de cartoonaffaire in Denemarken. En to offend is niet hetzelfde als het opzettelijk beledigen van een medemens.
    In het zogenoemde Handyside-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens lezen we: ‘The right to freedom of expression is also applicable to information and ideas that offend, shock or disturb the State or any other sector of the population. Such are the demands of pluralism and tolerance without which there is no democratic society.’
    Natuurlijk heeft het Hof later benadrukt dat deze vrijheid niet onbegrensd is. Maar het uitgangspunt blijft dat the right to offend, waarbij iemand of een groep van mensen kan worden gechoqueerd, tot de gegarandeerde mensenrechten behoort.
    To offend is een buitengewoon ruim begrip. Charles Darwins opvattingen waren, toen hij zijn ideeën over de evolutie uiteenzette, zeer beledigend en kwetsend voor velen in Engeland en daarbuiten. De heilige teksten van de geopenbaarde religies roepen zelfs op tot geweld, en zijn in moderne ogen uitermate kwetsend. Tegenwoordig zijn Koranteksten voor sommigen een heilige inspiratiebron bij het plegen van misdrijven en voor anderen kwetsende oproepen tot haat.

Waarna men nog ingewikkeld doet:
  Gelukkig bestaat er geen recht om iemand te beledigen, maar er bestaat wel degelijk ‘the right to offend’, zoals eerder dit jaar door oud-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali tijdens een persconferentie in Berlijn werd benadrukt (Voorpagina en Forum, 10 februari).
Het is opmerkelijk dat onze koningin stelt dat alle religieuze waarheidsclaims betrekkelijk zijn: ‘Tolerantie begint met de erkenning dat iemands waarheid nooit voor iedereen dé waarheid kan zijn.’ Zelf is zij aanhanger van een monotheïstische religie, en in de teksten van de geopenbaarde religies wordt zonder enige terughoudendheid dé waarheid opgeëist. Als zij niet meer gelooft dat alleen in de navolging van Christus de weg naar verlossing ligt en dat andere mensen, die andere wegen volgen, dwalen (er zijn tijden geweest dat zij desnoods via geweld op het juiste pad moesten worden gedwongen), dan is zij volgens traditionele christelijke dogma’s geen christen meer.
    Als koningin Beatrix echt meent dat religieuze tolerantie betekent dat elke waarheid relatief is, dan erkent zij andere goden, hetgeen betekent dat zij ondubbelzinnig toegeeft dat onze democratische vrije samenleving pluriform en polytheïstisch van aard is en dat zij de unieke universele waarheidsclaim van het christendom heeft opgegeven.
    Mohammed B. en Samir A. weten dit ook. Niet zonder reden bestempelen moslimsterroristen democratische samenlevingen als shirk (polytheïstisch), aangezien deze samenlevingen vele goden toelaten. Het vervelende is dat ze daaraan, in de voetsporen van de profeet Mohammed, de intolerante conclusie verbinden dat zo’n samenleving geen recht heeft om te bestaan.
    Deze traditioneel-islamitische denkwijze heeft behoorlijk veel invloed op moslims. De politieke islam beschouwt de vrije samenleving als de vijand van Allah. Het is mogelijk vrome moslims te beledigen met op het oog volstrekt onschuldige teksten waarin geen onvertogen woord voorkomt. Voor hen is tolerantie in tegenspraak met Allahs wil. Zij zijn dus snel offended – is dit een reden de vrijheid van meningsuiting te beperken?

En door de duidelijke keuze voor de vrijheid van de moslims tegen de vrijheid van de critici, gebeurt dit:
  Met geen woord spreekt de koningin over bedreigde politici en opiniemakers. Dat Ahmed Aboutaleb (een vrome moslim) en Job Cohen (een atheïstische jood) wegens hun gematigde opvattingen en hun ‘noodlottige’ afkomst met de dood worden bedreigd, past niet in het vredige einde van Beatrix’ toespraak.
    Andere signalen wil de koningin niet waarnemen. Enige tijd geleden uitten Eddy Terstal, Hans Teeuwen en Diederik Ebbinge in een manifest, aangeboden aan de politieke partijen, hun bezorgdheid om de vrijheid van meningsuiting. Deze kunstenaars zijn van mening dat artikel 1 van de Grondwet is bedoeld om de gelijkheid van alle Nederlanders voor de wet en in de samenleving te waarborgen en niet om het vrije debat te doen verstommen.
    Ook Harry Mulisch uitte recentelijk, in een gesprek met Elsbeth Etty, zijn diepe bezorgdheid om de vrijheid van meningsuiting: ‘Voor zover er nu sprake is van een stilte onder de intelligentsia, is dat geen angstwekkende stilte, zoals Balkenende zegt, maar stilte die voortkomt uit angst. Angst voor de repercussies die je kunt krijgen als je echt schrijft wat je vindt.’
    Etty vroeg vervolgens aan Mulisch of hij bedoelt dat de vrijheid van meningsuiting onder druk staat in Nederland. Hierop antwoordde Mulisch met een klinische constatering: ‘De jure bestaat er vrijheid van meningsuiting, de facto niet. Als je bang moet zijn voor ernstige repercussies, voor je kinderen bijvoorbeeld, in hoeverre kun je nog spreken over vrijheid van meningsuiting? Dat is het angstwekkende van het geval. Mensen die echt alles zeggen, hebben tegenwoordig beveiliging nodig.’

Door gewelddadigheid, al dan niet potentieel, afgedwongen zelfcensuur. En afgedwongen zelfcensuur is censuur - onverkort. Door de moslims. Met instemming van het staatshoofd:
  De koningin had volgens ons dus geen oproep tot matiging en zelfcensuur moeten doen. Zij had haar gelovige medelanders duidelijk moeten maken dat de vrijheid zo’n groot goed is dat zij moeten aanvaarden dat hun ernstigste gevoelens zo nu en dan gekwetst worden. Want dat is de prijs die de gelovige betaalt voor het wonder van de pluriforme samenleving, die alleen de menselijke maat als norm erkent en elk geloof als een privé-zaak beschouwt.
    De koningin wil de lieve vrede bewaren. Wij ook, maar niet in onvrijheid of met stille zelfcensuur. ...

En het staatshoofd spreekt natuurlijkerwijze voor de sociale groep waarvan ze deel uitmaakt: de elite - de top derde van Nederland.

Dit soort mensen (de Volkskrant, 04-01-2007, door Bas van Stokkom, Centrum voor Ethiek van de Universiteit Nijmegen):
  Onnodig kwetsen schaadt het debat

Als het uiten van obscene en giftige woorden wordt beschouwd als een ‘positief goed’, worden morele intuïties op hun kop gezet. Dan wordt respect verdacht gemaakt als een ‘buigen’ voor de ‘vijand’, vindt Bas van Stokkom.


Tussentitel: Respect zou getuigen van slaafsheid, slapte, naïviteit en – erger – van onoprechtheid

In Forum van 28 december benadrukken Afshin Ellian en Leon de Winter nog eens dat het proces van waarheidsvinding schokkende en kwetsende uitlatingen behoeft. Dat is mooi, want robuuste meningsuiting waarin krenkende kwalificaties voorkomen, verdient bescherming. Maar men vraagt zich af waarom de auteurs zo overgevoelig reageren. Waarom steeds met het schuim op de mond de confrontatie aangaan, ook wanneer Beatrix een verstandige kerstboodschap uitspreekt? Waarom steeds maar hameren op de clichés van het onbelemmerde vrije woord waardoor het huidige klimaat van angst en dreiging alleen maar wordt gevoed?    ...

Gevolgd door nog veel meer academisch gezwets, die de vraag oproep waarvoor de academie ooit gesticht is:
  Bas van Stokkom werkt bij het Centrum voor Ethiek van de Universiteit Nijmegen. Hij is medeauteur van de studie ‘Godslastering, discriminerende uitingen wegens godsdienst en haatuitingen’. (www.justitie.nl)

Tevens in (die studie), zoals het zich nu laat aanzien: het verraden van de Nederlandse cultuur uitleg of detail .
    De elementaire denkfout van Van Stokkom zit al in de kop van het artikel: het 'onnodig' in 'onnodig kwetsen' verondersteld het bestaan van een "nodig" en een "onnodig" kwetsen. Natuurlijk zit het verschil van mening in dit "onnodig" - gelovigen zullen alles waardoor ze zich gekwetst voelen een "onnodig kwetsen" noemen. Ter illustratie hiervan een ingezonden brief over een kwestie waar niet eens een regulier geloof, maar waarschijnlijk wel een etnische achtergrond aan zit (de Volkskrant, 04-01-2007, ingezonden brief van A.L. Tan-Ong (Dordrecht)):
  Beledigen

Even naar Apeldoorn bellen om te zeggen dat er brand is bij de acupuncturist. En dat er een patiënt moet worden gered door middel van een vangnet.
    Deze tv-spot heeft de Gouden Loeki gewonnen. Alle eer en glorie gaan naar de bedenkers van deze tv-spot. Is er eigenlijk wel iemand die heeft stilgestaan bij het feit hoe eenzijdig dit beeld is?
    Het deed mij pijn een acupuncturist van Aziatische origine te zien als een hebzuchtige man die, toen de brand uitbrak, eerst zijn eigen schatkist veilig stelde en geen oog had voor zijn patiënt. Ook geeft het spotje een totaal vertekend en verkeerd beeld van de acupunctuur.
    Het is beledigend voor de beroepsgroep. En het recht om te beledigen heeft toch niemand (Binnenland, 27 december)?

De auteur van Chinese afkomst heeft ongetwijfeld geen enkel bezwaar gezien in spotjes waarin blanke Nederlanders op een minder gunstige manier afgeschilderd worden, waarvan er talloze voorbeelden te vinden zijn.
    Vrijwel de hele intelligentsia produceerde tot nu toe gezwets van dezelfde soort als Van Stokkom: artikelen vol die als je de lucht eruit haalt, zo plat worden als een dubbeltje. Veel te veel moeite - zie de verzamelingen over cultuurverraad voor een idee uitleg of detail .

Maar het feit dat het laatste optreden er één was van het staatshoofd, deed de weinige zelfstandig-denkenden in de pen klimmen. Nog wat voorbeelden (de Volkskrant, 06-01-2007, column door H.J. Schoo):
  Intolerante toleratie

Als altijd kreeg de kersttoespraak van onze vorstin een welwillende ontvangst. ...
    Ook daarom zijn die kersttoespraken nauwelijks als staatszaak te bestempelen ...
    Niettemin bevatten de kersttoespraken vaak passages met een politieke of politiek te duiden strekking. Dit keer nam de koningin alsnog stevig stelling in de controverse over de vrije meningsuiting, opgelaaid na de moord op Van Gogh en de 'cartooncrisis' van begin vorig jaar. Beide keren stonden aanhangers van het vrije woord, voor wie geen uiting te ver gaat, tegenover de bewaarders van de lieve (gods)vrede, die vinden dat het vrije woord zich moet inhouden om andermans - religieuze - gevoeligheden te ontzien.
    De koningin maakte Eerste Kerstdag duidelijk waar zij staat: 'Naast de algemeen geldende grens die in de wet is vastgelegd, zijn er ook normen van moraal en beschaving. Ze zijn het fundament van een samenleving die uitgaat van eerbied voor de medemens, Een recht om te beledigen bestaat dan ook niet.'
    Een politieke, maar geen controversiële uitspraak. Zij stemt overeen met de opvattingen van het kabinet en wijkt niet wezenlijk af van de slotsom die uit het debat over de vrije meningsuiting is getrokken: 'Je mag alles zeggen, maar je hoeft niet altijd alles te zeggen.'    
    Niettemin sympathiseer ik met de enkelingen die aanstoot namen aan wat de koningin zei. De aandrift om wettelijke beperkingen op te leggen aan wat wij over anderen kunnen zeggen, bijvoorbeeld uit naam van het 'multiculturalisme', is ronduit gevaarlijk. Al in maart 2006 wees de vooraanstaande Amerikaanse rechtsfilosoof Ronald Dworkin hierop in The New York Review of Books.
    Dworkin acht het vrije woord, spot incluis, een 'voorwaarde voor een rechtmatige overheid', 'Wetten en beleid zijn pas rechtmatig als zij tot stand komen in een democratisch proces, en een proces is pas democratisch als de overheid niemand heeft belet uiting te geven aan zijn overtuigingen over wat die wetten en het beleid moeten zijn. Vandaar dat in een democratie niemand, hoe machtig of onmachtig ook, een recht kan hebben niet te worden beledigd of gekwetst.'
    Kortom: net zo min als er een recht om te beledigen bestaat, bestaat er een recht om niet beledigd te worden. Jammer dat de vorstin dat cruciale complement van haar stelling negeerde. Net als met haar uitlatingen over 'tolerantie' , bekent zij zich daarmee tot het kamp van de 'intolerante tolerantie', zoals de Britse journalist Brendan O'Neill het onlangs noemde (www.spiked-online.com).
    Ooit, schrijft O'Neill, betekende tolerantie 'het toestaan van het vrijelijk uiten van opvattingen die men niet deelt', Tolerantie stond voor ruimdenkend, tegen een stootje kunnen, het fair en objectief aanvaarden van afwijkende meningen en praktijken, zodat hun waarde beproefd kan,worden.
    In het huidige Groot-Brittannië is die betekenis vrijwel op z'n kop gezet, Tolerantie is intolerant geworden, gericht op het smoren van het debat in plaats van er ruimte aan te geven. Tolerantie eist luidkeels dat niemand nog aanstoot geeft of indringende vragen stelt. Aanleiding voor O'Neills filippica was ... de kersttoespraak van koningin Elizabeth. Inderdaad: als twee druppels water. Bepleitte Elizabeth II in haar sermoen tolerantie en 'respect voor diversiteit', Beatrix riep op tot tolerantie en 'eerbied voor de medemens', Zou er een 'monarchale internationale' actief zijn of gewoon een verbond van staatshoofden?    ...

Nee, het is gewoon een simpel behoren tot dezelfde sociale klasse met dezelfde belangen: die van een open-migratie staat, een kosmopolitisme, met zo groot mogelijke inkomensverschillen zodat sociale status de belangrijkste factor wordt.

De volgende analyse (de Volkskrant, 09-01-2007, door Nausicaa Marbe, schrijfster):
  Leer minderheden een dikke huid te kweken

De beste bescherming tegen beledigingen is weerbaarheid, vindt Nausicaa Marbe. Maak minderheden mentaal weerbaar, in plaats van ze naar de mond te praten.


Tussentitels: Nederland dreigt een reservaat van lange tenen te worden waar iedereen  respect opeist
Men kijkt moedwillig weg, omwille van een zalvende consensus die grieven camoufleert


Koningin Beatrix zei in haar kerstrede dat er geen ‘recht op kwetsen’ bestaat. De boodschap drong niet door tot het Arnhemse gerechtshof. Daar werd een actievoerder vorige week niet veroordeeld wegens smaad, nadat hij in het afgebrande detentiecentrum op Schiphol beledigende posters over Verdonk had getoond. De rechter vond de posters waarop Verdonk in verband werd gebracht met deportatie en crematie weliswaar kwetsend, maar vond ook dat ze ‘een standpuntbepaling’ over een politieke kwestie waren. Als zodanig vielen ze onder de vrijheid van meningsuiting, waar de aangeklaagde recht op had.    ...

Kijk, dat is simpel: minister Verdonk is tegen vrije immigratie, de juridische wereld is er hartstikke voor uitleg of detail , dus mag haar beledigen wel. En andersom, mag immigranten beledigen niet. Kijk maar:
  Uit een artikel van Bas van Stokkom (Forum, 4 januari) blijkt hoe selectief de verontwaardiging over beledigingen kan zijn. De auteur valt Afshin Ellian en Leon de Winter aan, die zich voor een recht op kwetsen uitspreken (Forum, 28 december). Hij schetst een denigrerend beeld van beide opiniemakers. Zij zouden ‘met het schuim op de mond de confrontatie aangaan’. Merkwaardige woordkeuze voor iemand die zich tegen kwetsen verklaart. Beledigen komt Van Stokkom kennelijk goed van pas, als het om mensen gaat die zijn mening niet delen.

Wat allemaal één enkel doel heeft:
  Maar goed ook, oordeelt Van Stokkom: ‘De kosten van het onbelemmerde vrije woord zijn doorgaans voor de rekening van religieuze en etnische minderheden die zich niet willen of kunnen verweren.’
    Moslims, bedoelt hij. ...

Natuurlijk waren en zijn die bezwaren er niet als het om christenen gaat uitleg of detail . Want dat zijn geen immigranten.
  De beste bescherming tegen beledigingen is weerbaarheid. Maak minderheden mentaal weerbaar, in plaats van ze naar de mond te praten. Leer ze een dikke huid te kweken, in plaats van een torenhoog ego. Laat ze inzien dat de wereld niet om hén draait. Als dát geen bevrijdende gedachte is.

Maar hier, dat 'torenhoog ego', schuilt de kern van het probleem: moslims achten zich superieur ... uitleg of detail

Het volgende artikel belicht een van de belangrijke mechanismen waarmee de vrijheid van meningsuiting ondermijnd wordt: zelfcensuur. Er wordt tegen mensen niet meer letterlijk gezegd dat bepaalde dingen niet gezegd mogen worden, maar het al gebeurd zijn van bedreigingen, gewelddadigheden en andere incidenten doet mensen uit zichzelf bepaalde dingen niet meer zeggen. In feite een even concrete overwinning van de intoleranten als directe censuur. Daarom dient de strijd voor de vrijheid van meningsuiting juist harder gemaakt te worden, als er al bedreigingen en gewelddadigheden achter de rug zijn (de Volkskrant, 22-01-2007, door Atzo Nicolaï, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties):
  Zelfcensuur schaadt democratie

De vrijheid van meningsuiting is er niet alleen voor meningen die van goede smaak getuigen, maar juist ook voor ideeën die schokken, beroering brengen, onthutsen. Politici moeten die vrijheid actief uitdragen, vindt Atzo Nicolaï.


...    Iedere opiniemaker zal zich de laatste jaren – als reactie op bedreigingen of incidenten – wel eens de vraag hebben gesteld: zelfcensuur of beveiliging? Sommigen trekken zich terug: Hasna El Maroudi, Paul Cliteur, Bart Jan Spruyt; anderen geven aan dat ze voorzichtiger zijn. Rob de Wijk zei na de moord op Van Gogh: ‘We moeten accepteren dat we niet meer alles kunnen zeggen. Of we dit nu leuk vinden of niet.’ Onlangs werd in De leugen regeert de vraag aan cabaretiers gesteld of ze alles durfden te zeggen. Alleen al het feit dat de vraag werd gesteld, lijkt me een veeg teken. Sommige opiniemakers gaan ondanks bedreigingen of zelfs geweld gewoon door. De verworven vrijheid van meningsuiting dreigt een exclusief domein te worden voor mensen die de hete kolen uit het vuur halen en niet een verworven recht voor iedereen.
    Zeker in culturele uitingen moet je vrij kunnen zijn. Dat een kruisiging van Madonna of het afhakken van het hoofd van de profeet Mohammed in een opera leidt tot gekwetste gevoelens moeten we voor lief nemen. Bovendien kiest iemand er zelf voor ermee te worden geconfronteerd. Het mag in ieder geval niet leiden tot verkramping of terugtrekking van de artiest.
    De Grondwet is er niet alleen voor meningen die gunstig worden ontvangen of van goede smaak getuigen, maar juist voor ideeën die schokken, beroering brengen, onthutsen. Als we onszelf van tevoren al beperkingen opleggen, raken we aan iets wezenlijkers. Het is de bijl aan de wortel van een vrije democratie.
    De koningin zei het in haar kersttoespraak treffend: ‘Aan de basis van elke democratie ligt de vrijheid van meningsuiting als een ieders goed recht.’ Haal het vrije woord weg, en je leert de waarde ervan kennen.
    Wie dit interpreteert als het recht op beledigen, kiest een verkeerde benadering. Het vrije woord kent grenzen, wettelijk en voor ieder persoonlijk. Cruciaal is echter dat we vrij moeten zijn onze mening in zelf gekozen woorden te kunnen uitdragen, zonder angst voor bedreiging of geweld.
    In Nederland was er al recht op vrije meningsuiting voor we een democratie waren. Ons land bood Spinoza al in de 17de eeuw onderdak, met – toen nog – smalle marges om intellectuele en godsdienstige vrijheid te bepleiten. En de Bataafse Republiek verklaarde zelfs de vrijheid der drukpers ‘heilig’.
    De geschiedenis laat ook zien dat we ruimte gaven aan extreme en radicale opinies, die ook hebben bijgedragen aan onze democratie. Zolang men de wet niet schond, kon men in ons land zeggen wat men vond. Echter, ook toen was die vrijheid niet vanzelfsprekend. Ook Spinoza voelde zich bedreigd en ook andere vrijdenkers hadden reden tot klagen. Toch was de vrijheid, hoe relatief ook, in hun ogen een van de aantrekkelijkste kostbaarheden van de toenmalige republiek. Ook later, tijdens onze monarchie, is deze vrijheid verder bevochten, denk aan de periode na de Tweede Wereldoorlog en de jaren zestig. We hebben dus een vooruitgaande beweging gemaakt.
    Politici moeten zich dit realiseren en de verworvenheden niet alleen koesteren, maar ook in woord en gedrag actief verdedigen en uitdragen. Opiniemakers, kunstenaars en andere burgers moeten zich gesteund weten door de gemeenschap en vooral haar gezagsdragers. Nederland heeft een rijkdom aan mensen én opinies. Een land waar in vrijheid kennis wordt gedeeld, de wetenschap vrij is, en innovatie mogelijk. Daarom is het zo belangrijk er voor te waken dat vrijheid het slachtoffer wordt van dreigementen of geweld. Zwicht je eenmaal voor geweld, dan zullen nieuwe eisen volgen.
    Vrije meningsuiting is de waarborg voor andere vrijheden. In die zin beschouw ik onze uitingsvrijheid dan ook de eerste aller grondrechten, die in een democratie voorafgaat aan bijvoorbeeld de vrijheid van religie. Want als over religie geen discussie kon zijn, zouden verschillende godsdiensten niet naast elkaar kunnen bestaan en zou de godsdienstvrijheid zoals wij die kennen, ondenkbaar zijn.
    Juist over ons geloof moeten we ons vrij kunnen uiten. Zowel om de verschillen als de overeenkomsten vast te stellen. Dat is lastig, want ieder beschouwt zijn geloof als het ware. Religie bindt binnen een groep, maar nauwelijks tussen groepen. Overeenkomsten worden pas geconstateerd als orthodoxie wijkt voor abstracties. In die zin is de toename van de orthodoxe islam een riskante ontwikkeling. Iedere religie kent elementen van vrede en elementen die mensen uit elkaar kunnen drijven, maar niet elke religie is in dezelfde ontwikkelingsfase. Het is goed om daarover binnen een groep, maar ook tussen groepen van gedachten te kunnen wisselen, met respect voor elkaars geloof.
    We moeten dus opkomen voor de uitingsvrijheid van kunstenaars die zich op het podium zingend willen laten kruisigen. Opkomen voor de uitingsvrijheid van demagogen die spreken over een tsunami van islamisering. Eerst ons aan de kant scharen van de – bedreigde – uiting, daarna eventueel deze bekritiseren.
    Ik zal er bij die tsunami-uitspraak dan ook op wijzen dat je zo intolerantie predikt. De overheid mag nooit partij kiezen voor of tegen een bepaalde godsdienst. ...

En hier gaat het mis. Als je dat wil, zal je de islam erop moeten wijzen dat ze intolerantie predikt met haar koran- en de rest van haar denkbeelden. En tegen die intolerantie mag je ageren, in tegenstelling tot wat Nicolaï denkt:
  Ageren tegen ‘de gehele islam’ als zodanig is gevaarlijke demagogie, met het risico dat je mensen uitsluit. Het gaat om een strijd tussen verdraagzamen en onverdraagzamen. En onverdraagzamen moeten worden bekeerd of moeten wijken. Vrije meningsuiting creëert geen tegenstellingen, maar is een manier om die te overbruggen. In een tijd waarin tegenstellingen toenemen, is dat nog harder nodig. Als we die vrijheid niet beperken maar versterken, ontstaat er een vierde reden voor optimisme over de mensheid.

En je beperkt de vrijheid door de bespreking gepropageerd door de islam te tolereren.

Het debat over vrijheid van meningsuiting versus het recht om niet beledigd te worden, is in zoverre beslist in dat onderzoek heeft uitgewezen dat de vrijheid van meningsuiting al in hoge mate is aangetast. Als meer dan een derde van de bevolking zich niet meer vrij kan uiten over de integratieproblemen, is de vrijheid van meningsuiting als absoluut begrip al verdwenen. Onderstaand artikelen uit twee kranten waarin over het onderzoek, uit de onverdachte bron van het Comité 4 en 5 mei, wordt bericht. Dat de vrijheid van meningsuiting al verdwenen is, wordt verder geïllustreerd dat dit bericht en bijbehorende onderzoeksresultaten niet is verschenen in de Volkskrant (althans: de redactie heeft ondanks zorgvuldig zoeken niet kunnen vinden in zowel papieren krant als archief) (Trouw, 20-04-2007, door Ivo Barends):
  Vrijuit praten over allochtonen en islam lukt veel Nederlanders niet

Als het over de multiculturele samenleving gaat. vinden maar weinig Nederlanders dat ze kunnen zeggen wat ze vinden. Het debat over de multiculturele samenleving is zo sterk gepolariseerd, dat veel Nederlanders vinden dat ze hun mening niet goed kunnen uiten:
voor je het weet, word je in de rechtsradicale hoek geduwd.
    Uit het jaarlijkse Vrijheidsonderzoek, een initiatiefvan het Comité 4 en 5 mei. blijkt dat bijna veertig procent van de ondervraagden vindt dat hij niet kan zeggen wat hij wil. Dat is vooral het geval als het gaat om de onderwerpen allochtonen, asielzoekers en islam.    ...
     Zo antwoordt een van de'geënquêteerden op de vraag over welk onderwerp hij zijn mening niet goed kan geven: "Over het veel te grote aantal niet-Nederlanders binnen onze samenleving (...). Hierover kan men moeilijk in het publieke domein zijn of haar mening verkondigen. aangezien men dan meteen in de rechts-radicale of zelfs fascistische hoek wordt geduwd!"    ...

En het tweede (Dagblad De Pers, 20-04-2007, door Ana Karadarevic):
  We durven niet te zeggen wat we denken

Ruim een derde van de Nederlanders durft niet eerlijk te zeggen wat hij vindt. Hét taboe: allochtonen. 'Je neemt moslims pas serieus als je grappen over hen maakt.'


'Ik zeg wat ik denk', zei de in 2002 vermoorde Pim Fortuyn. Zo'n vier op de tien Nederlanders zegt hem dat niet na. Uit het gisteren verschenen onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei blijkt dat 38 procent van de 900 ondervraagde Nederlanders niet voor zijn of haar mening durft uit te komen.
    Een opmerkelijke uitkomst, vinden enkele politici en een wetenschapper desgevraagd. Volgens rechtsgeleerde en islamcriticus Afshin Ellian zijn mensen bang voor de reactie van allochtonen.
    'Wie durft tegen een rotzooi trappende Marokkaan te zeggen: gedraag je? De gewone man op straat niet.' Volgens Ellian debatteert de elite de afgelopen jaren over de multiculturele samenleving, jan-met-de-pet niet.
    Nederlanders zijn bang dat allochtonen hen iets zullen aandoen, meent Ellian, terwijl juist autochtonen mensen met kritiek op de islam verbaal aanvallen. 'Discussie is niet mogelijk', stelt de islamcriticus. 'Critici worden uitgemaakt voor islamofoob of zelfs voor racist: De schuldigen zijn volgens hem linkse politici van onder meer de PvdA.    ...

Dat laatste is accuraat in de zin dat de kringen van de PvdA daar ook toe behoren. Maar het is bijna de gehele bestuurlijke en intellectuele elite.

Het was al weer een tijdje rustig, tot er een moslim bekend maakte dat hij van het geloof afstapte, en een clubje ex-moslims wilde oprichten. Natuurlijk werd hij wat uitgescholden, en wat bemoedigd. Dat laatste viel niet in goede aarde bij de moslims, zelfs niet bij de zogenaamde gematigden. Onder hiervan een voorbeeld: (de Volkskrant, 24-06-2007, door Esma Choho, publicist, en Salima Belhaj, actief lid van D66):
  Er woedt een jihad tegen gelovigen

Missionaire atheïsten denken en handelen vanuit superioriteit. Volgens Esma Choho en Salima Belhaj lijken ze daarmee op degenen die ze bestrijden.


Hoera voor de moed van de ex-moslim om afkeuring en veroordeling naast zich neer te leggen. En te stoppen met het klakkeloos overnemen van het geloof van de familie of moederlandse gemeenschap.
    Het is namelijk een feit dat je het moeilijk kunt krijgen als je publiekelijk afstand neemt van de islam. Los van verdraagzame verzen in de koran, keurt de moslimomgeving afvalligheid af. Soms door bedreigingen met de hel, soms door verstoting uit de familie, soms door bedreigingen met de dood. In landen waar de sharia geldt kun je namelijk bij wet ter dood worden veroordeeld.
    En nogmaals hoera. De ex-moslim heeft namelijk zelf een keuze gemaakt. Hij of zij kiest en maakt gebruik van de (in de islam: door Allah gegeven) vrije wil. Het boek Moslim Unlimited beschrijft uitgebreid hoe (ex-)moslims worstelen met ‘zelfstandig denken’. Waargebeurde ervaringen van zowel ex- als praktiserende moslims in dit boek laten zien dat velen door de diepe sociale druk alleen al het idee van zelfstandig denken eng vinden en dat maakt de weg van kiezen zwaar en prijswaardig.
    Twee maal hoera dus. Geen derde hoera, want in het applaus voor de afvallige sluimert een nieuwe collectieve dwang door. De suggestie is dat je alleen maar vrij kunt zijn door het geloof af te zweren. Nederland is een van de meest atheïstische landen ter wereld en lange tijd leidde dat tot een onverschilligheid ten aanzien van religieuze kwesties. Anno 2007 is deze desinteresse omgeslagen in een assertieve afkeer. Er lijkt een ware strijd gaande tegen religie in het algemeen en de islam in het bijzonder.
    In zo’n strijd worden afvalligen onmiddellijk omarmd door mensen die een strijd voeren tegen de islam. Ze dreigen het initiatief zelfs te kapen. Deze jihad tegen de islam wordt niet met zwaarden gevoerd, maar met columns, ingezonden brieven, debatten en opiniestukken. Deze jihad stelt dat de enige weg voor weldenkende mensen niet geloven is. Religie in het algemeen en de islam in het bijzonder bedreigen de democratie, stellen deze strijders van het missionaire atheïsme. Ze zijn bijna even onverdraagzaam en stellig als fundamentalistisch religieuzen. De ene sociale dwang heeft plaats gemaakt voor de ander: je mag nu niet geloven wat je ouders geloven, want het geloof van je ouders is ‘achterlijk’. Iedereen die gelooft, moet tot inkeer komen! We kennen gelukkig geen voorbeelden van seculiere eerwraak. Maar er is wel subtiele dwang. Die werkt via veroordeling, sociale uitsluiting en degradering.
    Een belangrijke overeenkomst tussen de onverdraagzame missionarissen, van religieuze of seculiere snit, is dat zij denken en handelen vanuit superioriteit. Ze claimen de waarheid in pacht te hebben en misgunnen anderen de vrijheid er anders over na te denken. Het woord ‘achterlijkheid’ is exemplarisch voor het idee zelf superieur te zijn.
    Als missionaire seculieren de beleden vrijheid van levensovertuiging serieus nemen, dan moeten ze even luid het recht verdedigen van de gelovige om te geloven als dat van de afvallige om niet meer te geloven. De tegenstelling is niet tussen ongelovigen en gelovigen, maar tussen onverdraagzamen en verdraagzamen.
    Mensen die hun geloof van zich afwerpen en te maken krijgen met de veroordeling van hun omgeving verdienen bescherming. Nu krijgt die bescherming de vorm van het claimen van een recht op geloofsafval en een veroordeling van de islamitische gemeenschap. Dat is een erg defensieve reactie. In het huidige gepolariseerde klimaat lijkt kiezen voor atheïsme onmiddellijk een veroordeling van alle gelovigen. Wie geen moslim meer is, is tegen de islamitische gemeenschap. Dit simplisme maakt het voor toekomstige afvalligen alleen maar lastiger om hun overtuiging kenbaar te maken.
    Wat nodig is, is een emancipatie van zowel de afvalligen als de atheïsten en de gelovigen. Het gaat erom dat iedereen de vrijheid krijgt en durft te nemen om zijn eigen levensovertuiging te vormen. Atheïsten, moslims en ex-moslims staan voor dezelfde uitdaging. Kies voor jezelf, sta voor je overtuiging en gun anderen de ruimte dat ook te doen.

Oftewel: geloof en niet-geloof zijn even erg. Een aloud argument van de religieuzen: wij geloven in sprookjes, en jullie ook. En er zijn nog genoeg multiculturalisten die er als hondjes achteraan lopen - hieronder wat verzamelde reacties van het Volkskrant websitë/weblog (de Volkskrant, 30-06-2007, door Tjerk Gualthérie van Weezel)
  Fanatiek ongelovig

Atheïsten zijn vaak fanatiek in hun ongeloof, maar een jihad mag dat niet heten, zegt men op het forumblog.


Publicist Esma Choho en Salima Belhaj, actief lid van D66 (Forum, 24 juni):
‘Hoera voor de moed van de ex-moslim om afkeuring en veroordeling naast zich neer te leggen. En nogmaals hoera. De ex-moslim heeft namelijk zelf een keuze gemaakt. Twee maal hoera dus. Geen derde hoera, want in het applaus voor de afvallige sluimert een nieuwe collectieve dwang door.’

Hans de Jong op volkskrant.nl/forum:
‘Het is jammer dat er bij Esma Choho en Salima Belhaj geen derde hoera vanaf kan. Recht om alles te geloven en er voor uit te komen, maakt nog niet alle meningen en inzichten gelijkwaardig. Zo zou ik nooit een hoofddocent genetica aannemen die gelooft dat de zon om de aarde draait.’

Sefke:
‘Met jullie conclusie kan ik het wel eens zijn. Geloofsvrijheid en afvalligheid zijn de twee kanten van dezelfde medaille. En onterecht wordt te vaak beweerd dat de afvalligen de waarheid in pacht hebben. (Zegt een afvallige.)’

Joost van Hilten:
‘Hoe durf je onafhankelijk denken op een hoop te gooien met meer dan tweeduizend jaar religieuze intolerantie, morele en fysieke onderdrukking, maatschappelijke verguizing (en met enige regelmaat uitroeiing) van andersdenkenden! Een gotspe!
    ‘En dan het gebruik van het woord ‘jihad’. Een volstrekt schaamteloze karakterisering van degenen die zich trachten te onttrekken aan de terreur van enige vorm van orthodoxie. Trouwens, waaruit blijkt dat er een ware strijd gaande is tegen religie in het algemeen en de islam in het bijzonder?’

Volkskrantblogger Alib:
‘Ik ben blijkbaar niet de enige die het is opgevallen: atheïsten gedragen zich als kleine godjes. Zelf ongelovig (maar geen atheïst) zou ik nog willen stellen dat er misbruik gemaakt wordt van de afvalligen voor politieke doeleinden. Daar kunnen de afvalligen (wat een vreemd woord) niets aan doen en het is voor hen moeilijk zich tegen dit misbruik te wapenen.’

Monique Willems:
‘Het is bij sommige seculieren als met mensen die gestopt zijn met roken. Vooral degenen voor wie die overgang heel moeilijk was, zetten zich af tegen degenen die blijven roken. Zo is dat ook met ongelovigen. Zij zijn aan het overcompenseren. Een beetje begrip daarvoor lijkt mij op zijn plaats. Het loslaten van het geloof is dikwijls een traumatische ervaring.
    ‘Los daarvan is het een zegen dat geloven en de inhoud van diverse geloven nu in een paar landen van de wereld ter discussie kan staan.’

Freek van de Graaf:
‘Graag nodig ik u uit voor een publieke discussie over uw geloof en mijn ongeloof. Waar gaan we dat doen? Hier in het land der ongelovigen of bijvoorbeeld in Iran? Voor wie zullen wij tijdens en na onze discussie te vrezen hebben?
    ‘De ongelovigen of toch…
    ‘Het feit dat u hier en nu als vrouw deel kunt nemen aan welke discussie dan ook, is dat te danken aan ‘het’ geloof of toch aan die fanatieke seculieren?’

Toch fijn, hè, de manier waarop door de laatste auteur de rest even te kakken wordt gezet?

Maar natuurlijk laat de ware idealist zich niet door goede argumenten uit het veld slaan. En geen hardnekkiger volhouder dan Femke Halsema, hier met bijna eenzelfde soort argument (de Volkskrant, 30-06-2007, door Femke Halsema):
  Politieke correctheid is verplaatst

Was je vroeger racist, nu heet je terrorist of word je met dood bedreigd


Over vrijheid spreken wij vanavond. In uw speech complimenteert u Amsterdam als de geboorteplaats van intellectuele vrijheid als politiek ideaal. U verwijst naar Spinoza die de stad zo liefhad, om de grote vrijheid die elke burger toekwam.
    De afgelopen jaren is grote kritiek geweest op de cultuur van politieke correctheid, vooral in linkse kring, die een open debat in de weg stond. De problemen met de multiculturele samenleving werden verhuld en wie er indringend aandacht voor vroeg, werd gemakkelijk uitgestoten als racist.
    Ik vind deze kritiek op de politieke correctheid terecht. Het dieptepunt was wellicht het cordon sanitaire rond de extreemrechtse politicus Janmaat. De afgelopen jaren is de linkse politieke correctheid vrijwel uit het politieke en publieke debat verdwenen. Dat kan in vooral op het conto worden geschreven van de vermoorde Pim Fortuyn, die roem vergaarde met de uitspraak: ‘ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg’, en daar daar hartstochtelijk uiting aan gaf.
    Maar is met het verdwijnen van de linkse politieke correctheid ook de tolerantie jegens andersdenkenden, jegens meningen die je afkeurt, toegenomen? Naar mijn mening niet. Degenen die onverbloemd en hard religiekritiek uitoefenen, of publiekelijk van het islamitisch geloof afvallen, worden in toenemende mate met de dood bedreigd. Tegelijkertijd klagen leden van etnische en religieuze minderheden erover dat zij steeds minder vrij zijn zich te uiten, veel moslims hebben het gevoel dat hun godsdienst onophoudelijk in een kwaad daglicht wordt gesteld en dat vooral islamitische orthodoxie op één lijn wordt gesteld met terrorisme. Velen vrezen of ervaren sociale uitstoting.
    Laat ik een extreem voorbeeld geven. In Den Haag heeft een salafistische imam over een vooraanstaande columnist, Afshin Ellian, gezegd dat hij een ‘kwaadaardig gezwel’ is. Een weerzinwekkende, bedreigende uitspraak. Parlementariërs eisen nu van de regering dat de man zijn Nederlanderschap wordt ontnomen en hij wordt uitgezet. Daarbij wordt niet in aanmerking genomen dat de imam reageerde op de columnist Ellian die eerder had geschreven dat het salafisme met wortel en tak moet worden uitgeroeid. Ellian speelt weliswaar niet op de persoon, wat niet wegneemt dat salafisten deze uitspraak ook als weerzinwekkend en bedreigend zullen ervaren. Maar geen politicus zal de columnist zijn vrijheid van spreken willen ontnemen, laat staan zijn Nederlanderschap. Terecht overigens, want ook uitspraken die weerzin oproepen, hebben recht van bestaan. Zoals u, meneer Dalrymple, het verwoordt: Without disapproval there can be no tolerance.
    Het gaat mij hier om de selectieve verontwaardiging en de verstrekkende gevolgen die worden verbonden aan de weerzinwekkende uitspraken van de één, terwijl de uitspraken van de ander ongemoeid worden gelaten en zelfs op bijval kunnen rekenen.
    Mijn kanttekening bij uw stelling dat de vrijheid in Amsterdam en in Nederland is toegenomen, is dan ook dat de politieke correctheid niet is verdwenen, maar dat deze zich heeft verplaatst. Riskeerde je vroeger het etiket racist als je uitspraken deed die de goegemeente niet bevielen, nu riskeer je dat je een fundamentalist of terrorist wordt genoemd of dat je met de dood wordt bedreigd. Dat lijkt me niet echt een verbetering.

Femke Halsema is GroenLinks-fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Dit is de bewerkte versie van haar co-referaat bij de speech van Dalrymple. Zie voor de volledige tekst vk.nl/forum.

Nou, dat is weer een inkopper - een herhaling in andere woorden van het aloude adagium dat religieus fundamentalisme als levensopvatting gelijkwaardig is aan vrijheid en verlichting. Dit alles natuurlijk volgens het multiculturele denkconcept: "Alle culturele diversiteit is goed, in ons land zitten moslimfundamentalisten, dus moslimfundamentalisme is ook goed".
     Leon de Winter kopt hem er uitgebreid en met graagte in (de Volkskrant, 03-07-2007, door Leon de Winter, schrijver):
  Salafisme wil onze vrijheid vernietigen

Femke Halsema speelt het islamofascisme in de kaart door die totalitaire ideologie moreel gelijkwaardig te achten aan het liberalisme, vindt Leon de Winter
.

Salafisten zijn zeer vrome moslims die terug willen naar de manier waarop er in het vroege rijk van Mohammed werd geleefd. Daar ging het om leefregels, zo gelooft men, die men kan afleiden uit de leefwijze van de analfabeet en harembezitter Mohammed en uit het boek dat Allah voor het gemak al voor de schepping had geconcipieerd, de Koran (en dat Hij via de voorbeeldige mens Mohammed aan de mensheid openbaarde).
    Geen enkele andere religie werd in dat moslimrijk geduld, tenzij in een minderwaardige positie. Vrouwen werden geïsoleerd, culturele uitingen onderdrukt, volkeren onderworpen, en uniformiteit in gedrag en geest werd afgedwongen. Er zijn mensen die dat allemaal erg cool vinden en het nog eens dunnetjes willen overdoen; dat zijn dus de salafisten. Deze politieke islam roept de vergelijking op met het Duitse en het Sovjet-fascisme, en daarom is het zinnig om ten aanzien van het salafisme te spreken van islamofascisme.
    In zijn blog op de site van Elsevier heeft Afshin Ellian op 21 juni een column gewijd aan het Nederlandse salafisme. Hij citeert uit een AIVD-rapport en zet uiteen dat salafistische imams geleerd hebben ‘hoe ze met onze rechtsorde moeten omgaan: niet met een brede glimlach op tv verkondigen dat homo’s van de tiende verdieping met hun hoofd naar beneden moeten worden gegooid of dat critici van de islam moeten worden gedood’. ‘Ze hebben geleerd hoe ze de dubbele tong moeten hanteren. Deze fascistoïde lieden gaan onverminderd door met het rekruteren voor de politieke islam. Het salafisme hier en in Saoedi-Arabië moet met wortel en tak worden uitgeroeid.’
    De meeste mensen vinden dat het Duitse en het Sovjet-fascisme terecht op de mestvaalt van de historie zijn beland, en er zijn maar weinig mensen die zich verheugen op een samenleving waarin een primitieve 7de-eeuwse mythologie de basis van wet en ethiek vormt. Natuurlijk moet dat salafisme worden uitgeroeid. En zij die daar anders over denken, noemen wij terecht fascistisch.
    Femke Halsema denkt hier een tikkie genuanceerder over.
    Afgelopen zaterdag schreef zij op Forum dat een salafistische imam weliswaar een weerzinwekkende en bedreigende uitspraak over Ellian had gedaan – Ellian zou volgens deze imam een ‘kwaadaardig gezwel’ zijn – maar dat daarbij in aanmerking moet worden genomen ‘dat Ellian eerder had geschreven dat het salafisme met wortel en tak moet worden uitgeroeid. Ellian speelt weliswaar niet op de persoon, wat niet wegneemt dat salafisten deze uitspraak ook als weerzinwekkend en bedreigend zullen ervaren.’ Ofwel: Femke kan zich wel een beetje voorstellen dat je als rechtgeaarde imam iemand een kwaadaardig gezwel noemt als je geliefde totalitaire filosofie wordt beledigd.
    Halsema is nog niet klaar met Ellian: ‘Maar geen politicus zal de columnist zijn vrijheid van spreken willen ontnemen, laat staan zijn Nederlanderschap. Terecht overigens, want ook uitspraken die weerzin oproepen, hebben recht van bestaan.’ ‘Weerzin oproepen’ – bij wie? Bij salafisten? Maakt Halsema zich echt zorgen over de gevoeligheden van salafisten? Heeft zij begrip voor fanatici wanneer die zich door weerzinwekkende Deense cartoons of een weerzinwekkende roman van Rushdie of een weerzinwekkende column van Ellian geprovoceerd voelen en dus moordneigingen krijgen?
    Halsema gaat nog verder: ‘Het gaat mij hier om de selectieve verontwaardiging en de verstrekkende gevolgen die worden verbonden aan de weerzinwekkende uitspraken van de één, terwijl de uitspraken van de ander ongemoeid worden gelaten en zelfs op bijval kunnen rekenen.’ Het staat er echt, geschreven door een vrouw die zich vrijgevochten en links en liberaal en milieubewust en toch ook een beetje socialistisch en vooral feministisch vindt: de woorden van columnist Ellian worden op haar weegschaal gelegd naast die van de salafist, en – oeps! – ze wegen voor haar net zo weerzinwekkend.
    De gastjes van de Hofstadgroep kwamen graag luisteren naar de imam die zo gekwetst is door Ellians weerzinwekkende woorden. Deze imam hangt een onmenselijke, totalitaire filosofie aan waarin het gebruik van geweld tegen andersdenkenden een essentieel onderdeel vormt – Mohammed B. schijnt bij hem de nodige inspiratie te hebben opgedaan. En de mensen die zo’n filosofie uitdragen, neemt Halsema in bescherming tegen een columnist met wie zij in velerlei opzicht ideeën, levenswijze en mentaliteit deelt.
    De links-liberaal Ellian leeft in een samenleving die hij wil verbeteren en beschermen op basis van eigentijdse humane inzichten. De o zo beledigde salafisten willen die samenleving volledig omverwerpen en vervangen door een kalifaat. Daarin zullen mensen als Femke, Afshin en ik voor de keuze gesteld worden: ons onderwerpen aan de ideeën van de 7de-eeuwse denker Mohammed of sterven door onthoofding of steniging.
    Halsema doet alsof beide levenshoudingen gelijkwaardig zijn. De bedreigingen van een salafistische imam – gezwellen moeten worden verwijderd, toch? – zijn in haar optiek net zo weerzinwekkend als de oproep van Ellian om het salafisme uit te roeien. Zij bedrijft moreel relativisme van het crimineelste soort – want er is echt verschil tussen fascisme en liberalisme, tussen totalitarisme en vrijzinnigheid.
    Er zijn normen die we nooit mogen opgeven. Er bestaan verschillende moraliteiten van verschillend gewicht en met verschillende mensbeelden, en wie een humane samenleving voorstaat, keert zich tegen de salafisten en staat naast de links-liberaal – zo simpel hoort het voor Halsema te zijn. Zij hoort te weten dat de salafist een religieuze extremist is die bereid is elke tegenstander van het leven te beroven. Tegenover die potentiële moordenaar staat de liberaal Ellian, die eenieder vrij laat die hem vrij laat. Dit kan de salafist, bedwelmd door Allahs woord, niet opbrengen; het is juist de door de mens gemaakte vrijheid die hij wil vernietigen.
    Het maakt Halsema niet uit. Voor haar is alles één brei geworden. Zij smijt alles op één hoop. En zij speelt de fascisten in de kaart.

Helder.
    En Halsema voelt zich geroepen het nog een keer te bevestigen: ideologen leren nooit en te nimmer iets van de werkelijkheid en van argumenten (de Volkskrant, 07-07-2007, door Femke Halsema)
  De Winter frustreert het debat

Leon de Winter diskwalificeert zijn tegenstanders in het democratische debat door ze weg te zetten als fascisten, extremisten of antisemieten, schrijft Femke Halsema.


Leon de Winter gaat weer los (Forum, 3 juli), nu iemand heeft het gewaagd kanttekeningen te plaatsen bij de uitspraken van zijn geliefde vriend Afshin Ellian (Forum, 30 juni).
    Aanleiding is de kritische noot die ik plaats bij de oproep van Kamerleden om de salafistische imam die Ellian een ‘kwaadaardig gezwel’ heeft genoemd, zijn Nederlanderschap af te nemen en het land uit te zetten. Ik noem de uitspraak van de imam weerzinwekkend en bedreigend. De imam reageert echter op de uitspraak van Ellian dat het ‘salafisme met wortel en tak moet worden uitgeroeid’.
    Ik vind ook dit een agressieve en weinig democratische opvatting. Ik verwijt de Kamerleden selectieve verontwaardiging, omdat zij verstrekkende en onomkeerbare politieke gevolgen verbinden aan de weerzinwekkende uitspraken van de imam, terwijl zij (in dit geval Geert Wilders) applaudisseren bij de uitspraak van de ander.
    Ik ben van mening dat beide uitspraken, tenzij de rechter anders oordeelt, vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Tegelijk kritiseer ik beide als slecht voor een vrij en democratisch debat.
    Op basis van deze kanttekeningen over de vrijheid van meningsuiting komt Leon de Winter tot de conclusie dat ik het salafisme als religieuze en politieke stroming goedpraat en eindigt hij met een – van hem – bekende discussietruc: ik ‘speel de fascisten in de kaart’.
    In de beoordeling van de bedreiging die uitgaat van het politiek gemotiveerde salafisme, verschillen De Winter en ik niet eens zo van mening. Ook ik beschouw een groot deel van het gedachtengoed als bedreigend voor de mensenrechten. Dat de AIVD de stroming permanent onderzoekt, vind ik terecht en noodzakelijk. Als er aanleiding toe is, moet er ook strafrechtelijke vervolging plaatsvinden. Maar dat wil nog niet zeggen dat deze stroming met wortel en tak mag worden uitgeroeid.
    De Winter oordeelt volgens het principe ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’. Als een criticus niet net zo rabiaat bijvoorbeeld de term ‘fascisme’ gebruikt, erkent hij de ernst van het probleem niet. Nee, dan speelt hij de fascisten in de kaart.
    Het is niet de eerste keer dat De Winter deelnemers aan het democratische debat zo diskwalificeert. Waar hij de mening is toegedaan dat ‘Israël desnoods heel Gaza moet verwoesten’, worden degenen die pleiten voor een dialoog als extremisten weggezet. Over Hans van Mierlo, Joris Voorhoeve en Nico ter Linden, die een brief van Pax Christi over het Midden-Oosten ondertekenden, schrijft de Winter dat zij ‘heulers zijn met fascisten en antisemieten’.
    Je kunt je afvragen of beladen termen die verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog behulpzaam zijn bij ons begrip van, en debat over het oprukkende, gewelddadige moslimfundamentalisme en de burgeroorlog in het Midden-Oosten. Welke woorden heeft De Winter nog over als een totalitaire beweging ooit ons land overneemt?
    De Winter verwijst te pas en te onpas naar het belang van een samenleving waarin een ieder vrij is zich te uiten. Het is niet moeilijk in de bres te springen voor je vrienden als hun vrijheid wordt beklemd. Het is ook niet moeilijk tolerant te zijn jegens degenen met wie je het eens bent. Maar Voltaire heeft ooit de grote opgave van het vrije debat kernachtig verwoord: ‘ik keur af wat je zegt, maar ik zal tot de dood je recht verdedigen om het te zeggen’. De Winter wil het vrije woord alleen voor zichzelf en zijn vrienden reserveren en plaatst critici en andersdenkenden met extremistische kwalificaties buiten het debat. Hij bewijst daarmee het publieke debat, noch zichzelf een dienst.

Femke Halsema heeft er nog steeds niets van begrepen, omdat het gevaar ligt bij degenen die menen het recht te hebben te bepalen wat het vrije woord is - en daarbij een beroep doen op supra-humane argumenten. Degenen die dat doen zijn even gevaarlijk als fascisten, en kunnen direct daarmee vergeleken worden. Degenen die het recht van de ze vrij-woordkeuze-bepalers steunen, steunen de "fascisten". En dat doet Femke Halsema. En ze doet dit, wat ze in andere gevallen nooit zou doen, om maar één enkele reden: omdat het allochtone immigranten betreft. Femke Halsema is dus in geen enkele zaak waar het deze mensen betreft te vertrouwen. Ze verraadt haar eigen principes - en de onze.

We dachten dat het niet erger kon. Helaas"(de Volkskrant, 24-07-2007, door Wout van Tongeren, student filosofie en docent dramaturgie aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten):
  Democratie hoeft niet liberaal te zijn

Niet de naïvisten of islamisten vormen een bedreiging voor de democratie, maar de radicale verdedigers van westerse waarden, zegt Wout van Tongeren.


Tussentitels: Het is niet absoluut ondemocratisch om overspeligen te stenigen
Een ‘islamisering van de moderniteit’ kan en mag niet worden uitgesloten


In een keurige reeks volgen de relletjes elkaar op. Enkele hoogtepunten. Oktober: Het parlement roept toenmalig minister van Justitie Donner ter verantwoording vanwege zijn uitspraken over de mogelijkheid van de invoering van de sharia in Nederland. Januari: ophef over de bezoeken van de omstreden islamitische filosoof Tariq Ramadan aan Nederland. Juli: onvrede onder Kamerleden over het initiatief van enkele collega’s om met Hamas in dialoog te gaan. En vorige week: verontwaardiging over minister Vogelaar, die meent dat de Europese cultuur in de toekomst door de islam zal worden beïnvloed.
    De teneur van veel pleidooien in de recente discussies is dat de westerse, democratische waarden bedreigd worden door de fundamentalistische islam. We moeten vechten voor het behoud van onze cultuur en daarbij zijn slappe knieën onwenselijk. Naast de dreiging van buitenaf moeten westerlingen muiterij in eigen kring vrezen: het gevaar zou niet onderkend worden door westerse ‘naïvisten’ en ‘cultuurrelativisten’.
    De laatsten verwijten hun criticasters doempredikers en haatzaaiers te zijn. Beide kampen putten uit het arsenaal van referenties aan ‘de gruwelen van nazi-Duitsland’ om hun standpunten te ondersteunen. Tot zover niets bijzonders; de posities van de deelnemers aan het debat zijn bekend.
    Maar in deze discussie is er een argument tegen het standpunt van de doempredikers nog niet te berde gebracht. Het zijn namelijk niet de islamisten of naïvisten, maar eerder de zelfverklaarde verdedigers van de westerse waarden die een bedreiging vormen voor de democratie.
    Radicale pleitbezorgers van de liberaal-democratische grondwaarden als VVD-fractievoorzitter Mark Rutte, Afshin Ellian en Leon de Winter, nemen een standpunt in dat blijk geeft van een ongearticuleerde neiging tot een bijzonder soort totalitarisme.
    Laat ik dit duidelijk maken door kort in te gaan op de begrippen ‘democratie’ en ‘totalitarisme’, zoals de Franse politiek filosoof Claude Lefort ze opvat. Volgens Lefort (1924) wordt democratie gekenmerkt door een fundamentele leegte op de plaats van de macht. De democratie is principieel onzeker, haar organisatie (in bijvoorbeeld een parlement en regering) en haar mechanismen (verkiezingen, rechtspraak) zijn zodanig dat nooit een enkele persoon of groep de plaats van de macht kan innemen. Democratie kent geen ultieme vorm of ideologie; ze is wezenlijk zonder definitieve invulling.
    Modern totalitarisme – zoals het communisme of nationaal-socialisme – ontstaat als een beweging opkomt die zegt samen te vallen met het volk, en op die grondslag de lege plek van de macht wil opvullen. Het totalitaire bewind ordent de maatschappij dan op de ‘juiste’ en ‘organische’ manier. Hoewel totalitaire regimes zich vaak bedienen van een democratisch vocabulaire, verdwijnt met hun komst precies het kenmerkende van de democratie, namelijk dat die maatschappij een eenheid is zonder absolute ordening.
    In reactie op de uitspraken van minister Vogelaar spreekt Rutte er zijn afschuw over uit dat het kabinet ruimte schept voor discussies waarin de Nederlandse kernwaarden ‘ter discussie worden gesteld’ (Forum, 17 juli). Deze waarden zijn heilig, meent Rutte, en horen buiten de discussie te blijven.
    Historicus Wim van den Doel valt hem bij (Forum, 18 juli). ‘Door schade en schande heeft Europa zich de waarden en normen van de democratische rechtsstaat eigen gemaakt, waarden en normen die we beter vinden dan die van alternatieve systemen, ook al durven we ze door een postkoloniaal schuldgevoel niet meer ‘superieur’ te noemen.’
    Rutte en Van den Doel maken een fout die vaker gemaakt wordt: ze verzuimen te preciseren dat zij niet spreken over de democratie, maar over de liberale democratie. Zij gaan er blijkbaar van uit dat de ultieme invulling van de democratie beslist de liberale is. De totalitaire tendens in de opvattingen van uitgesproken verdedigers van de liberale democratie komt voort uit hun weigering om democratie en liberalisme los van elkaar te zien.
    Het liberale gedachtegoed stelt, grofweg, dat ieder individu de vrijheid moet hebben zijn leven vorm te geven zoals hem dat goed dunkt. Ieder mens moet vrij kunnen kiezen uit een hemelsbreed ‘aanbod’ van religies, levensstijlen, producten, overheidsdiensten en levensbeschouwingen. De liberale vrijheid kan alleen gegarandeerd worden als geen van die zaken overheersend wordt: het liberalisme zelf staat daarom als hoogste principe buiten discussie.
    Je mag van het liberalisme zo godsdienstig, extravagant of gek zijn als je wilt, op voorwaarde dat je de liberale keuzevrijheid accepteert. Ook politieke partijen die van oorsprong niet liberaal zijn (PvdA, CDA, GroenLinks), hebben zich deze idee de laatste decennia eigen gemaakt.
    Vanuit deze positie worden zij die ruimte zoeken om de grondbeginselen van de liberale democratie te bediscussiëren, beschouwd als vijanden van de democratie. Zo krijgt Tariq Ramadan – die zich profileert als behoudend moslim, maar de dialoog met westerse denkers niet uit de weg gaat – de kritiek dat hij een ‘islamisering van de moderniteit’ nastreeft en zich daarom diskwalificeert van deelname aan het publieke debat.
    Ook radicalere nastrevers van een maatschappij met een islamitisch karakter – zoals aanhangers van de Moslimbroederschap of het Hamasbewind in Gaza – worden gezien als per definitie ondemocratisch. Maar hun standpunten zijn niet wezenlijk onverzoenlijk met democratie op zich. Zelfs van een extreem problematisch onderwerp als het stenigen van overspeligen kun je niet zeggen dat het absoluut ondemocratisch is – tenzij je aan democratie al een bepaalde invulling geeft. Ook westerse democratieën verschillen. Waar in Nederland of Duitsland de herinvoering van de doodstraf ondenkbaar lijkt, is ze in de Verenigde Staten vrij algemeen geaccepteerd.
    Ik pleit niet voor relativisme: de verschillen tussen democratieën zijn wel degelijk waardeverschillen, en zaken als de doodstraf of ongelijke behandeling moeten vurig bestreden worden. Dat kan alleen niet door een beroep op ‘het democratisch gehalte’ van de maatschappij. Men moet dan een andere grond aanvoeren, bijvoorbeeld de rede.
    De democratie is slechts een structuur die vormen van totalitarisme moet voorkomen. Dat westerse politici hebben geleerd van de geschiedenis, betekent niet dat de democratie in Europa of de VS nu haar ‘werkelijke’ gestalte heeft aangenomen. Niet de democratie heeft zich ontwikkeld, maar onze cultuur. Willen we vanuit die cultuur bepalen wat de definitieve invulling van democratie is, dan doen we precies waarvoor Lefort waarschuwt: we werpen ons op als degenen die spreken in het belang van het volk, en stellen vast wat de Ene Ware Maatschappij moet zijn.
    Veel politici vonden de uitspraken van minister Vogelaar aanstootgevend. Maar wij mogen, als we echt democratisch willen zijn, niet van de islamitische ander eisen dat hij wordt als wij, voordat hij aan het publieke leven mag deelnemen. Een ‘islamisering van de moderniteit’ kan en mag niet worden uitgesloten.
    We moeten onder ogen zien dat wij zelf veranderd uit de democratische meningenstrijd kunnen komen. Democratie draagt altijd een risico met zich mee dat niet verzekerd mag worden. Om met Lefort te spreken: ‘We moeten het onvoorstelbare omhelzen.’

Ach, onze brave man heeft hier vast heel lang over gedacht en geschreven. Maar met een simpel briefje wordt het zo omgeblazen (de Volkskrant, 26-07-2007, ingezonden brief van Reindert Brongers (Utrecht)):
  Gelijke rechten

Student filosofie Wout van Tongeren stelt dat een democratie niet liberaal hoeft te zijn (Forum, 24 juli).
    Pleitbezorgers van radicale westerse grondwaarden als VVD`er Mark Rutte, schrijver Leon de Winter en columnist Afshin Ellian zouden zelf de totalitaire neigingen vertonen die ze hun radicaal-islamitische opponenten verwijten. Het is jammer dat Van Tongeren geheel voorbijgaat aan het begrip rechtsstaat.
    Westerse waarden als scheiding van kerk en staat, gelijke rechten voor vrouwen en homoseksuelen en vrijheid van meningsuiting worden niet zozeer gewaarborgd door de democratie als wel door de rechtsstaat.
    Wie de sharia invoert als de meerderheid van de bevolking dat wil, handelt weliswaar democratisch, maar schaft de rechtsstaat af. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het stenigen van overspelige vrouwen - iets dat Van Tongeren niet per definitie ondemocratisch noemt - wordt gerechtvaardigd met religieuze principes, die volgens de beulen boven de (aardse) rechtsstaat en mensenrechten staan.

Tja ...
    Maar ook de heren hoogleraren vinden dit toch wat te gortig". Nummer 1 (de Volkskrant, 31-07-2007, door Remieg Aerts, hoogleraar politieke geschiedenis in Nijmegen)
  Democratie is meer dan de helft plus 1

Individueel burgerschap staat centraal in de liberale democratie, zegt Remieg Aerts. Dus is er voor andersdenkenden ruimte. Maar niet als zij ondemocratisch zijn, stelt Martien Pennings.


In een prikkelend betoog verdedigt Wout van Tongeren de stelling dat de democratie niet geïdentificeerd mag worden met liberale waarden (Forum, 24 juli). Hij beroept zich op de Franse politiek filosoof Claude Lefort. Volgens Lefort kent de democratie geen ultieme vorm of ideologie. Daarom, meent Van Tongeren, kunnen zelfs radicaal islamitische bewegingen (Moslimbroederschap, Hamas) en principes die tegenover de westerse waarden staan (elementen uit de sharia), niet als onverenigbaar met ‘de democratie’ veroordeeld worden. Ook ‘onze’ democratie kan op den duur door islamitische waarden worden aangepast, zoals minister Vogelaar onlangs suggereerde.
    Ik heb in hoofdzaak drie bezwaren tegen deze redenering.
    Volgens Lefort is in de democratie het centrum van de macht ‘leeg’. Zij heeft op zichzelf geen programma, geen leidende ideologie die gelegitimeerd kan worden met een beroep op een vermeende volkswil. Alleen totalitaire ‘volksdemocratieën’ werken volgens dat principe. Dat is juist. Maar het feit dat de inhoud van democratie in wezen omstreden is en zij tal van vormen en varianten kent, betekent niet dat de betekenis van ‘democratie’ willekeurig is. Zo zijn totalitaire volksdemocratieën geen echte democratieën, en impliceert de aanwezigheid van kiesrecht of een meerderheidsstelsel nog geen ontwikkelde democratie.
    Het betekent evenmin dat wij geen goede redenen zouden kunnen hebben om een bepaalde invulling van democratie te prefereren. Zo zijn er goede redenen om aan de liberale democratie de voorkeur te geven. Ten eerste omdat deze vorm zich in het Westen en ook daarbuiten sinds ten minste een halve eeuw bewezen heeft als relatief aangenaam en veilig om in te leven. Bij alle tekortkomingen is er geen reden hier geringschattend over te doen.
    Verder betekent ‘liberale democratie’ niet, zoals Van Tongeren lijkt te veronderstellen, de democratie van het liberalisme. Ook de christen-democratie en de sociaal-democratie hebben zich, vanuit hun eigen ideologie, kunnen vestigen binnen de ‘liberale democratie’. Zij hebben het principe van sociale solidariteit toegevoegd, dat de verzorgingsstaat mogelijk heeft gemaakt. Die ruimte biedt de liberale democratie, omdat zij geen ideologie is, maar een open stelsel of een geheel van spelregels.
    Waar gaat het in democratie wezenlijk om? Niet om volkssoevereiniteit of meerderheidsbestuur. Zoals Bernard Manin in The Principles of Representative Government (1997) heeft laten zien, zijn westerse democratieën geen ‘volksmachten’ in strikte en historische betekenis, maar vertegenwoordigende stelsels. Het werkelijke principe van onze democratie is burgerschap: burgers associëren zich vrijelijk in allerlei verbanden, en organiseren de uitvoering van het publiek bestuur volgens gezamenlijk overeengekomen procedures en lichamen. Zij richten de staat zo in, dat deze hun belangen dient en geen onderdrukkende macht kan zijn. Regels reguleren ook de verhoudingen tussen de burgers onderling.
    Die procedures (besluitvorming bij meerderheid, na inspraak en overleg) vormen slechts deel van een groter pakket: burgerrechten, onafhankelijke rechtspraak en pers, bescherming van minderheidsbelangen en erkenning van gelijkwaardigheid in juridische en bestuurlijke zaken en in het maatschappelijke en culturele verkeer. Dat toch zijn de kenmerken van samenlevingen die wij democratisch noemen. In al deze zaken betreft het de gelijkheid, rechten en vrijheden van afzonderlijke burgers – niet van collectieven als standen, klassen, rassen, seksen of geloofsgemeenschappen. Vertegenwoordiging van zulke collectieven behoort tot het feodalisme, dat als principe zijn einde vond in de Franse Revolutie. In de democratie die sindsdien tot ontwikkeling is gekomen, staat individueel burgerschap centraal. Die burgers hebben de vrijheid zichzelf te organiseren, in verenigingen, kerkgenootschappen, politieke partijen, vakbonden en ngo’s. Hierin zijn liberalisme en democratie inderdaad vanouds verwant.
    Ook als wezenlijk open systeem kan de democratie wel degelijk een ‘bedoeling’ hebben, namelijk de bescherming en bevordering van humanitaire waarden. Dat is waar wij de democratie voor hebben. Daarvoor is zij ook het meest geschikt, meer bijvoorbeeld dan als effectieve vorm van bestuur. Dat de democratie ooit allerlei radicaal islamitische principes of zelfs de sharia zou kunnen omvatten, is onzin – juist als men zich op Lefort beroept. Immers, als een onvoorwaardelijk religieus stelsel de inhoud van de democratie zou gaan bepalen, heeft die democratie volgens Lefort een leidende ideologie en daarmee een totalitair karakter gekregen. Natuurlijk kan ook een stelsel zonder humanitaire rechten en vrijheden ‘democratie’ blijven heten. Maar op de mestvaalt is de roos toch niet meer wat zij was. In deze maatschappelijke discussie zitten we niet te wachten op spitsvondige redeneringen, maar op leefbare realiteitszin.

En nummer 2 (de Volkskrant, 31-07-2007, door Martien Pennings is historicus):
  Veiligstellen beschaving geen denkfout

Volgens Wout van Tongeren hoort een democratie ‘leeg’ te zijn, althans ‘zonder definitieve invulling’. Ik pleit echter voor inhoud. De samenleving kan natuurlijk altijd beter, maar tot die tijd wil ik vasthouden aan de huidige vormen van democratie in de Atlantische wereld, wortelend in de traditie waarin jodendom, christendom en Verlichting elkaar gewassen hebben, met als voorlopig eindpunt de grondrechten, de rechtsstaat en de rechten van de mens.
     Van Tongeren noemt Mark Rutte, Leon de Winter en Afshin Ellian ‘radicale pleitbezorgers’ van de waarden van deze democratie. Hij vindt hen ‘een bedreiging voor de democratie’, aanhangers van een ‘bijzonder soort totalitarisme’ en blijkbaar vergelijkbaar met de bekende soorten totalitarisme, zoals het communisme en nationaal-socialisme.
    Na de Tweede Wereldoorlog stelde Duitsland zich de vraag of de ‘liberale democratie’ zich mocht verdedigen. Het antwoord luidde: ja, zij die de democratische rechtsstaat willen opheffen, zelfs als hun middelen democratisch zijn, moeten door de democratie bestreden worden. Dat is dus de liberale rechtsstaat, iets meer dan stemmen en regering bij meerderheid.
    Het veiligstellen van het voorlopig eindpunt van onze beschavingsodyssee, het gelijkstellen van ‘liberaal met ‘democratisch’, is, anders dan Van Tongeren meent, géén denkfout. Vrijheid is het eerste principe van de westerse beschaving (rechtvaardigheid haar tweede) en haar grootste probleem is het vreedzame oplossen van de strijd die kan ontstaan waar de vrijheid van de een op die van de ander stuit of waar de vrijheid conflicteert met de rechtvaardigheid.
    Het meest verontrustende van het betoog van Van Tongeren zit in zijn islamofilie. Wat maakt hem zo gretig om juist de islam te zien als veranderkracht contra het ‘totalitaire’ vasthouden aan de liberale democratie? Waarom doet hij neerbuigend over ‘relletjes’ rond Donners mening dat de sharia bij meerderheid ingevoerd zou kunnen worden? Waarom hoofdschudden over de kritiek op Vogelaar, die geen benul heeft van de islam? Waarom verbaasd zijn over de verontwaardiging over de dialoog van Kamerleden met Hamas, dat niet aan de macht kwam door ‘democratie’, maar door straatterreur, intimidatie, politieke manipulatie en, o ja, ook nog verkiezingen. Wat zijn dit voor rare voorkeuren? Een islamisering van de moderniteit ‘kan en mag’ van Van Tongeren niet worden uitgesloten. Volgens hem ‘moeten we het onvoorstelbare omhelzen.’ Echt?

Oftewel: die Van Tongeren ligt ook voor de elite toch echt heel ver buiten de werkelijkheid.

Op welk punt in het verhaal er een deus ex machina volgde, in de vorm van een inbreng van het gezonde verstand. Geheel onbeloeld, natuurlijk, want als er één ding is waar de elite een hekel aan heeft, is dat het gezonde verstand. Tot welke elite ook behoren de media, en dat in het kwadraat voor de publieke omroep.
    Die laatste had in een poging de zaak van de islam te bevorderen een hele programma georganiseerd om te laten zien wat een gewone mensen die moslims wel niet zijn, met daarin een discussie over de vrijheid van meningsuiting versus belediging. En om zeker te zijn van de overwinning, in de vorm van drie-tegen-één: de moslim-propaganda-programmamaaksters genaamd de Meiden van Halal, tegen cabaretier en vriend van Theo van Gogh Hans Teeuwen. Het verslag staat hier uitleg of detail en de uitkomst van deze strijd hier uitleg of detail , en de uitkomst van de inhoudelijke discussie hier: "Er is geen zinvolle beperking te verzinnen aan de vrijheid van meningsuiting behalve die van het oproepen tot geweld, omdat alle terminologie van de soort 'belediging' niet goed algemeen te definiëren valt".

Zo, dat was de uitkomst. Maar natuurlijk ging het gediscussieer gewoon door. Hier nog wat losse bijdragen (de Volkskrant, 20-08-2007, door Mat Herben):
  Koran is niet boven kritiek verheven

Vrijheid van godsdienst is geen vrijbrief om anderen te bedreigen. Kerkleiders keuren geweld al eeuwen af, maar waar blijft de fatwa tegen Al Qaida, vraagt Mat Herben zich af.


In 1574 toen het Spaanse leger Leiden belegerde, liet het stadsbestuur noodgeld drukken met de tekst: ‘Dit is voor de vrijheid’. Een aantal predikanten protesteerde. Het opschrift diende te zijn ‘Dit is voor de godsdienst’. Vanaf de kansel werd een felle donderpreek gehouden tegen het stadsbestuur, waarop de ambtenaar Jan van Hout zijn pistool trok en aan burgemeester Pieter van der Werff de vraag stelde: ‘Wil ik hem van de preekstoel lichten?’ De burgemeester wist zijn ambtenaar hiervan af te houden.
    De remonstrantse kroniekschrijver Gerard Brandt gaf als commentaar: ‘Alsof de vrijheid van de religie niet mede onder het woord vrijheid zou zijn begrepen, en alsof ook niet anderen, niet zijnde van de gereformeerde religie, zich trouw voor het vaderland hebben ingezet, uit haat voor de inquisitie en de Spaanse regering.’ Het is goed dit voorval in gedachten te houden als wij spreken over de vrijheid van meningsuiting (art. 7 van de Grondwet) en de reikwijdte van de vrijheid van godsdienst (art. 6 GW).
    Het is ongerijmd dat de vrijheid van meningsuiting aan banden kan worden gelegd met een beroep op de vrijheid van godsdienst. Zoals Gerard Brandt vierhonderd jaar geleden al constateerde, is het begrip ‘vrijheid’ veelomvattender dan godsdienstvrijheid. De botsing van grondrechten wordt onnodig veroorzaakt door een te ruime interpretatie van het begrip godsdienstvrijheid. Het alledaagse taalgebruik draagt hieraan bij: ‘godsdienstvrijheid’ is niet hetzelfde als vrijheid van godsdienst. In het eerste geval wordt de godsdienst zelf beschermd, in het tweede geval het recht van de burger.
    De historische betekenis is de burger toe te staan zijn geweten te volgen en de godsdienst van zijn keuze ‘vrij te belijden’. Dat vrij belijden betekende niet dat hij zijn godsdienst aan anderen mocht opdringen, of zelfs maar in het openbaar mocht verkondigen. Katholieken moesten bijvoorbeeld bijeenkomen in schuilkerken. De vrijheid van godsdienst is dus veel beperkter van aard dan de vrijheid van meningsuiting, die een burger het recht geeft godsdienstige en politieke gedachten niet alleen te hebben, maar ook te verkondigen. Het is derhalve een gevaarlijk misverstand dat het beperken van de vrijheid van meningsuiting het begrip en respect voor godsdiensten zou bevorderen. Alleen de vrijheid van meningsuiting schept ruimte in het publieke debat. Zonder deze vrijheid moeten christenen en moslims zich weer terugtrekken in schuilkerken en schuilmoskeeën, omdat de mening van de een kwetsend zou kunnen zijn voor de ander. Een heilloze ontwikkeling.
    Nadenken over godsdiensten kan leiden tot kritiek, maar het is het onvervreemdbare grondrecht van de burger zich een eigen levensovertuiging te vormen. Dat individuele recht moet worden beschermd, niet de religieuze of politieke overtuiging. Christendom, islam, socialisme, liberalisme zijn niet verheven boven kritiek.
    Dat aan het begrip godsdienstvrijheid een verkeerde betekenis wordt toegekend, komt ook door een recente grondwetswijziging. De huidige tekst van art. 6 GW is: ‘Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. De burger mag zelf de grenzen van de wet opzoeken. Hier is duidelijk sprake van een terugtredende overheid. Bijna twee eeuwen lang, tot de grondwetswijziging van 1983, stond daar namelijk: ‘De Koning waakt, dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat’.
    De overheid heeft het volste recht te controleren of levensbeschouwelijke organisaties zich houden aan de wet. Er bestaat te veel koudwatervrees bij het onderzoeken van religieuze uitingen. Het gaat nadrukkelijk niet om het onderzoeken van theologische opvattingen, die inderdaad vallen onder de vrijheid van godsdienst. Zonde is een theologisch begrip. Het heeft te maken met iemands zielenheil. Niemand – burger noch rechter – hoeft zich te verdiepen in welke heilsleer dan ook.
    Het verschil tussen theologie en strafrecht is een van de uitgangspunten bij de scheiding van kerk en staat. Helaas niet in de islam, want in de sharia vloeien deze twee aspecten in elkaar over, zoals blijkt uit dit praktijkvoorbeeld: ‘Homoseksualiteit is zondig, dus moet de homo worden gedood door hem vanaf het hoogste gebouw te gooien’. Tot de komma is het een theologische opvatting die valt onder de vrijheid van godsdienst, na de komma is het aanzetten tot moord en valt het onder het strafrecht. Het is dan ook idioot dat de imam die deze uitspraak deed, niet is veroordeeld. Als hij zich had beperkt tot de theologische uitspraak ‘Homo’s komen niet in de hemel’, was er niets strafbaars gezegd.
    Natuurlijk mag de Koran in Nederland worden gedrukt en verkocht. De vrijheid van drukpers (art. 7 GW) staat dat uitdrukkelijk toe. Het is onthutsend hoe vaak de vrijheid van godsdienst is aangeroepen als grond voor verspreiding van de Koran. Vrijheid van godsdienst is geen vrijbrief om anderen te beledigen of te bedreigen. Het is aan de rechter te beoordelen of het christendom, de islam, de Satanskerk of welke sekte dan ook, handelen in strijd met de wet. Waarom wordt de islam anders behandeld dan de antroposofie van Rudolf Steiner, die wel is aangeklaagd (wegens racisme)? De Bijbel ondermijnt in geen enkel opzicht de staat. De bloedige episodes in het Oude Testament hebben uitsluitend theologische en verhalende waarde. Niemand wordt in onze tijd met dood of mishandeling bedreigd. Centraal staan de Tien Geboden. De meeste daarvan noemt de Koran ook, met één kardinaal verschil: ‘Gij zult niet doden’ is vervangen door ‘Gij zult ongelovigen doden’.
    Terroristen kunnen zich niet op het christendom beroepen. Het gebruik van geweld wordt al eeuwen afgekeurd door kerkleiders, maar waar blijft de fatwa tegen Al Qaida? Ik ben benieuwd naar de rechtszaak tegen Geert Wilders. Knappe rechter die dit cruciale verschil weet weg te poetsen.

Mat Herben was fractieleider van de LPF. In zijn boek Vrij Denken (Synthese, 2005) gaat hij in op de relatie tussen geloof en politiek.

En nog eentje (Leids universiteitsblad Mare, 27-09-2007, door Vincent Bongers ):
  Hoogleraar mensenrechten en -plichten pleit voor terughoudendheid in publieke debat

Mag ik alles zeggen?

'Iedereen heeft het over de Rechten van de Mens. Maar wat staat er eigenlijk in?' Deze en andere vragen behandelt Thomas Mertens de kersverse hoogleraar mensenrechten en -plichten.


'Het hebben van het recht op vrije meningsuiting wordt hier vaak vertaald in: ik mag alles zeggen', zegt Thomas Mertens. 'Dat idee heeft al postgevat in de media. Maar ook in het politieke discours zie je het steeds vaker. Je hebt echter ook een plicht om rekening te houden met anderen', zegt Mertens. Sinds begin deze maand is hij hoogleraar mensenrechten en mensenplichten bij de faculteit Wijsbegeerte. Het is een aanstelling voor een dag in de week. Hij is ook hoogleraar rechtsfilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
    'Die discussie is in Nederland heel relevant als het gaat over de islam en integratie. Het publieke debat zou naar mijn mening met meer terughoudendheid gevoerd moeten worden. De grenzen worden regelmatig opgezocht en in enkele gevallen ook overschreden. Ik denk dan vooral aan uitspraken van bijvoorbeeld Geert Wilders. Uiteindelijk is het door het respecteren van het recht van vrije meningsuiting mogelijk om deze discussie te voeren. Dat schept ook verplichtingen.' ...

Het is duidelijk wat deze meneer bedoelt met "mernsenrechten": de rechten van moslims en andere "minderheden" gaan voor die van ongelovigen en gewone Nederlanders

Het debat komt opnieuw opgang door een verklaring van hoofd terrorismebestrijding Tjibbe Joustra, die waarschuwt dat de toon van het debat radicalen over het randje kan duwen (de Volkskrant, 27-09-2007, door Ehsan Jami en Geert Wilders):
  Wij zullen nooit zwijgen

Als terreurbestrijder Tjibbe Joustra zijn zin krijgt en we zwijgen over de gewelddadige islam, dan zijn we onze vrijheid kwijt, betogen Ehsan Jami en Geert Wilders.

Meneer Joustra is een nette man. Hij houdt alleen niet zo van politici die kritisch zijn over de islam. ‘Zulke radicale uitspraken kunnen individuen die op de rand van geweld staan, het laatste duwtje geven’, heeft hij onlangs in het AD gezegd (Binnenland, 25 september).
Wij vinden dat Joustra terroristen moet vangen in plaats van politici proberen de mond te snoeren. Zijn uitspraken zijn alleen al om die reden ongepast.
    Maar wij vragen ons ook af of het wel waar is wat Joustra beweert. Heeft hij concrete informatie dat er nu door uitspraken van islamcritici terroristische aanslagen in Nederland worden voorbereid? Is het dreigingsniveau voor ons land nu ineens verhoogd? Waarom weigert hij zijn woorden te substantiëren met feiten, waardoor zijn oproep verwordt tot holle frasen en pure politieke intimidatie?
    Is het wel waar dat een gemiddelde islamitische extremist ‘een duwtje’ van islamcritici nodig heeft om tot geweld over te gaan? Denkt Joustra echt dat godsdienstwaanzinnigen die geweld willen gebruiken om Allah te behagen, Jami of Wilders nodig hebben als extra prikkel om tot actie over te gaan? Of getuigt zijn opmerking van een onkunde van de radicale islam die niet bij een topterreurbestrijder van zijn kaliber past?
    Stel dat Joustra zijn zin krijgt en dat islamcritici zwijgen. Hun mond houden. Geen feiten benoemen. De andere kant opkijken.
    Zwijgen als homoseksuelen dagelijks in elkaar worden geramd, omdat ze volgens de islam minder waard zijn dan varkens.
    Zwijgen als vrouwen verplicht worden thuisgehouden, opgesloten, uitgehuwelijkt en een hoofddoek moeten dragen van hun mannen, omdat ze volgens de islam minder waard zijn dan mannen.
    Zwijgen als afvalligen in elkaar worden geslagen omdat de islam de doodstraf zet op afvalligheid, omdat de islam geen andere smaken duldt.
    Zwijgen als andersdenkenden of andersgelovigen als christenen of atheïsten of gewoon niet-moslims worden verketterd als apen en minderwaardigen, of van school worden gepest.
    Zwijgen over de Koran, ook al staat dat boek vol met oproepen die strijdig zijn met onze democratische rechtsstaat en waarden en normen.
    Als Nederland zwijgt of louter politiek-correct onzinproza uitkraamt à la minister Vogelaar, raken we onze vrijheid kwijt aan de islam. Stevige islamkritiek is juist nodig in de strijd voor de vrijheid van ons land en onze burgers. Niets is ons dierbaarder dan deze vrijheid. Wij kiezen voor vrijheid, Joustra kiest voor politiek-correcte angsthazerij en capitulatie.
    Laten we naar de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw kijken. Toen werden christendom en Jezus Christus zwaar beledigd en bekritiseerd door onder anderen Gerard Reve. Werden er toen jonge christenen geradicaliseerd door de uitspraken van Gerard Reve? Gingen christenen toen massaal geweld plegen? Is Reve beveiligd of vermoord? Natuurlijk niet. Dergelijke uitwassen zijn uniek voor de islamitische ideologie van haat, geweld en intolerantie.
    Gelukkig zijn niet alle moslims gewelddadig. Onze kritiek richt zich op de gewelddadigheid van de islam, de Koran en de overleveringen over de profeet Mohammed. Ieder die zich verdiept in het levensverhaal van de profeet Mohammed zal tot dezelfde conclusie komen, namelijk dat hij een wrede tiran was die niet tolerant was tegenover vrouwen, homo’s, afvalligen, en die ontelbare Joden publiekelijk onthoofdde.
    Zou Joustra dat allemaal weten? Als wij nu niet optreden tegen de vergaande islamisering van Nederland, herleven de jaren dertig van de vorige eeuw. Alleen was het toen Hitler en nu Mohammed.
    Mensen die knokken voor de vrijheid laten zich niet ringeloren of muilkorven. Door niets en niemand. Ook niet als ze daardoor zelf hun vrijheid zijn kwijtgeraakt. Dat zou bovendien een historische vergissing zijn en een belediging voor al diegenen die hun leven voor de vrijheid hebben gegeven. Voor de mensen die Nederland in 1944 en 1945 hebben bevrijd, voor de soldaten die nog dagelijks voor de vrijheid van Afghanistan strijden en daar soms zelfs hun leven voor geven. Voor al deze mensen was zwijgen geen optie. Het zou een capitulatie zijn geweest.
    De islam is een imperialistische ideologie die niet van polderen of overleg houdt. De islam is uit op alleenheerschappij en zal daarvoor, net als de barbaar Mohammed in Medina, geweld toepassen en moorden. Tot er alleen islam is en niets dan islam. Tot we allemaal leven volgens de regels van de Koran. Maar dat moment van onvrijheid mag nooit komen. Daarom moet de waarheid over de islam worden gezegd. Daarom mogen we niet zwijgen. De uitspraken van Joustra zijn naïef en levensgevaarlijk voor Nederland.
    Wij zullen in het belang van Nederland en de vrijheid van ons land de woorden van Joustra negeren.
     Maar we halen wel inspiratie uit de wijze woorden van de Griekse legeraanvoerder en historicus Thucydides: ‘Het geheim van geluk is vrijheid. Het geheim van vrijheid is moed.’

Ehsan Jami is PvdA-raadslid in Leidschendam-Voorburg. Geert Wilders is PVV-fractieleider in de Tweede Kamer.

Met de volgende reacties, in de vorm van drie artikelen onder één kop (de Volkskrant, 28-09-2007):
  Kwetsen mag, maar vrij debatteren is beter

Ehsan Jami en Geert Wilders bekritiseerden vorige week Tjibbe Joustra, die heeft opgeroepen geen radicale uitspraken te doen over de islam. Nu geven zij zelf kritiek, van Meindert Fennema, Joost Zwagerman, Rogier Havelaar en Jihad Alariachi.


Terroristen vangen, door Meindert Fennema, lid van het steuncomité ex-moslims
 

Ehsan Jami en Geert Wilders vallen Tjibbe Joustra, hoofd van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) hard aan (Forum, 27 september). Joustra had in het AD opgeroepen tot een matiging in het debat over de islam. Zonder hen met name te noemen, bekritiseerde hij de ‘radicale uitspraken' van Wilders en Jami. Die zouden ‘individuen, die op de rand van geweld staan, het laatste duwtje' kunnen geven.
    Jami en Wilders schrijven dat ‘Joustra terroristen moet vangen in plaats van politici de mond te snoeren'. Maar ‘terroristen vangen' is de taak van de politie. De NCTb moet zich bezighouden met de vraag hoe je terrorisme kunt voorkomen. Hij meent dat het zou helpen als Wilders en Jami hun toon zouden matigen. Dat is heel wat anders dan hen het zwijgen opleggen. En het betekent al helemaal niet dat zij geen ‘feiten mogen benoemen'.
    Ik vind dat iedere ex-moslim het recht heeft zich te uiten op de wijze waarop Jami dat heeft gedaan; dat aan dat recht niet getornd mag worden, ook niet als hij op grond daarvan wordt bedreigd. Daarom ook was ik een van de initiatiefnemers van het steuncomité ex-moslims. Joustra heeft nooit laten blijken dat hij die uitingsvrijheid aan banden wil leggen.
    Er is inderdaad geen wetenschappelijk onderzoek dat een directe relatie aantoont tussen verruwing van het publieke debat en het gebruik van geweld, zoals Joustra suggereerde. Mijn collega Jean Tillie en ik zijn daarom begonnen aan een onderzoek dat een dergelijk bewijs mogelijk kan leveren.
    Maar daar kan Joustra niet op wachten, hij moet werken op basis van hypotheses. Het is waarschijnlijk dat opzettelijk kwetsen bij de gekwetste partij wraakgevoelens oproept. Joustra roept, vanuit zijn functie van terrorismebestrijder, politici op niet te kwetsen. Dat is zijn plicht. Maar dat laat het recht om te kwetsen onverlet.


Jaren dertig, door Joost Zwagerman, schrijver

Wat doet Geert Wilders op de lijst van ondertekenaars van de Steunverklaring bij de oprichting van het Comité van ex-moslims als hij de tekst van die verklaring niet onderschrijft, zoals blijkt uit zijn met Ehsan Jami geschreven artikel?
    Daar staat onder meer: ‘dat iedereen die opgroeit in een milieu met een religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging (..) volledige vrijheid dient te genieten bij het maken van eigen religieuze of levensbeschouwelijke keuzen.' En: ‘dat iedere Nederlander alle andere Nederlanders, familieleden daarbij inbegrepen, vrij moet laten bij het maken van religieuze of levensbeschouwelijke keuzen.'
    Dit betekent dus dat óók Jami en Wilders alle moslims in Nederland vrij dienen te laten in hun geloofsovertuiging, precies zoals Jami zelf terecht een beroep doet op de vrijheid van zíjn geloofsovertuiging af te stappen. Je kunt heel goed een debat voeren over de spanning tussen leerstellingen uit de Koran over ongelovigen, vrouwen en homoseksuelen aan de ene kant, en de grondrechten van iedere Nederlandse burger aan de andere kant zonder, zoals Jami en Wilders doen, andermans geloofsvrijheid aan banden te leggen door, zoals Wilders eerder deed, te hameren op een koranverbod of door een direct verband te leggen tussen Hitler en de profeet Mohammed.
    Jami en Wilders kunnen verder maar beter ietsje langer nadenken voor ze verwijzen naar ‘de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw'. Ze stellen vast dat ‘christendom en Jezus Christus zwaar beledigd en bekritiseerd werden door onder anderen Gerard Reve'. Hier halen zij de broers Karel en Gerard door elkaar. Zoals bekend bekeerde Gerard Reve zich tot het katholicisme en heeft hij erg veel gezegd - maar het bekritiseren van Jezus Christus? Nou nee. Jami had beter moeten opletten op school en een landspoliticus die niet weet wat een van de grootste schrijvers van de vorige eeuw schreef, moet zich aanmelden voor een inburgeringscursus.


Koud hart, door Rogier Havelaar, voorzitter van PerspectieF, ChristenUnie-jongeren, en Jihad Alariachi tv-presentator en een van De Meiden van Halal

Geert Wilders heeft het talent een debat naar zich toe te trekken. Voordeel is dat zo het thema integratie hoog op de agenda blijft staan en dat de radicale islam niet uit het oog wordt verloren.
    Maar op zijn werkwijze valt veel aan te merken.
    Allereerst is die niet constructief. Zijn Partij Voor de Vrijheid neemt de vrijheid ongenuanceerd tegen een miljoen moslims aan te schoppen, maar geeft hun niet de vrijheid met hem in gesprek te treden. Talloze uitnodigingen van islamitische organisaties en van het tv-programma De Meiden van Halal wees Wilders van de hand, omdat de mensen daarachter opvattingen hebben die volgens hem te belachelijk zijn om mee in gesprek te gaan. Hiermee isoleert hij zichzelf.
    Ten tweede bereikt Wilders niets met deze aanpak. Vrijwel geen enkel voorstel van Wilders komt door de Tweede Kamer, omdat hij weigert ook maar één woord aan zijn ongenuanceerde voorstellen te wijzigen. Dat hij vervolgens geen enkel politiek resultaat boekt, komt volgens hem door de onwil van andere partijen. Wij zien dat meer als politiek autisme.
    Tot slot krijgen dankzij hem figuren zoals de imam uit Tilburg een podium. Media zetten tegenover de ene extreme mening immers altijd die van een ander. Zo komen moslims die kritiek hebben in eigen kring minder aan het woord.
    Nederland heeft recht op een goed inhoudelijk debat over de rol van religie in de samenleving. Wij behoren beiden tot een andere godsdienst; wij vinden het belangrijk elkaar scherp te ondervragen. Dat is heel wat anders dan de kritiek waar Jami en Wilders over spreken. Kritiek kun je niet geven met een koud hart. Kritiek geef je vanuit een betrokken houding. Schelden, zoals Wilders doet, doe je om te kwetsen.
    Nederland is een vrij land waarin altijd verschillende mensen, godsdiensten en culturen naast elkaar hebben geleefd. Door mensen als Wilders lijkt dit nu ineens niet meer te kunnen. Wat we nodig hebben, is een harde aanpak van extremisten. Daar is dit kabinet nu al druk mee bezig. De discussie moet gaan over hoe we Nederland weer kunnen maken zoals John Locke het ooit omschreef, als een land dat zo tolerant is, ‘dat ik zelf mag kiezen wat ik geloof'.

Citaat: Tot slot krijgen dankzij hem figuren zoals de imam uit Tilburg een podium. Media zetten tegenover de ene extreme mening immers altijd die van een ander. Zo komen moslims die kritiek hebben in eigen kring minder aan het woord.:
    Dit een volbloed gotspe. Alsof eerst Geert Wilders er was, en daarna Abdus Salam. Het is precies andersom. Abdus Salam is geen individu, maar de vertegenwoordiger van een godsdienst. En die godsdienst sprak al weerzinwekkende taal lang voordat Geert Wilders sprak - bijvoorbeeld in Nederland bij monde van imams El Moumni en Fawad Jneid en al die anderen, eerst buiten de openbaarheid, daarna erin. Geert Wilders spreekt zijn harde taal in antwoord op hun nog hardere taal. De schrijvers van dit stuk zijn hypocriete religie-aanhangers.

Het volgende artikel roert expliciet een thema aan, dat tot nu toe verborgen heeft gezeten tussen de andere (de Volkskrant, 28-09-2007, door Chris Rutenfrans):
  Het is de schuld van Nederland

De spanningen tussen nieuwkomers en autochtone Nederlands zijn de schuld van de laatsten, menen Von der Dunk en Heijne. In hun afkeer van de waarden van het Westen slaan zij de plank mis.


Sommige Nederlandse intellectuelen maken zich grote zorgen over de toestand van ons land. ‘Wat is er toch met Nederland aan de hand?’, klinkt het larmoyant. De politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh worden opgevoerd als markeringspunt voor de veronderstelde omslag van een tolerant in een xenofoob en benepen land dat ‘de blik naar binnen heeft gericht’.
    Ook de Utrechtse historicus H.W. von der Dunk en columnist Bas Heijne van NRC Handelsblad proberen deze vraag te beantwoorden. Hun antwoorden schieten tekort. Dat komt doordat zij, hoe verschillend verder ook, zelf de blik nogal sterk naar binnen hebben gericht. Zij hebben bijna alleen oog voor wat er veranderd is in Nederland en nauwelijks voor wat die veranderingen heeft veroorzaakt.
    Zo heeft Von der Dunk het beschuldigend over het ‘harde, formalistische vluchtelingenbeleid’, zonder enig begrip voor de oorzaak ervan: de onbelemmerde komst naar Nederland in de afgelopen veertig jaar van 2 miljoen niet-westerse allochtonen, die zich zeer moeizaam aanpassen aan de Nederlandse samenleving, wat onder andere blijkt uit een relatief hoog aandeel in de criminaliteit en de werkloosheid. Onder hen bevinden zich een miljoen mensen uit islamitische landen waar een vijandig beeld van het Westen heerst.
    Wanneer je daarbij rekening houdt met de opkomst en groei van de radicale islam die niet alleen in de islamitische wereld zelf, maar ook in de Verenigde Staten, in Engeland en in Spanje zware terreuraanslagen heeft gepleegd, wanneer je bedenkt dat de plegers van die aanslagen, onder wie ook de moordenaar van Theo van Gogh, vaak afkomstig zijn uit West-Europa, dan verwonder je je niet over ons ‘harde vluchtelingenbeleid’, maar over Von der Dunk aan wie deze geschiedenis voorbij lijkt te zijn gegaan.
    En wanneer hij het er wel over heeft, slaat hij de plank herhaaldelijk mis. De zeer gebrekkige aanpassing van de nieuwkomers wijt hij uitsluitend aan Nederland dat het ieder-voor-zich-devies zou huldigen en te weinig sturing zou bieden, waardoor jongeren zouden radicaliseren. Die arme jongeren toch. Ze kunnen er zelf niets aan doen. Het ligt aan Nederland. Maar als dat zo is, hoe kan het dan dat de radicale islam is ontstaan in de islamitische wereld en niet in het Westen?
    Dit is niet zomaar een toevallig gebrek aan kennis, maar hangt samen met Von der Dunks eenzijdige nadruk op de westerse cultuur als bron van alle problemen. Hij neemt Nederland vooral kwalijk dat het niet gericht is op het Europese continent, maar op de verfoeilijke Angelsaksische wereld met haar ‘succescultuur’ en ‘heerschappij van de reclame die door de vrije markt een totalitair karakter heeft aangenomen’.
    Von der Dunk gruwt van het Nederlandse atlanticisme dat het kabinet-Balkenende ertoe heeft gebracht in 2002 de ‘desastreuze Irak-koers’ van de ‘bigotte’ Bush te volgen. Nee, we hadden op de ‘Europese boot’ moeten springen. Was die er dan? Er was een Franse megalomane boot en een Duitse pacifistische boot. Een Europese boot heb ik niet zien langskomen.
    Democratie in Irak is onmogelijk gezien de ‘aard’ van dat land, weet Von der Dunk. Daar kun je alleen maar kiezen tussen dictatuur en terrorisme. Hiermee komt hij dicht in de buurt van de communisten in de jaren zeventig die zeiden dat de dictatuur van Mao Zedong voor westerlingen niet uit te houden zou zijn, maar dat Chinezen dat heel anders beleefden. Zo zal het met de Irakezen ook wel zijn. Gewoon een kwestie van aard.
    Von der Dunks afkeer van Amerika is een afkeer van het Westen zelf. Zonder commentaar haalt hij de opvatting van de Britse cultuurhistoricus Arnold Toynbee aan die vond dat ‘de westerse beschaving, en dat wil vooral zeggen de Verlichtingstraditie, rationalisme en ongeloof, de mensheid op een dood spoor heeft gebracht’. Von der Dunk zelf klaagt over het ‘immense gezag van het getal’ en schrijft dat toe aan ‘het verlies van een metafysische oriëntatie’, maar uiteindelijk aan de democratie zelf die verantwoordelijk is voor de ‘uitholling van kwaliteitsgevoel en de vervanging door kwantiteit’. Met zijn deftige afkeer van democratie lijkt Von der Dunk mij niet de man om de verdediging van het vrije Westen aan toe te vertrouwen.
    Dan Bas Heijne. Die zegt dat Nederland afscheid heeft genomen van de idealen van zijn jeugd: individuele autonomie, een antinationalistisch streven naar Europese eenwording en afscheid van de godsdienst. Die Verlichtingsidealen vat hij samen als een ideologische afkeer van identiteit. Nu is de tendens tegengesteld. Men zou weer streven naar een identiteit die (gek genoeg) slechts ervaren kan worden door zich over te geven aan iets dat groter is dan het individu: een groep, een land of God.
    Deze ‘nieuwe hang naar eigenheid’ komt volgens Heijne voort ‘uit een gevoel van dreiging’. Heijne besluit zijn boekje oecumenisch door voor de oude én de nieuwe idealen te kiezen.
    Heijnes betoog maakt de problemen waar Nederland wel degelijk mee worstelt nodeloos ingewikkeld. Hij omschrijft zijn begrippen niet precies genoeg. Hij ziet het multiculturalisme als het streven naar ‘een mengelmoes van kleuren en identiteiten’.
    Maar het multiculturalisme was het idee dat alle culturen, in een gehuichelde gelijkwaardigheid, zonder problemen naast elkaar konden bestaan. Immigranten hoefden zich niet aan te passen aan de westerse cultuur want die was heus niet beter dan die van henzelf.
    Toen bleek dat niet-westerse immigranten het hier erg slecht doen en dat hun ‘cultuur’ in essentiële opzichten strijdig is met en ook bedreigend voor de onze, is de angst ontstaan waarover Heijne het heeft.
    Die angst houdt Heijne in stand door geen afscheid te nemen van het multiculturalisme. Hij geeft het gewoon een andere naam: pluralisme. Mensen kunnen volgens hem best ‘pluralistisch’ zijn als ze ook maar ‘een plek hebben waar ze zichzelf en hun overtuiging niet hoeven te relativeren’.
    Zolang mensen in Nederland met de dood worden bedreigd omdat ze meningen hebben die nieuwkomers onwelgevallig zijn, zolang die nieuwkomers onevenredig crimineel zijn en in eigen kring hun vrouwen mishandelen en afvalligen het leven zuur maken, zo lang is pluralisme niet het antwoord.
    Het enige juiste antwoord is dat we hen aan onze wetten houden: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, dus ook van afvalligheid en ongeloof, en gelijkheid van man en vrouw. Wanneer overtredingen daarvan met het strafrecht in de hand consequent en flink worden afgestraft, kan iedereen op zijn eigen plekje doen wat hij wil.

Op schuivende planken, Nederlands perikelen in het licht van zijn verleden, H.W. von der Dunk; Bert Bakker, 128 pagina’s; €14,95 ISBN 978 90 234 2666

Onredelijkheid, Bas Heijne; De Bezige Bij, 128 pagina’s; €14,50 , ISBN 978 90 234 2666 0

De uitslag van het debat is inmiddels vastgesteld. Dat gebeurde live op televisie, en het betreffende debat is te bekijken hier , en een woordelijk verslag plus analyse staat hier .

Nog een uitloop (de Volkskrant, 07-12-2007, door David Pinto, hoogleraar/directeur van het Intercultureel Instituut):
  Angst brengt vrije meningsuiting in gevaar

Kabinet, Kamer, Wim van Krimpen en Doekle Terpstra brengen de vrije meningsuiting in gevaar door deze niet trots en zelfbewust uit te dragen, betoogt David Pinto.


De grote en mooie verworvenheid van de vrijheid van meningsuiting begint in Nederland aan haar ondergang.
    Het begon met de overdreven angstige, misplaatste reactie van het kabinet op de oproep van Geert Wilders om de Koran te verbieden (Forum, 8 augustus). Het kabinet onderbrak zijn vakantie om in paniek een verklaring op te stellen en via de ambassades te laten weten dat de regering geen uitvoering zal geven aan de wensen van Wilders. In plaats van wereldkundig maken hoe trots wij zijn op onze Nederlandse vrijheid van meningsuiting.
    En nu lopen twee andere acties die daarmee te maken hebben. De ene is de weigering van Wim van Krimpen, directeur van het Haags Gemeentemuseum, om twee foto’s van de Iraans-Nederlandse kunstenares Sooreh Hera tentoon te stellen. Op de foto’s zijn homoseksuelen te zien die maskers dragen van de profeet Mohammed en zijn schoonzoon Ali.
    Wat laf van Van Krimpen! Moet niet juist de Kunst indringende maatschappelijke discussies stimuleren? Maar Van Krimpen zal gedacht hebben ‘als het kabinet zwicht voor een mogelijke rel bij moslims, wie ben ik dan om de held uit te hangen’.
    De andere kwestie is het voornemen van Wilders een kritische film over de Koran te maken. Het initiatief van CDA-prominent Doekle Terpstra tot een beweging tegen Wilders naar aanleiding van dit voornemen, kun je afdoen met dom en ondemocratisch. Want hoe democratisch is Doekle om een democratisch gekozen parlementariër vanaf de zijlijn te gaan bestrijden? Kan hij niet beter zijn politieke broeders in de Kamer steunen in hun strijd tegen Wilders? Of voelt Doekle het onvermogen van zijn partijgenoten aan en wil hij tegelijk laten zien hoe politiek correct hij is?
    Het kabinet heeft ook in deze kwestie van de filmplannen van Wilders onjuist, kortzichtig en schadelijk gehandeld. De ministers Verhagen (Buitenlandse Zaken) en Hirsch Ballin (Justitie) hebben met Wilders ‘gepraat’ om hem te wijzen op mogelijke schadelijke gevolgen van zijn voornemen. Wat een omkering! In de Kamer zit een aantal moslims in diverse fracties met diverse achtergronden. Waarom is het kabinet niet naar hen toe gestapt om hen te vragen de verworvenheid van de Nederlandse vrijheid van meningsuiting bij hun moslimbroeders te gaan uitdragen en verdedigen? Althans bij die moslims die de vrijheid van kritische foto’s en films willen beperken. Met zo’n actie vanuit de Kamer, zou men juist de meer vrijheidlievende moslims een hart onder de riem hebben gestoken.
    Eerlijk gezegd had ik van deze Kamerleden verwacht dat zij zelf het initiatief hadden genomen tot zo’n optreden. Maar wellicht heeft Pierre Bokma toch gelijk. Tegen nrc.next (27 november) zei hij: ‘Het IQ in de Tweede Kamer is gedaald onder 110 en dan krijg je domme beslissingen.’
    Regeren is vooruitzien. Het kabinet had vooruit moeten zien dat zijn angstige acties langzamerhand en stukje bij beetje de vrijheid van meningsuiting aantasten. Dat is het schadelijke gevolg van deze door angst gedicteerde kortzichtigheid. Hiermee krijgt Pierre Bokma ook met zijn tweede uitspraak gelijk: ‘Wij zijn een zwalkend tweedewereldland aan het worden.’

Allemaal cultuur- en landverraders, dus.

En het gezeur houdt maar niet op, omdat men maar bezig blijft te pogen om de islamcritici de mond te snoeren. Regeringspartij CDA probeert in 2008 voortdurend om op deze golf mee te surfen door een breder verbod op belediging van godsdienst of godsdienstigen (dat is natuurlijk hetzelfde) er door te drukken. Terwijl het weerwoord van de hoogste simpelheid is, nu maar eens in de woorden van een ander (de Volkskrant, 12-12-2008, ingezonden brief van Jos Vroomans (Scheveningen)):
  Plicht

Minister Hirsch Ballin wil artikel 137c uit het Wetboek van Strafrecht uitbreiden om de gevoelens van godsdienstigen te beschermen tegen beledigingen (Binnenland, 11 december). Zou hij zich dan ook sterk willen maken voor de bescherming van de gevoelens van atheïsten en afvalligen? Die worden namelijk door veel religies en hun aanhangers voortdurend beledigd en bedreigd. Niet alleen met de dood, maar ook daarna, met eeuwige verdoemenis, zwavel en hellevuur.

Maar voor religieuzen van dit soort zijn atheïsten dus geen mensen. Die hebben geen bescherming nodig. Dat zijn dus onmensen.


Naar Islamdebat ,  of site home .