Bronnen bij De hetze tegen Buikhuisen
Wat bronnen die de strijd van de linkse media, met een hoofdrol voor (destijds) media-literator Hugo Brandt Corstius alias Piet Grijs, achteraf beschrijven:
Uit:
De Volkskrant, 12-06-2004, door Willem de Bruin
De oorlog, hij duurt maar voort
... Onverkwikkelijker waren de affaires waarbij de
oorlog als argument werd gebruikt om personen met onwelgevallige opvattingen de
mond te snoeren. Het bekendste voorbeeld was de criminoloog prof. W. Buikhuisen,
in 1978 benoemd tot hoogleraar in Leiden, die onderzoek wilde doen naar
biologische oorzaken van crimineel gedrag. Onder aanvoering van VN-columnist
Piet Grijs – die later CDA-minister Ruding nog eens met Eichmann zou vergelijken
– werd Buikhuisen weggezet als iemand die onder een nieuw nazibewind een
waardige opvolger van Mengele zou zijn. 'De voorganger van Buikhuisen was
bovenmatig geïnteresseerd in de misdadigheid van joden. Buikhuisen zal het bij
Surinamers zoeken.'
In weerwil van het aanhoudende verbale geweld, duurde het nog
tien jaar voor Buikhuisen de handdoek in de ring gooide. ...
Uit: Historisch Nieuwsblad, 18-11-2004, essay door
Bas Broekhuizen en Arjen Fortuin (volledig artikel over de geschiedenis van de houding
tegenover genetica hier
)
De maakbare mens
Een eeuw debatteren over
erfelijkheid in Nederland
...
Zware wissel
De eerste decennia van de twintigste eeuw raakte het erfelijkheidsdebat
vervlochten met cultuurpessimisme. Tot een sluitende definitie van het begrip
ras konden wetenschappers niet komen. Culturele criteria werden geïntroduceerd
bij het bepalen van een ras. Vooruitgangsgeloof maakte plaats voor
degeneratiedenken. Bewezen de Eerste Wereldoorlog, de economische crises en de
opkomst van de massamaatschappij niet dat evolutie had plaatsgemaakt voor
devolutie? Dergelijke ideeën vormden de voedingsbodem voor agressieve racisten
als Adolf Hitler.
Door de nazi's is het onderzoek
naar erfelijkheid volledig in diskrediet geraakt. Eugenetica was in het Derde
Rijk staatspolitiek. Vrouwen werden aangemoedigd zich door SS-officieren, de
crème de la crème van het Arische ras, te laten bevruchten. Ook in Nederland
werd een dergelijk Lebensborn-project gestart. In Auschwitz werden met de
experimenten van Joseph Mengele inktzwarte bladzijden toegevoegd aan het
‘wetenschappelijke' onderzoek naar erfelijkheid en rassenkunde.
Het gevolg was een taboe op elk
debat over menselijke erfelijkheid: het nationaal- socialisme had de eugenetica
moreel onaanvaardbaar gemaakt. En de Verklaring van de Universele Rechten van de
Mens van de Verenigde Naties in 1948 maakte een arbitrair einde aan het debat
over nature versus nurture: Alle mensen zijn gelijk, en ieder mens moet dezelfde
mogelijkheden krijgen om zich te ontplooien. Na een zekere incubatietijd werd
dit gelijkheidsideaal aanvaard, al bleven eugenetische denkbeelden latent
aanwezig. In Nederland kwam castratie van bijvoorbeeld homoseksuelen nog
tientallen jaren voor, zij het op ‘vrijwillige' basis. Bij de kolonisatie van de
Noordoostpolder werd opnieuw gestreefd naar een modelbevolking, al ging de
medische selectie minder ver dan in de Wieringermeer. Pas in de jaren vijftig
kwam er kritiek op het selectiebeleid.
Nu biologische verklaringen voor
menselijk gedrag in diskrediet waren gebracht, groeide de aandacht voor
omgevingsfactoren. In de jaren zestig bereikte het geloof in nurture grote
hoogten en werd de maakbare samenleving een algemeen aanvaard paradigma. Er werd
nog wel wetenschappelijk onderzoek naar erfelijkheid gedaan, maar vrijwel
uitsluitend op het microniveau van de cel en de genetische structuur daarbinnen.
Wetenschappers die de financiële basis van hun onderzoek niet in gevaar wilden
brengen, vermeden ieder verband tussen erfelijkheid en menselijk gedrag.
In de jaren zeventig werd aan het taboe op biologische verklaringen van
menselijk gedrag getornd. Breekijzer was niet de individuele erfelijkheid, maar
de afstamming van de mens. Darwin zelf had aan zijn evolutietheorie al de
conclusie verbonden dat menselijk handelen kon worden vergeleken met dat in het
dierenrijk. In 1975 verscheen Edward O. Wilsons Sociobiology; the new synthesis.
In het boek vergeleek de hoogleraar in de biologie de menselijke samenleving met
de organisatie in de natuur. Het boek leidde tot een felle polemiek tussen voor-
en tegenstanders van de sociobiologie. Enkele jaren later was er in Nederland
een soortgelijke beroering rond de criminoloog Buikhuisen.
In april 1978 maakte Wouter
Buikhuisen zijn voornemen bekend om onderzoek te gaan doen naar de
hersenfuncties van misdadigers. Het was de opmaat voor de grootste rel over
erfelijkheidsonderzoek uit de Nederlandse geschiedenis. En eigenlijk ook de
enige. Zestien weken lang kromp het hart van Buikhuisen ineen als hij de plof
van de nieuwe Vrij Nederland op de deurmat hoorde. Week in week uit werd hij
daarin aangevallen door columnist Piet Grijs. ‘Als we niet oppassen gaat
Buikhuisen het fascisme fatsoenlijk maken', schreef Grijs over hem. En: ‘Een
fascist met een fijne neus voor wat goed in de markt ligt.'; ‘de Lombroso van de
criminologie', in een verwijzing naar de Italiaanse wetenschapper Cesare
Lombroso die rond 1900 ontdekt meende te hebben aan de hand van welke fysieke
kenmerken (achteroverhellend voorhoofd, vooruitstekende jukbeenderen) de
misdadiger zich van de normale mens onderscheidde.
Buikhuisens gedachten waren
complexer, maar na de publicitaire stroom kwam er van het delinquentenonderzoek
niets meer. Buikhuisen werd een moreel besmet persoon en ging tien jaar later
met de VUT. Inmiddels bestiert hij een antiekzaak in Wassenaar. Zijn kwelgeest
Piet Grijs (pseudoniem voor Hugo Brandt Corstius) zegt hij nu ‘een onbelangrijk
persoon' te vinden, wel is hij nog altijd verontwaardigd over de geringe steun
die hij tijdens de affaire van collega's kreeg. ‘Dat is de grote zwarte
bladzijde in de geschiedenis van de Nederlandse wetenschap,' zei hij drie jaar
geleden. Inmiddels heeft hij, vindt hij zelf, wel eerherstel gekregen. Hij meent
door de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen zijn gelijk te hebben
gekregen en zegt soms beschaamd zijn gezicht af te wenden wanneer er op
televisie weer eens lovend over hem wordt gesproken.
Sinds de jaren tachtig is het
geloof in de maakbare samenleving steeds meer onder druk komen te staan.
Biologische verklaringen voor (afwijkend) menselijk gedrag doen weer opgang,
niet in de laatste plaats door de resultaten van biologisch en genetisch
onderzoek. Zelfs H. Brandt Corstius schreef in december vorig jaar dat de
mensheid aan de vooravond staat van de eeuw van de biologie.
Buikhuisen zegt over de affaire
rond zijn onderzoek: ‘In mijn tijd was er een zeer grote bereidheid om mij tegen
te spreken, maar een geringe bereidheid om de onjuistheid van mijn theorie te
toetsen.' De vraag is of voor hedendaagse debatten waarin genetica een rol
speelt niet hetzelfde geldt. Bij voor- en tegenstanders lijkt moreel
fingerspitzengefühl belangrijker dan diepgravende kennis over de inhoudelijke
stand van zaken.
...
Naar De hetze tegen Buikhuisen
,
Media kongsi
, Menswetenschappen
, Media lijst
, Politiek & media overzicht
, of site home
.
|