Kwaliteit en vrijwilligheid
Kwaliteit is een van die begrippen waarvan iedereen weet wat het is, zonder dat
het gemakkelijk omschreven kan worden. Het is duidelijk dat “goed” in de zin van
“goed functioneren” er een belangrijk deel van uitmaakt, maar iets “met
kwaliteit” is ook iets dat boven “goed” uitsteekt. Er zit een creatieve
component in, in dat het iets eigens heeft, meestal afkomstig van de maker van
het product; "product" kan hier natuurlijk alles zijn.
De verbinding tussen kwaliteit en enthousiasme is voor de hand liggend. Niemand
levert een product af met een eigen kwaliteit, iets speciaals, eigens, erin, als
hij het moet tegenzin maakt. Als er al iets eigens in zit, dan is het iets met
kwaadheid
.
De stap tussen enthousiasme en vrijwilligheid is nog veel voor de hand
liggender. Als er tussen menselijke begrippen al één-op-één relaties mogelijk
zijn, dat wil zeggen: uit-dit-volgt-dat en omgekeerd
, dan
is die tussen enthousiasme en vrijwilligheid een sterke kandidaat.
Er is dus ook een sterk verband tussen kwaliteit en vrijwilligheid. In veler
ogen zal dit een provocerende en confronterende opmerking zijn. Dat wordt
veroorzaakt door het feit dat de meeste mensen hun werk verrichten in
omstandigheden die niet erg veel vrijwilligheid inhouden. Dat is niet zo
verwonderlijk, omdat de tijd dat de positie van de gemiddelde werknemer
nauwelijks te onderscheiden was van die van horige nog maar kort achter ons
ligt. Een aardige illustratie hiervan zit in de woorden “werknemer” en
“werkgever” zelf. Iemand die werkt, levert werk af, hij geeft werk. Iemand die
anderen voor zich laat werken, krijgt werk, of neemt werk. De werkelijkheid is
dus precies de omgekeerde van de terminologie. Dat vindt zijn oorzaak in de
aloude machtsverhoudingen binnen de maatschappij, waarvan het horige-zijn van de
“werknemer” een essentieel deel van uitmaakt.
Veel van de klachten van mensen gaan over slecht werk van anderen. Meestal richt
de directe klacht zich tegen bedrijven of instellingen, zoals de overheid, maar
in feite doen die instellingen geen werk: dat wordt gedaan door de personen
binnen die bedrijven en instellingen. Klachten over werk zijn altijd te
herleiden tot klachten over het functioneren van personen - “de computer heeft
een fout gemaakt” is onzin: of de programmeur of de bediener heeft een fout
gemaakt.
Een groot deel van de menselijke fouten is te herleiden tot drie O’s:
onvoorzichtigheid, onachtzaamheid, onwetendheid. En de drie O’s zijn het gevolg
van een gebrek aan enthousiasme, en het gebrek aan enthousiasme is het gevolg
van een gebrek aan vrijwilligheid. Wie dus werk wil verbeteren, zal dus als
eerste de hoeveelheid vrijwilligheid moeten verbeteren.Er zijn zeer veel
pogingen ondernomen binnen bedrijven en instellingen als de overheid om de
kwaliteit van het werk te verbeteren. De meeste van die plannen zijn afkomstig
zijn van leiding, en worden opgelegd aan de werkenden. Deze plannen werken dus
niet, en wel omdat ze de hoeveelheid vrijwilligheid verminderen in plaats
vermeerderen. Bekende voorbeelden zijn de grote hoeveelheid maatregelen
ingevoerd door het ministerie van onderwijs, met het voorspelbare resultaat dat
de kwaliteit van het onderwijs eerder daalt dan stijgt.
De algemene regel voor bedrijven en instellingen die de kwaliteit van hun
werk willen verbeteren, dat ze eerst aan de werkenden moeten vragen hoe dat zou
kunnen. Dit zorgt voor twee dingen: de maatregelen zijn gebaseerd op ervaringen
van de uitvoerenden, en de maatregelen hebben een aanzienlijk mate van
vrijwilligheid. Nog wat verder veralgemeniseerd kan men stellen dat wie de
kwaliteit van de maatschappij wil verbeteren, als eerste moet zorgen voor een
toename van de vrijwilligheid. Of nog wat algemener: de mate van beschaving van
een maatschappij is een directe functie van de mate van vrijwilligheid binnen
die maatschappij.
Maar wat eerder gesteld werd voor bedrijven en instellingen wat betreft
klachten geldt ook voor de maatschappij als geheel: de uiteindelijke
uitvoerenden zijn mensen. Toename van vrijwilligheid is alleen mogelijk als
degenen die de vrijwilligheid krijgen hun werk goed blijven doen. Een voorbeeld:
vrijwilligheid in belastingbetaling is alleen mogelijk als het overgrote deel
der mensen vrijwillig een voldoende hoeveelheid geld aan de overheid geven om de
overheid in staat te stellen haar gemeenschappelijke taken uit te voeren.
Vooralsnog is dat niet het geval.
De conclusie is dus dat de kwaliteit van een maatschappij, haar beschaving,
in hoge mate afhangt van de mate van vrijwilligheid die die maatschappij kan
verdragen. De hoeveelheid beschaving van de huidige westerse maatschappij is dus
vergeleken met vroeger en met andere maatschappijen een stuk groter, maar
uiterst beperkt als men kijkt naar de hoeveelheid vrijwilligheid voor de
gemiddelde burger wat betreft het inrichten van zijn leven: dat hangt nog steeds
grotendeels af van de wensen van zijn baas. Dat dat voor een belangrijk deel
zijn eigen schuld is, zie het voorbeeld van belastingbetaling, doet niets af aan
dit oordeel: in het woord beschaving ligt inbesloten dat het altijd van de
mensen zelf moet komen.
Directe illustraties van de relatie tussen vrijwilligheid en kwaliteit zijn
de kunst en de wetenschap. Het scheppen van kunst onder dwang of wetenschap
onder dwang is dusdanig dwaas, dat zelfs de ergste dictators er niet op gekomen
zijn. Het ergste waar die op gekomen zijn is het met betaling in opdracht van
artistieke opdrachten, en de producten daarvan worden zelden of nooit serieus
genoemd als kunst.
Westenschap en kunst worden gezien als de zaken met potentieel de hoogste
kwalitatieve waarde van wat de mens kan produceren. Natuurlijk heeft lang niet
alle wetenschap en kunst die kwaliteiten, vandaar het gebruik van de term
potentieel, maar indien het er wel is, dan staat het ook meteen aan de top van
de waarderingsladder. Zowel kunst als wetenschap zijn afhankelijk van creatieve
ingevingen van de menselijke geest, iets waarvan algemeen wordt aangenomen dat
dwang sterk belemmerend werkt. Er is op deze terreinen dus een sterk verband
tussen kwaliteit en vrijwilligheid.
Op het meer aardse niveau van industriële productie zijn er experimenten gedaan
met het verband. In de zeventiger jaren heeft men in de vliegtuigindustrie tests
gedaan met werkverbanden met een relatief grote vrijheid. Het
constructiepersoneel werd ingedeeld in ploegen, en die ploegen mochten in
belangrijke mate zelf bepalen wie wat deed en wanneer, binnen bepaalde
prestatienormen. Het bleek dat deze ploegen meer en beter produceerden dan de
traditioneel werkende arbeiders. De reden dat dit niet grootschalig is ingevoerd
is onbekend, maar een mogelijkheid is dat het overbodig maken van leidinggevend
personeel in de lagen van leidinggevend personeel niet goed ligt, en de laatsten
zijn degenen die het beleid bepalen.
Een ander voorbeeld van het verband tussen kwaliteit en vrijwilligheid zijn de
arbeidsomstandigheden boven en onder het glazen arbeidsplafond. Mensen boven dat
glazen plafond, zeg maar de mensen in manageriële of hoger opgeleide functies en
hoger, hebben veel relaxtere arbeidsomstandigheden met betrekking tot wanneer ze
werken en hoe hun werk gecontroleerd wordt, dan mensen onder het glazen plafond,
zeg maar secretaresses en lager. Een ander kenmerkend verschil is dat onder het
glazen plafond een continu fysiek toezichthoudende chef heeft, en boven het
glazen plafond hoogstens een achteraf oordelende manager. Kortom, boven het
glazen plafond is de vrijheid en daarmee de vrijwilligheid veel groter, omdat
men ondervonden heeft dat het werkt, dat wil zeggen: dat de kwaliteit van het
werk dan groter is. Concluderend kunnen we stellen dat het verband tussen
kwaliteit en vrijwilligheid is aangetoond. Een literair voorbeeld van een
maatschappij die op deze manier werkt is te vinden hier
. De
praktische problemen bij het invoeren worden behandeld
hier
.
Naar Westerse organisatie
,
of site home
.
|