Bronnen bij Linkse denkfouten: gelijkheidsideaal, bezwaren

16 mei 2007

De onderstaande auteurs beschrijven bezwaren tegen het het gelijkheidsideaal, en laten tegelijkertijd ook ook de doordringendheid ervan zien - de eerste is iemand uit linkse hoek zelf:


Uit: De Volkskrant, 14-12-2006, door Michaël Zeeman

Gelijkheidsideaal

Waarom doen mensen alsof ze gelijk zijn - en waarom wordt dat idee door de overheid ondersteund? Juist de verschillen zijn interessant, betoogt Michaël Zeeman.


...    Het gevolg daarvan is dat wat ooit een revolutionair ideaal was nu louter nog verlammend werkt en dikwijls het tegendeel bewerkstelligt van wat het oorspronkelijk beweerde te willen bereiken: het belet talrijke mensen hun talenten te ontplooien, in plaats van hun zoveel mogelijk kansen te bieden tot volle bloei te komen in de korte tijd die ze hebben.
    Let wel: het gaat hier niet over de gelijkheid van allen voor de wet (die hier overigens nimmer gerealiseerd is - zie de heisa over de vrijpostige meningen van mevrouw Von Amsberg, eerder deze maand), maar om de gedachte dat de verschillen die er kennelijk tussen mensen bij hun geboorte bestaan hoogst onrechtvaardig zijn en in de loop van hun jeugd, socialisatie en carrière zoveel mogelijk ongedaan moeten worden gemaakt en, voor zover dat niet lukt, verdoezeld.
    Het eerste, het ongedaan maken, is gevat in een hele reeks maatregelen, van educatie tot fiscaal; het tweede, het verdoezelen, is getransformeerd tot een cultuur van argwaan en nijd, die het meest karakteristiek wordt uitgedrukt door die lelijke zegswijze van het maaiveld, de koppen en het afhakken daarvan.
    En dus worden al die verschillen die het leven zo aangenaam, zo onderhoudend en zo leerzaam kunnen maken, zoveel mogelijk ontkend en, waar dat niet lukt, onderdrukt en tegengegaan.
    Mannen en vrouwen: is er iets prettigers en inspirerenders dan dat ze een hele reeks opvallende verschillen vertonen, zowel in ontwerp als in functioneren? Maar nee. Zelfs wie geduldig weet uit te leggen dat dat onderscheid een vrij fundamenteel biologisch gegeven is, kan een slag voor zijn hersens krijgen. Gelijk zullen ze zijn, tegen beter weten en betrekkelijk alledaags kijken in.
    Een collegezaal studenten, een kantoortuin met werknemers, een vakvereniging of desnoods het verbond van ondernemers: zit de lol er nu juist niet in dat er daarin geen twee personen gelijk zijn?
    Maar andermaal nee, hele reeksen maatregelen zijn er ingevoerd en eindeloze controlecommissies ingesteld om te voorkomen dat die verschillen, als ze aan het licht treden, ook nog opgemerkt zouden worden, laat staan gehonoreerd.
    Het onderwijs en de CAO, ze zijn erop gericht de natuurlijke ongelijkheid te corrigeren. Voortdurend treedt ze aan het licht, dag in, dag uit, en voortdurend is er een heel leger meesters en zedenmeesters in de weer om haar bestaan te ontkennen, te verheimelijken of te bestraffen.
    Wat als een roep om gelijkwaardigheid begonnen is, twee eeuwen geleden, en bedoeld was om woekerende structuren van sociale ongelijkheid tegen te gaan, is ontaard in een tirannie van egalitarisme en uniformiteit.
    Ouders en kinderen, leraren en leerlingen, docenten en studenten, bazen en knechten, employees en cliënten: wat is er nu leerzamer dan de kloof die er tussen hen gaapt, in ervaring, oordeelsvermogen en kennis?
    Maar nee, geen sprake van: gelijk zullen ze zijn.
    De leerling zoekt het zelf wel uit, want stel je voor dat hij het gevoel krijgt dat hij dat helemaal nog niet kan. De leraar houdt hooguit de wacht om raadpleegbaar te zijn mocht de leerling het gevoel hebben iets even niet te weten. Ook dient hij die leerling zo therapeutisch mogelijk tegemoet te treden en hem ervan te overtuigen dat dat gevoel misplaatst is omdat hij het eigenlijk heus zelf wel wist.
    Ouders en kinderen zijn inmiddels in een serieuze overlegstructuur beland, de hele dag onderhandelend over kwesties waarin ze helemaal geen gelijke onderhandelinspartners zijn.
    Er is geen dokter meer, of hij commiteert zijn patiënt aan zijn levensgevaarlijke beslissingen; geen tandarts of hij duwt je, terwijl je op apegapen ligt, een spiegeltje in je hand om samen met hem te besluiten waar geboord dan wel getrokken moet worden; geen ober, of hij laat zijn gast terdege merken dat er vanavond van dienstbetoon geen sprake zal kunnen zijn, de wet gelijke behandeling in zijn achterzak; geen agentenhoofdman, of hij verkondigt dat 'die pet ons allemaal past'. Zelfs onze premier beweert op gezette tijden dat hij 'ook maar een eenvoudige minister-president' is.
    Wat een bedrog, wat een oplichterij: mag het, in naam van de opwindende verschillen, na 1 januari afgelopen zijn.


Uit: De Volkskrant, 11-05-2007, door H.J. Schoo

Lofzang op de ongelijkheid

Een PvdA’er die de gelijkheid op de pijnbank legt, dat is op z’n minst pikant. Bestuurskundige Paul Frissen doet het. Alleen zegt hij niet hoe het varkentje moet worden gewassen. Het gelijkheidsmodel moet aan z’n eigen tegenstrijdigheden ten onder gaan.


...  begon ik daarom aan De staat van verschil, getooid met de prikkelende ondertitel Een kritiek van de gelijkheid. Een PvdA’er – want ook Frissen is lid van die intellectueel zeer ‘katholieke’ partij – die de gelijkheid op de pijnbank legt, dat is op z’n minst pikant. ... Frissen laat zich kennen als een meeslepend, zij het ongemakkelijk auteur, die een belangwekkend boek schreef dat het verdient ook buiten de kring van vakgenoten gelezen te worden.

Verschillen
...   Gelijkheidsdenkers jagen het ideaal van een egalitaire samenleving al sinds mensenheugenis na, maar het laat zich nooit realiseren. Oude, sociaal-economische verschillen blijken hardnekkig, en tegelijkertijd dienen zich nieuwe – (sub)culturele – verschillen aan. Maar in plaats van aan de onhaalbaarheid van het gelijkheidsideaal de logische conclusie te verbinden dat verschillen zich niet laten wegreguleren en -compenseren, gaat er telkens een schepje bovenop.
    De gelijkheidsapostelen geven niet op en komen met weer nieuw beleid, meer bureaucratie, sturing en controle om resterende ongelijkheden uit de weg te kunnen ruimen. Nog taaier dan die inspanningen zijn echter de mensenverschillen. Het systeem van de gelijkheid bijt zichzelf in de staart. ...  

Marijnissen
Frissen kan ook best wat steuntroepen gebruiken. Vooralsnog is Nederland een egalitair land dat (sociale) ongelijkheid collectief onesthetisch vindt. Onder leiding van het nieuwe communitaristische kabinet is het zelfs doende, opgejaagd door nivelleerder Marijnissen, het afgebeulde gelijkheidsideaal van nieuwe, evangelische en socialistische, brandstof te voorzien.
    Maar weinigen zullen ook vatbaar zijn voor Frissens ‘knipperbollogica’: schaf of bouw de verzorgingsstaat af, want die is niet bij machte gebleken om gelijkheid te brengen. (Voor wie het is vergeten: de knipperbol werd afgeschaft omdat automobilisten er toch niet voor stopten en voetgangers er een vals gevoel van veiligheid aan ontleenden.) Als het om gelijkheid gaat, willen we meer, niet minder knipperbollen.
    De zwakste stee van De staat van verschil is dan ook wat we er eigenlijk mee aanmoeten. Frissen laat inspirerend zien welke kant het niet langer uit zou moeten. Maar wat te doen, hoe gaan we het varkentje wassen? Hoe beperken we de rol van de staat, hoe bakenen we de reikwijdte van de politiek nauwer af?
    Zelfs als je dat ook allemaal wilt – en ik ben daar ondanks Frissens verleidingskunsten niet zonder meer van overtuigd –, moet je niet bij hém zijn voor een netjes uitgestippelde route. Hij is een radicale Umdenker, luis in de pels van beleidswetenschappers en beleidsmakers. Maar geen plan van aanpak, geen ‘traject’ of ‘implementatiestrategie’. Vooral de hoop dat het gelijkheidsparadigma onder zijn eigen tegenstrijdigheden zal bezwijken. Voor een principiële doormodderaar en afwijzer van ieder Grand Design zit er waarschijnlijk ook niets anders op.


Red.:   Ook een paar opmerkingen van recensent Schoo over Frissen's kritiek op het gelijkheidsideaal zijn bewaard, omdat ze laten zien waar het mis gaat aan de andere kant: de standaard tegenstanders van het gelijkheidsideaal hebben het alleen over de materiële vormen van gelijk- en ongelijkheid, terwijl het in eerst instantie over andere dingen moet gaan, en in beide zaken kiezen ze het verkeerde - waardoor ze er uiteindelijk, à la Frissen, ook niet uitkomen.
 

Uit: De Volkskrant, 13-10-2005, door Dick Pels, lid van de links-liberale denktank Waterland 

Links moet zoeken naar balans tussen soorten gelijkheid

Tussentitel: Sociaal-democraten kunnen niet volstaan met één boodschap

Een mondige middenklasse geïnteresseerd in vrijheid en een onderklasse op zoek naar zekerheid. Hoe beide te binden, is de opdracht van links, meent Dick Pels.

Te weinig ervan hebben, is niet goed, maar te veel is nog slechter. Dat is de intrigerende paradox van de zekerheid en de onzekerheid. Een gebrek aan bestaanszekerheid is verwarrend, beangstigend, zorgwekkend en vernederend. Een gebrek aan zelfvertrouwen, erkenning en identiteit maakt mensen bang, en doet hen verlangen naar de vastigheid van een geloof of een Ideologie. Maar andersom maakt een teveel aan comfort mensen lui en gemakzuchtig, en kan onzekerheid een prikkel zijn om op avontuur te gaan en jezelf opnieuw uit te vinden. Zelfverzekerde mensen kunnen meer onzekerheid verdragen, zoeken de uitdaging zelfs op, en scheppen er plezier in om risico's te nemen en hun grenzen te verleggen.
    De paradox is dus dat er een hoog niveau van sociale zekerheid nodig is om om iedereen in staat te stellen de fundamentele onzekerheden van de moderne risicomaatschappij op een positieve manier te omarmen.
    Dit zou de kern kunnen zijn van een breed sociaal-progressief programma: aan iedereen moeten zodanige materiële bestaanszekerheden worden gegund, dat men op basis daarvan in staat is een grotere culturele onzekerheid 'uit te houden' en zelfs te verwelkomen. Financiële en baanzekerheid, en toegang tot onderwijs en cultuur bieden mensen de middelen en de geestelijke ruimte om te experimenteren, flexibeler te worden, verschillen op te zoeken en te waarderen, en te ontsnappen aan gevestigde denkbeelden en de macht der gewoonte. ...
    Een hoogopgeleide en mondige middenklasse, die geïnteresseerd is in keuzevrijheid en de bijbehorende onzekerheden aankan en actief opzoekt, staat tegenover een laagopgeleide, zich miskend en bedreigd voelende onderklasse die juist op zoek is naar zekerheid en bescherming - en die vaak vindt in de simpele waarheden van rechtse populisten of radicale islamisten.
    PvdA-leider Bos gaat ervan uit dat die twee achterbannen qua positie en ambities zó sterk uiteenlopen, dat er misschien een verschillend verhaal aan beide moet worden verteld. Het is volgens hem niet langer zinvol te zoeken naar een allesverklarend concept waarmee je voor iedereen een boodschap hebt.
    In elk geval vindt hij het verkeerd met het traditionele gelijkheidsconcept alle doelgroepen van de sociaal-democratie te willen blijven bedienen. De sociaal-democratie is volgens hem te soft geweest met het bieden van echte zekerheid en bescherming voor mensen die dat hard nodig hebben; maar zij is tegelijkertijd te behoudend geweest met het geven van ruimte voor het maken van eigen keuzen aan de mensen die dit aankunnen.
    Maar juist de dialectiek van zekerheid en onzekerheid maakt het mogelijk van die 'dubbele boodschap' een verhaal te maken, Bos nam hier zelf tijdens de Algemene Beschouwingen al een voorschot op. Juist nu verwachten mensen (en niet alleen de sociaal zwakkeren en achterblijvers) van de overheid een boodschap van bescherming en zekerheid, omdat dit de enige manier is om ze te motiveren risico te nemen, bijvoorbeeld te accepteren dat een baan voor het leven niet meer bestaat. 'Dan helpt het niet als de overheid vooral de boodschap heeft dat je voor jezelf moet zorgen. Als u flexibiliteit van mensen vraagt, moet u ze zekerheid bieden. Maar u vraagt flexibiliteit en biedt vooral onzekerheid.'
    Aan de verliezers van de modernisering moet dus sociale bescherming worden geboden, zodat ze de risico's van het moderne bestaan kunnen verdragen, in plaats van zich vast te klampen aan de valse zekerheden van een nationale en/of religieuze identiteit. Aan de winnaars kan een meerkeuzemenu worden geboden dat aan hun individualisme tegemoetkomt, zonder dat dit asociale consequenties heeft. In plaats van een enkelvoudig gelijkheidsverhaal te vertellen, zou links moeten zoeken naar een nieuwe balans tussen materiële kansengelijkheid en culturele ongelijkheid.
    Menno ter Braak noemde dit de 'inspirerende inconsequentie' van de democratie. Het is een systeem dat gelijkheid nastreeft, in het besef dat ongelijkheid niet alleen onvermijdelijk, maar ook gewenst is.


Red.:   Dick Pels neemt hier een voor socialisten heel moeilijke stap: hij onderkent het bestaan van verschillende soorten gelijkheid. Want dat betekent dat er dus niet een enkele vorm van gelijkheid bestaat, en dus dat er geen principiële gelijkheid bestaat. Pels bevestigt met zijn artikel de stelling van de redactie dat linkse intellectuelen tot nu toe een universeel gelijkheidsideaal hanteren.
    Natuurlijk is het dan moeilijk om meteen verder te gaan, dus blijft de rest van het verhaal vastzitten in algemeenheden over de midden- en lagere klassen. Wat betreft de middenklassen is er kennelijk nog geen besef dat die bestaan uit leraren (overheid) en ICT'ers (bedrijfsleven) aan de ene kant, en onderwijssociologen en schooldirecteuren (onderwijs) en lijnmanagers (bedrijfsleven) aan de andere kant. Het eerste deel van de middenklasse zijn de professionals, dragen positief bij aan de maatschappij, en het tweede deel van de middenklasse zit de eerste dwars, en draagt negatief bij aan de maatschappij, zie de links hier wat betreft onderwijs  en bedrijfsleven  . Het gaat in de (linkse) politiek dus niet om afweging van het steunen van midden- versus lagere klassen, maar om de steun aan degenen die bijdragen versus degenen die dat niet doen, of hoe met deze verschillen om te gaan.
    Wat betreft de lagere klassen valt in het stuk van Pels nogal wat negatieve kwalificaties op: de oude arbeiders klasse' is verdwenen en 'afgedaald naar een onderklasse' (Pels beweert dat het merendeel van de oude arbeidersklasse nu in de middenklasse zit, maar dat is in feite een herdefinitie van de de begrippen lager en midden, die niet door de werkelijkheid wordt gesteund - iemand die bijvoorbeeld als bewaker werkt, behoort niet tot de middenklasse), ze 'vegeteren in een uitkering', en zijn 'op zoek naar naar zekerheid en bescherming - en die vaak vindt in de simpele waarheden van rechtse populisten ...'.
    Pels vindt het kennelijk moeilijk voorstelbaar dat een bewaker of een vuilnisman een net zo nuttig deel van de maatschappij is als een dichter, en dat een vuilnisman, indien zijn geschikt-heden dat bepaald hebben, een even vervuld bestaan in zijn leven kan vinden als en dichter in het zijne. Het IRP ziet dat anders: beter een geslaagde vuilnisman, dan een mislukte dichter. Wat dit betreft blijkt het voor de linkse intellectuelen dus nog steeds heel moeilijk om afstand te nemen van hun elitaire vooroordelen.
    Al met al blijkt ook hier weer dat het door links gepropageerde universele gelijkheidsideaal meestal niet meer is dan een mooi uithangbord voor de eigen opvattingen, die als het erop aankomt bepaald niet zo coöperatief, sociaal, of altruïstisch zijn als men met het ideaal doet voorkomen.
    Een heldere verwoording van de werkelijkheid:


Uit: De Volkskrant, 01-05-2010, door Ronald Kaatee, historicus

Gelijkheid is ons duur komen te staan

Nog steeds wordt beleid in Nederland bepaald door de mythe dat we allemaal gelijk zijn. We zijn toe aan een gedachte die minder belastend is voor de schatkist en het milieu.

Als antwoord op de crisis die is veroorzaakt door het op te grote voet leven, weten we vooralsnog niets beters te bedenken dan op nog grotere voet te gaan leven. In de hele westerse wereld lopen de overheidstekorten in rap tempo op, en er is weinig vertrouwen dat we binnenkort de weg naar een duurzaam herstel van de overheidsfinanciën zullen inslaan. Een crisis van deze omvang vraagt om een grondige herbezinning. Waar is het beleid de afgelopen decennia door gekenmerkt? Wat is de overstijgende idee die vrijwel alle maatregelen heeft gekleurd? Het antwoord luidt dat het overheidsbeleid gelegitimeerd wordt door het bevorderen van gelijkheid en gelijke kansen.
    ... Een van de tastbare gevolgen van de sinds het kabinet-Den Uyl fors in omvang gegroeide verzorgingsstaat is het duurzame financieringstekort met daaraan verbonden een duurzame staatsschuld van inmiddels bijna 400 miljard euro. Naar verwachting gaat het zo’n 30 jaar duren voordat het financieringstekort is weggewerkt. Aangezien de ervaring met grote overheidsprojecten leert dat ze twee keer zo lang duren als gepland (en twee keer zoveel kosten), zal het dus zo’n 60 jaar duren voor het financieringstekort is weggewerkt. Dit, gevoegd bij het feit dat we al ruim 30 jaar bezig waren om het financieringstekort weg te werken, geeft te denken.
    Hoe is het mogelijk dat een rijk, dichtbevolkt land, met een hoog opgeleide bevolking, gelegen in een delta en rijk voorzien van bodemschatten, zijn begroting niet op orde kan krijgen?
    De ongemakkelijke waarheid is dat we ons overheidsbeleid decennialang hebben opgezadeld met de doelstelling van de gelijkheid. Een doelstelling die niet alleen onhaalbaar is gebleken, maar die in haar consequenties meer en meer contraproductief blijkt en waarin zelfs socialisten en sociaal-democraten niet echt meer geloven.
    Ook zij zien dat de verzorgingsstaat een inherente neiging heeft om uit zijn voegen te barsten en zelfs leidt tot een inkomensoverdracht van arm naar rijk (zoals op het gebied van cultuur en onderwijs). ...
    De huidige crisis markeert het juiste moment om te onderkennen dat we met het gelijkheidsdenken zijn vastgelopen. Aan de hand van een paar voorbeelden moge duidelijk worden dat dit niet alleen in financiële zin het geval is.
   In het onderwijs zijn we na veel gelijkheidsgerichte experimenten eindelijk zover om de aloude ambachtsschool weer te omarmen, zodat cognitief minder begaafde leerlingen ook met plezier naar school kunnen gaan en een vak kunnen leren. Op internationaal vlak is de poging om democratie in te voeren in landen als Irak en Afghanistan aan het vastlopen. Wat meer besef van verschillen in ontwikkelingsniveau had beide landen en ons veel ellende (en geld) kunnen besparen.
    Dichter bij huis moeten we inmiddels erkennen dat het lastig is geworden om een open en tolerant land te blijven als de ‘import van intolerantie en achterlijkheid tot enclaves leidt waar mannen en zonen het voor het zeggen hebben over vrouwen en dochters’ (aldus Nausicaa Marbe, Opinie & Debat, 19 maart).
    Het probleemoplossend vermogen van, en het vertrouwen in de politiek is zo langzamerhand tot een zorgwekkend laag niveau gedaald. Alle huidige problemen als de staatsschuld, immigratie en integratie, veiligheid, onderwijs en bureaucratie bestonden 20 jaar en langer geleden ook al, of zijn er eerder groter dan kleiner op geworden. We zijn dringend toe aan een nieuw paradigma, ofwel: een overstijgende idee die in hoge bepalend is voor het overheidsbeleid.
    Zo’n nieuw paradigma laat zich niet per decreet afkondigen. Maar wie om zich heen kijkt en zich laat informeren zal moeilijk om de conclusie heen kunnen dat we zorgvuldiger met onze hulpbronnen en het ecologisch draagvlak van de aarde om zullen moeten gaan. ...
    Iedereen is gelijk voor de wet en de wet is gelijk voor iedereen. Dat is een van de pijlers onder onze beschaafde, hoogontwikkelde samenleving. Maar dat mensen gelijk zijn of zelfs maar zouden willen zijn, is een leugen. En op leugens valt geen duurzame samenleving te bouwen.


Red.:    En het gaat hier met name om die laatste opmerking - zie Westerse cultuur  .


Naar Linkse denkfouten  , Politiek lijst  , Politiek & Media overzicht  , of site home  .