Bronnen bij Innovatie: toegepast versus fundamenteel

 
Een belangrijk discussieterrein in het innovatiedebat en -beleid is dat van hoe je het meeste resultaat bereikt: door voornamelijk naar toepassingen te zoeken, of door fundamenteel onderzoek te doen en achteraf kijken naar toepassingen. Ervan uitgaande dat de extremen allebei niet deugen, blijft de vraag over aan welke kant je dan het dichtst bij de waarheid zit.
    Het antwoord is betrekkelijk simpel daar al meerdere malen gezien, en toch wordt er eindeloos over doorgezaagd. Een voorbeeld:


Uit: De Volkskrant, 17-05-2006, door Ruud Smits, hoogleraar Technologie en Innovatie aan de Universiteit Utrecht, en Marko Hekkert, programmaleider van de masteropleiding Science and Innovation Management aan de Universiteit Utrecht.

Meer Gates, minder Einstein

Innovatie is niet alleen gediend met de productie van meer kennis, maar ook met de toepassing ervan, betogen Ruud Smits en Marko Hekkert.

Tussentitel: De universiteit is er voor de maatschappij en niet andersom

In zijn jaarrede (Binnenland, 10 mei) maakt Frits van Oostrom, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, zich zorgen over het grote aantal universitaire studies. Impliciet lijkt hij zich ook zorgen te maken over het academisch niveau hiervan. Deels zijn wij het hier mee eens.
    Door de geweldige druk op universiteiten om studenten binnen te halen – mede veroorzaakt door jarenlange bezuinigingen – wringen universiteiten zich vaak in de meest vreemde bochten om studenten te trekken. Het academisch niveau komt daardoor soms in het gedrang. Van Oostrom moet echter uitkijken dat hij niet het kind met het badwater weggooit.
    Academisch onderwijs gaat om twee zaken: ten eerste dient het mensen op te leiden die nieuwe wetenschappelijke kennis kunnen produceren. Echter, slechts een relatief klein deel van de afgestudeerden komt daadwerkelijk in het onderzoek terecht.
    Ten tweede dient het mensen op te leiden die kennis op een academisch niveau ten goede kunnen laten komen aan de maatschappij. Dit geldt voor veruit het grootste deel van de afgestudeerden. Aangezien de maatschappij verandert, veranderen ook de eisen die aan de universiteit als opleidingsinstituut worden gesteld. Dat noopt tot het opzetten van nieuwe studies. Te vaak nog verzuimen universiteiten adequaat op deze behoeften in te springen. Naast de soms bedenkelijke kwaliteit en/of overtolligheid van sommige opleidingen, zit hier een aanzienlijk groter maatschappelijk probleem.
    Neem bijvoorbeeld het debat over de kennissamenleving. Iedereen is ervan overtuigd dat Nederland met zijn hoge loonkosten alleen economisch kan overleven door kennis om te zetten in betere of nieuwe producten, diensten en oplossingen voor maatschappelijke problemen.
    In dat verband is er veel aandacht voor het tekort aan bèta’s, de producenten van nieuwe kennis. Daarbij wordt eraan voorbijgegaan dat bij innovatie niet zozeer behoefte bestaat aan mensen die nieuwe kennis produceren, maar vooral aan mensen die in staat zijn kennis optimaal te benutten. Bij benutting gaat het om heel andere mensen, expertise en vaardigheden. Om Bill Gates, niet om Albert Einstein.   ...
    De KNAW – en velen met haar, getuige de luide roep om meer bèta’s – denkt ten onrechte nog altijd dat innovatie het best gediend is met het produceren van steeds weer nieuwe kennis. Mede daardoor ontstaat er een riskante mismatch tussen wat de maatschappij vraagt en de universiteit biedt.
    ... Het onderzoek van onze groep en onze opleiding Natuurwetenschap en Innovatie Management is recent goed tot excellent beoordeelt door een internationale visitatiecommissie. De maatschappelijke kwaliteit uitstekend is, blijkt op de arbeidsmarkt. Dat het daarmee bij onze opleiding ook uitstekend is gesteld, moge blijken uit het feit dat de meeste afstudeerders al voor hun afstuderen een baan op niveau hebben.
    Zo kunnen we amper voldoen aan de vraag uit de farmaceutische industrie naar mensen die de broodnodige link tussen het laboratorium en de productie en markt kunnen leggen. Van bedrijven krijgen we veel positieve feedback over de kwaliteit van de studenten en de goede aansluiting op de wensen van hun bedrijf. Mede hierdoor mogen wij elk jaar een groeiend aantal studenten verwelkomen – het laatste jaar was er zelfs een groei van 40 procent.
    Vanuit de samenleving gezien wordt er van de universiteiten verwacht dat zij opleidingen verzorgen waar die samenleving wat aan heeft. Door het grote gebrek aan strategisch denken van universiteiten, het onvermogen om keuzen te maken en door de fixatie op enkel wetenschappelijke beloningsmechanismen, laten universiteiten hier menig gat vallen.  ...
 

Red.:   Voor de niet-deskundigen lijkt dit een goed beargumenteerd stuk. In werkelijkheid is het een demonstratie van de dieptes waarin men kan vallen als men afstapt van het idee van wetenschappelijke grondigheid en zich laat leiden door de motivaties van materieel en geldelijk gewin. De eerste aanwijzing is een duidelijk geval van nomen est omen, zoals de volgende reactie laat zien:
 

Uit: De Volkskrant, 24-05-2006, ingezonden brief van Richard Rasker (Enschede)

Monopolie

‘Meer Gates, minder Einstein’, schreven innovatiedeskundigen Ruud Smits en Marko Hekkert (Forum, 17 mei). Zij hadden geen slechter boegbeeld kunnen kiezen voor hun betoog; Einstein zou zich in zijn graf omdraaien.
    Gates’ bedrijf Microsoft is in alle opzichten een van de minst innovatieve bedrijven in de it-sector.
    Pas als innovatie van anderen succesvol blijkt, zal Microsoft deze kopiëren, kopen of zich anderszins eigen maken, waarna het miljarden spendeert aan marketing en het kapot concurreren van alle andere partijen.
    Hierbij worden onethische en illegale praktijken niet geschuwd. Niet voor niets moet het bedrijf zich wereldwijd op allerlei plaatsen voor de rechter verantwoorden.
    Zij leggen bijvoorbeeld al jaren toe op iedere verkochte Xbox-spelcomputer en halen de winst volledig uit producten die de afgelopen tien jaar bepaald geen wereldschokkende innovatie hebben doorgemaakt.
    Ik kan me niet voorstellen dat de heren Smits en Hekkert pleiten voor meer van dit soort mensen en bedrijven. ...


Red.:   Dan nu de analyse van wat stellingen uit de inhoud:
'Academisch onderwijs gaat om twee zaken: ten eerste dient het mensen op te leiden die nieuwe wetenschappelijke kennis kunnen produceren. Echter, slechts een relatief klein deel van de afgestudeerden komt daadwerkelijk in het onderzoek terecht.
    Ten tweede dient het mensen op te leiden die kennis op een academisch niveau ten goede kunnen laten komen aan de maatschappij. Dit geldt voor veruit het grootste deel van de afgestudeerden.
' Oftewel: academisch onderwijs dient voornamelijk voor kennis die ten goede komt aan de maatschappij, en met dat laatste bedoelen de auteurs overduidelijk "materieel ten goede". Dat is volstrekte onzin. Het grootste deel van de universiteit: alle letteren faculteiten en de menswetenschappen, produceert absoluut geen kennis die aan de maatschappij materieel ten goede komt. Een andere grote faculteit, die van de juristen, produceert wel aanzienlijke hoeveelheid academisch afgestudeerden die maatschappelijk werk gaan doen, maar dat deel ervan dat niet in een juridisch vak terecht komt heeft niets van enig materieel nut geleerd, en doen waarschijnlijk in hun gezamenlijkheid, vanwege hun gebrek aan vakkennis, veel schade. De enige faculteiten die afgestudeerden produceren die in aanmerking komen voor de stelling van Smits en Hekkert zijn de natuurwetenschappelijke faculteiten. Dis S&H's is in zijn algemeenheid volstrekt onjuist. Wat het academisch onderwijs, de universiteiten, in zijn algemeenheid produceert is wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk onderlegde mensen, die bijdragen aan de geestelijke vooruitgang van de maatschappij. En uit een deel die geestelijke vooruitgang vloeit weer materiele vooruitgang voort, en wel dusdanig veel dat het niet door expliciet onderwijs in materiele vooruitgang geëvenaard kan worden. Dit alles is samengevat in een bij deskundigen in de waarde van wetenschap bekende (Amerikaanse) anekdote: vraagt de generaal aan het hoofd van het natuurkunde laboratorium: "En wat draagt uw laboratorium bij aan de verdediging van het land?" Natuurkundige: "Mijn laboratorium maakt dat mijn land het verdedigen waard is!".
    P.S. Er zijn speciale instituten voor de toepassing van wetenschappelijke kennis voor materieel gewin: HBO's, of beter, die instellingen die vroeger HTS waren!

Volgende stelling van H&S:  'In dat verband is er veel aandacht voor het tekort aan bèta’s, de producenten van nieuwe kennis. Daarbij wordt eraan voorbijgegaan dat bij innovatie niet zozeer behoefte bestaat aan mensen die nieuwe kennis produceren, maar vooral aan mensen die in staat zijn kennis optimaal te benutten. Bij benutting gaat het om heel andere mensen, expertise en vaardigheden. Om Bill Gates, niet om Albert Einstein.
    Een mooi voorbeeld is de ict-industrie. Succesvolle bedrijven excelleren niet zozeer in het nog verder verbeteren van hardware, maar juist in het leveren van diensten waar behoefte aan is. Denk aan Tom Tom en Apple iTunes
.' Geweldig: het gaat om het optimaal benutten van kennis. Maar hoe kan je kennis optimaal benutten, als je die kennis niet hebt? Even vergeten door de heren S&H. En als je die kennis die ten gronde ligt aan TomTom en iTunes hebt, van academisch-gevormden, dan praat je voor de toepassing niet over academisch-gevormden, maar in deze gevallen bijvoorbeeld over programmeurs. En die hebben beslist geen academische opleiding nodig - programmeren is zaak op HTS niveau, en iedereen met een hoog reken-IQ kan het leren met een enkele cursus (per taaltje), zonder enige brede kennis.

De rest van het stuk is voornamelijk een herhaling van deze misverstanden, zie bijvoorbeeld:     'Vanuit de samenleving gezien wordt er van de universiteiten verwacht dat zij opleidingen verzorgen waar die samenleving wat aan heeft.'

De heren Smits en Hekkert zijn respectievelijk hoogleraar Technologie en Innovatie en programmaleider Science and Innovation Management. Maar hun kennis van de werking van de wetenschappelijke en technische ontwikkeling is bedroevend laag. Ze houden hun pleidooi ten gunste van een vergroting van de innovativiteit van onze economie, maar omdat ze hun klachten over de huidige gang van zaken richten aan het verkeerde adres, de wetenschap zelf, richten ze alleen maar schade aan. Als er iets gedaan moet worden aan verbetering van de innovativiteit van Nederland, dan moeten daar geschikte instellingen voor opgericht worden. Die instellingen moet dan natuurlijk wel bekend zijn met of gelieerd zijn aan de academische wereld, dat wil zeggen: de natuurwetenschappelijke faculteiten, maar de inspanningen en gelden van die instituten moeten niet in de plaats komen van of ten koste gaan van de inspanningen van die faculteiten.

De werken van de heren Smits en Hekkert lijken, in plaats van een bijdrage te leveren aan onze maatschappij, een voorbeeld te geven van de in zowel literatuur als realiteit bekende situatie van de wetenschapper die voor het geld gaat, of de macht, die geen wetenschapper meer is, maar manager . De meeste wetenschappers die vallen van hun rol als Albert Einstein worden niet Bill Gates, maar professor Sickbock, of Edward Teller, of voor de filmliefhebbers: Dr. Stranglove en zijn handlangers zoals uitgebeeld in War Games , Real Genius, of Short Circuit .


Naar Innovatie , Innovatie lijst , Wetenschap lijst , Wetenschap overzicht , of site home .