Managers: de toplaag
| 5 jan.2011 |
Vroeger was een directeur meestal de stichter van het bedrijf, of een
erfopvolger. Voor andere organisaties waren het meestal mensen die door de
rangen waren opgeklommen.Sinds ongeveer de jaren zeventig is de
beroepsmanager als directeur opgekomen, dat wil zeggen: iemand van buiten die
geacht werd speciale vaardigheden in het managen te hebben. Aanvankelijk waren
dat mensen van opleidingen als rechten en economie - later zijn dar nog meer
gespecialiseerde opleidingen als bedrijfskunde en MBA dominant geworden.
Deze overgang wordt algemeen aangeduid als die van specialisten naar
generalisten:de nieuwe topmanagers werden geacht verstand te hebben van alle
bedrijven waar ze leiding aan gingen geven. Het gezonde verstand en de intuïtie
zegt daarover het volgende: "Wie denkt verstand te hebben van alles, heeft
verstand van niets".
En dat is wat je in de praktijk ziet: steeds meer organisaties gaan in
kwaliteit en kracht achteruit, omdat ze geleid worden door mensen van buiten die
geen band hebben met het bedrijf. De belangen van dit soort topmanagers liggen
niet bij bedrijf of organisatie, maar ten eerste, tweede en derde bij zichzelf:
"Hoe kan ik zo veel en zo snel mogelijk mijn eigen carrière bevorderen" is de
houding van veruit de meeste - of middels een andere opgepikte uitdrukking: "De
gemiddelde topman staat tegenwoordig met de rug naar de organisatie".
Met als een van de algemene gevolgen dat vooral bedrijven steeds meer op
korte termijn zijn gaan werken, met nadelige gevolgen op de lange termijn. Maar
voordat die lange termijn de orde komt, is de gemiddelde topmanager alweer
verdwenen, naar een nieuwe lucratieve topbaan, als leidinggevende of in raden
van commissarissen. Dit leidt tot een redelijk gesloten circuit van een groep
topmensen in bestuur en raden van commissarissen, die voornamelijk zichzelf
benoemt. Met de bekende nevenverschijnselen van inteelt tot gevolg:
machtsmisbruik, fraude, hoogmoed enzovoort
.
Dit circuit heeft kunnen ontstaan, omdat het geleidelijk is gegroeid uit het
oude, waarin de topfuncties voornamelijk bezet werden door de elite van
adellijke en gegoede families, die de bedrijven na de oorlog in bezit hadden.
Door de overgang naar nieuwe opleidingsvormen is het circuit wel opener
geworden, maar door zaken als netwerken en zelf coöptatie via instellingen als
het studentencorps is geslotenheid het belangrijkste kenmerk gebleven. Wie
eenmaal in het circuit zit, heeft minstens drie mislukkingen nodig om er weer
uit te raken. In onderstaande voorbeelden gaat het om dat circuit (uit de
Volkskrant, 05-01-2011, door Yvonne Hofs):
Verstand van zowel zorg, ict, als spoorwegen? Het is onmogelijk. Ongetwijfeld
zal ze ook niet weten dat er bij drie zulk verschillende instellingen een heel
verschillend soort mensen werkt, want daarvoor moet je enige jaren met de
werkvloer in contact zijn geweest - en het huidige soort topmanager zit
tegenwoordig zelfs in andere gebouwen dan de werkvloer en heel vaak zelfs in
andere steden
.
Ieder van die verschillende soorten mensen in verschillende soorten instellingen
hebben natuurlijk ook hun eigen manier van aansturen nodig. Het kan niet anders
dan dat iemand die geleerd heeft om "mensen" aan te sturen, dat wil zeggen: het
gemiddelde, kleine tot enorme fouten maakt op al die plaatsen waar het
werknemersbestand van het gemiddelde afwijkt. Dat wil zeggen bijna overal.
Waarop natuurlijk de vraag rijst hoe het komt dat dit zo weinig is opgemerkt.
Het antwoord daarop is simpel: omdat in de meeste bedrijven en instellingen de
werknemer het werk ook wel zonder leiding redelijk tot goed aankunnen
. Na
een aantal foute beslissingen op dit soort en/of technische terreinen gaan die
werkvloermensen er gewoon toe over om de leiding te zoveel mogelijk negeren, en
proberen ze zelf het bedrijf draaiende te houden. En de mate waarin dat lukt, is
dan meteen het succes van de "manager". Je zou kunnen zeggen: het werk van de
topmanager is simpel
.
Op het wat grotere plan is het dan zo dat het succes van de westerse organisatie
ten opzichte van die uit de derde wereld, niet is omdat er in de derde wereld
geen mensen te vinden zijn die op redelijk dezelfde manier kunnen managen als in
het westen, want dit soort leidinggeven kan "iedereen". Het succes van de
westerse wereld ten opzichte van de derde zit er in dat er in de derde wereld
geen werkvloermensen te vinden zijn die het echte werk kunnen doen
.
Waarmee tevens ook aangeven is wat de volgende stap in dit proces zal moeten
zijn: het "gedemocratiseerde" management. Niet democratisch in de zin dat er
stemmingen gehouden moeten worden over alle besluiten, maar in de zin dat waar
beslissingen genomen worden, de inbreng van de onderkant van de organisatie
meegenomen wordt, en in vele gevallen de doorslaggevende factor moet zijn. De
werkvloermensen weten hoe je de dingen maakt of doet. Niet de leiding.
Wat alleen mogelijk is als de top van bedrijf en instelling en management in het
algemeen van doordrongen raakt van de volgende fundamentele waarheid: de
werknemers zijn er niet ten dienste van de leiding, maar de leiding is er ten
dienste van de werknemers.
Maar door dit zou kunnen gebeuren, moet er eerst een fundamenteler denkstap
worden gemaakt, namelijk het omverwerpen van het huidige idee dat een bedrijf er
is voor de financiers. een fundamenteel omdat het de basis is van het
kapitalisme, en dus als absolute waarheid wordt gezien. Maar wat geen waarheid
is, zoals aangetoond door een reeds lang maar vanwege de hardnekkigheid van de
ideologie van het kapitalisme niet tot de hersens doordrong: familiebedrijven
doen het gemiddeld beter dan beursbedrijven (de Volkskrant, 31-07-2013,
door Peter de Waard):
En dat heeft alles te maken met de druk van financiële wereld (De Volkskrant,
30-12-2013, van verslaggever Peter de Waard):
En dus ook hier luidt de conclusie: het grote probleem van de huidige
economische situatie is de macht van de financiële wereld
.
Naar Managers, lijst
,
Rijnlands beleid
,
Rijnlands beleid, overzicht
, of site home
.
|