Rechtse ideologie
De denkfouten van rechtse politici en ideologen zijn minder talrijk dan die van
hun linkse tegenhangers. Dat komt omdat ze überhaupt minder ideeën of
ideologieën hebben, waarschijnlijk omdat rechtse mensen beperkingen in hun
capaciteiten hebben, samen te vatten als een beperkt denkraam
. De belangrijkste opvatting van rechts is dat de sterkere het recht heeft zijn
sterkte gebruiken voor zijn eigen voordeel, ten koste van anderen. De
belangrijkste onderstromingen gaan er over hoe ver de sterkere hier mee door mag
gaan. Hoe rechtser, hoe verder de sterkere kan gaan.
De belangrijkste algemene rechtse denkfout is de soort vergelijking die men
trekt tussen menselijk gedrag en de natuur. Rechtse denkers beroepen zich in
allerlei vormen op het evolutionaire principe van vooruitgang door survival
of the fittest (het overleven door de sterkste). Hierin zitten twee
elementaire fouten: ook bij dieren zie je meer vormen van gedrag dan survival
of the fittest
. En de tweede fout zit in het toepassen van een begrip dat op vele niveaus wel
werkt, maar niet op het niveau van de evolutie van de mens, dat zich kenmerkt
door een voortdurend groeiende samenwerking
.
Het beginsel van verbetering door survival of the fittest werkt op niveau
van de soorten, en op grotere tijdschaal. Omdat die exemplaren van een bepaalde
soort die het best toegerust zijn voor hun omgeving overleven en overeenkomstige
nakomelingen krijgen, past de soort zich steeds beter aan bij zijn omgeving. Zo
werkt de natuur al sinds zo lang zij bestaat. Het beginsel werkt niet op het
niveau van de menselijke vooruitgang, en wel om de simpele reden dat de
menselijke voortplanting niet meer bepaald wordt door de strijd tegen zijn
omgeving: een minder geslaagd exemplaar gaat misschien wel eerder dood, maar het
verschil is tussen zeventig en vijftig jaar. Mensen hebben hun nageslacht dan
allang gehad. De president en de timmerman hebben evenveel kans op nageslacht
vanuit het gezichtspunt van levensduur. In de praktijk blijkt zelfs het
omgekeerde: het is tegenwoordig zo dat de hoger opgeleiden, voor een groot deel
samenvallend met de geslaagden, gemiddeld minder nakomelingen hebben dan de
lager opgeleiden.
Deze algemene denkfout leidt tot allerlei meer praktische denkfouten. Een aantal
is opgesomd hieronder.
De eerste afgeleide denkfout is dat het individu belangrijker is dan de
maatschappij. Deze fout is noodzakelijk om de hierop volgende egoïstische
denkfouten te kunnen maken. Als je er vanuit gaat dat de maatschappij
belangrijker is dan het individu, zijn allerlei ideeën en acties om jezelf te
verrijken ten koste van anderen niet te verantwoorden. Dus moet eerst deze
fundamentele stap gezet worden. Het meest duidelijk is ze verwoord in de
rechtse ideoloog van de jaren tachtig, de Britse premier Thatcher, die stelde
dat er niet zoiets bestond als “society”, maatschappij. Dat dit volkomen
onjuist is, blijkt uit het feit dat vrijwel alle rijkdommen die de rechtsen
vergaren, de luxe goederen van de moderne industriële maatschappij, alleen tot
stand kunnen komen door hoog georganiseerde vormen van samenwerking, dat wil
zeggen: door een collectief dat de belangen van het geheel stelt boven die van
het individu.
De tweede denkfout is dat de sterkere recht heeft op meer, uitsluitend op grond
van zijn sterker zijn. Met “meer” wordt hier meestal materiële zaken bedoeld,
samen te vatten in “meer geld”. Met de kwalificatie dat dit een denkfout is, wil
niet gezegd worden dat iedereen evenveel moet krijgen. Het is terecht dat degene
die meer bijdraagt aan de maatschappij, daarvoor beloond wordt. Het, voor velen
subtiele, verschil zit in “de sterkere” en “wie meer bijdraagt”. In
tegenstelling tot de wijd verspreide opinie hierover zijn dit beslist niet
dezelfde begrippen. Als het om materiële bijdragen gaat, is het alleen degene
die produceert die bijdraagt, en er zijn heel weinig “sterkeren” geweest die ook
maar iets materieels hebben geproduceerd. En als het gaat om ideeën, valt een
zelfde opmerking te maken.
De derde rechtse denkfout is dat ze over het hoofd zien dat "meer" voor de
sterkere ook betekent dat er minder overblijft voor de overigen, de zwakkeren.
Men poneert het omgekeerde: door de sterkeren meer te geven, zullen uiteindelijk
ook de zwakkeren meer krijgen. Een directe praktische toepassing van dit idee is
te vinden in de opvattingen over belastingheffing. Het wordt vrijwel universeel
aangenomen dat verhoging van de belasting voor de hogere inkomens zal leiden tot
een algehele verzwakking van de economie. Want, zo is de redenering, dan gaan de
mensen met hogere inkomens minder hard werken, en zal de economische activiteit
afnemen. En het omgekeerde hanteert men ook: belastingverlaging zal leiden tot
een verbetering van de economie. De onjuistheid van deze aannames wordt elders
aangetoond.
De vierde denkfout is dat het beroep op het recht van de sterkste een
automatische uitnodiging tot geweld inhoud. Het recht van de sterkste kan
namelijk door iedereen betwist worden, die denkt ook sterke of sterker te zijn.
En als niet duidelijk gedefinieerd is op welke eigenschappen dat de sterkste
zijn gebaseerd is, zijn alle aspecten toegestaan, inclusief geweld. Om precies
te zijn: in het overgrote deel van de geschiedenis van de mensheid is het recht
van de sterkste toegepast in de vorm van lichamelijk strijd, dat wil zeggen:
geweld. En dat geldt voor alle aspecten van het “de sterkere zijn”, dus ook zijn
bezit. Wie een beroep doet op “de sterkste zijn” om zijn materiële bezit te
rechtvaardigen, kan geen bezwaar maken tegen de dief, wanneer deze zich de
sterkste toont door met succes te stelen. En op de grotere schaal van landen:
degenen die zich bij hun machtsuitoefening expliciet of impliciet beroepen op
hun macht als de sterkste, kunnen geen enkel bezwaar maken tegen anderen die dat
“de sterkste zijn” willen testen, ook als is dat met geweld. Iedere veroordeling
van geweld door degene die hun positie hebben verworven door middel van het
recht van de sterkste, geweld, is pure hypocrisie.
Maar misschien wel de belangrijkste denkfout voor de rechtsen zelf ligt op een
heel ander vlak. Daar waar ze als ieder ander streven naar een gelukkig leven,
vergeet het rechtse denken dat iedere schade berokkend aan anderen,
onherstelbare schade bezorgt aan het geestelijk welzijn van het ik. Deze
geestelijke schade uit zich op den duur in het uiterlijk van de persoon. Het is
deze uiterlijke schade die de rechtse persoon duidelijk herkenbaar en
onderscheidbaar van de geestelijk gezonde persoon maakt. In banale termen: kijk
naar de ontevreden, harde, koppen, en de genadeloze uitstraling in de ogen. Voor
een kleine oefening, toepasselijk in 2003, gebruik als voorbeeld: Dick Cheney,
Donald Rumsfeld, Condoleezza Rice, Paul Wolfowitz, Richard Perle, Ariel Sharon,
enzovoort
, of nog duidelijker: directeuren van grote bedrijven
.
Voor een praktijkvoorbeeld van fout rechts denken, zie de analyse van het
praktische liberalisme hier
. Voor de leugens die de verdediging ervan noodzaken, zie hier
.
Naar Politiek mismanagement
, Politiek lijst
,
Politiek & Media overzicht
, of site home
.
|