Bronnen bij Cultuur, multiculturalisme, identiteit: Nederlandse

9 nov.2008

Het aantal voorbeelden waarin culturele identiteit wordt beschreven is eindeloos. Maar niet waar het de Nederlandse culturele identiteit betreft, want zittende er midden tussenin valt ons de verschillen veel meer op. En het multiculturalisme verbiedt het constateren van de overeenkomsten. Desondanks zijn er bewijzen genoeg, maar die komen meestal van buitenlanders.

De mooiste in zijn beknoptheid is de volgende via een ingezonden-briefschrijver (de Volkskrant, 23-10-2007, ingezonden brief van Jan Haanappel (Nootdorp)):
  'Hè, hè'

Een Engelse collega van mij, die veel heen en weer reist naar Londen, probeert altijd nationaliteiten te raden van de reizigers in de wachtruimten van het vliegveld. Nederlanders haalt hij er zo uit. Als ze gaan zitten, zeggen ze: 'Hè, hè!'

En ook filosofe Marjolijn Februari was zeer gecharmeerd van deze versie.

De eerste en kritische buitenlander (Dagblad De Pers, 20-10-2008, door Annemieke van Dongen):
  Immigratie | Heel weinig Europeanen slagen er in hier te integreren

In Nederland hoor je er niet snel bij

Amsterdam trekt veel jonge, hoogopgeleide buitenlanders aan. Maar na een paar jaar vluchten de meesten weg. ‘Om in Nederland te integreren zijn enorme investeringen nodig.’


Tussentitel: 'In Nederland kan je alleen volledig integreren als je de taal beheerst'

Jonge, goed opgeleide buitenlanders hebben veel moeite in Nederland te integreren. Aanvankelijk worden zij aangetrokken door de dynamiek van het kosmopolitische Amsterdam en de progressieve, ruimdenkende Nederlanders. Maar op langere termijn voelen zij zich in steden als Brussel en Los Angeles veel beter thuis. Dat concludeert Adrian Favell, hoogleraar sociologie aan de University of California, Los Angeles. Hij deed onderzoek naar free movers in Europa.
    Deze doorgaans jonge en hoogopgeleide migranten verschillen zowel van laagopgeleide arbeidsmigranten als van traditionele expats. Zij worden niet door hun baas uitgezonden en met praktische zaken geholpen, maar regelen zelf een baan in het buitenland. ‘Zij maken gebruik van het recht op vrij verkeer dat de basis vormt van de Europese Unie’, verklaart Favell. ...
    Net als veel buitenlanders werd de Britse socioloog aanvankelijk verliefd op de Nederlandse hoofdstad. ‘Amsterdam is op het eerste gezicht een heel aantrekkelijke stad met een open, kosmopolitische reputatie’, verklaart hij. ‘Hoogopgeleiden kunnen in Nederland gemakkelijk een baan vinden met zeer goede arbeidsvoorwaarden. De levenskwaliteit in Nederland is bovendien hoog.’
    Maar zodra ze in een Nederlandse organisatie komen te werken en proberen te integreren, gaat het volgens hem mis. ‘Het lukt ze niet om uit het leven te halen wat ze willen. Dat heeft niets te maken met discriminatie, maar met subtielere mechanismen. Eén van de mensen die ik voor mijn onderzoek interviewde, betaalde 2.000 euro huur voor zijn appartement. Zijn Nederlandse buren betaalden een paar honderd euro; zij stonden al jaren bij een woningcorporatie ingeschreven. Daar kun je als buitenlander niet mee concurreren.’
    De Nederlandse cultuur is volgens Favell heel dominant. Vanwege de taalbarrière zijn de impliciete Nederlandse waarden en rituelen voor buitenlanders extra lastig te doorgronden. ‘Je kunt alleen volledig integreren als je de taal beheerst, maar Nederlanders zijn heel ongeduldig met buitenlanders die Nederlands proberen te spreken.’ ...
    Ook aan de informele organisatiecultuur kunnen buitenlanders moeilijk wennen. Nederlandse multinationals missen de hiërarchie die bij buitenlandse bedrijven heerst. ‘Beslissingen worden in de wandelgangen genomen. Als buitenstaander val je gemakkelijk buiten het beslissingsproces omdat je de kennis en ervaring met dat systeem mist.’ Buitenlanders worstelen met een paradox, concludeert Favell. ‘Ze zien om zich heen dat je een prachtig leven kunt hebben in Amsterdam, maar het lukt ze niet er deel van uit te maken. Daar zijn enorme investeringen voor nodig.’ ...
    Adrian Favell is onlangs met zijn Deense vrouw neergestreken in haar thuisland. Dat wordt weer wennen. ‘Elk land waar je woont, vergroot de afstand tot je eigen nationaliteit.’ Erg vindt Favell het niet.: ‘Veruit de meeste mensen geloven dat hun eigen land superieur is. Wie zich heeft opengesteld voor andere culturen, normen en waarden, kan zijn eigen nationale cultuur met een gezonde afstand bezien.’

Gunst, die Adrian toch: 'de meeste mensen geloven dat hun eigen land superieur is.' Dat je zo veel moet reizen om daar achter te komen ... Eén van de weinige culturen die daar meer moeite mee lijken te hebben, zijn de Nederlanders - er zijn althans weinig culturen waar zo veel op de eigen cultuur wordt afgegeven. Maar in feite is dat natuurlijk ook maar schijn. Want we doen erg superieur over dat afgeven op de eigen cultuur.
    En natuurlijk gelden dingen als '‘Je kunt alleen volledig integreren als je de taal beheerst' overal.
    Maar ondertussen is helder: Nederland heeft heel veel identiteit.

Dit voor even de buitenlanders. Nederlanders weten het natuurlijk ook wel, maar meestal moet je toch wachten tot de politiek-correcte schrijvemansen zich op een niet direct gerelateerd terrein begeven (de Volkskrant, 10-10-2008, rubriek Tijdgeest door Olaf Tempelman):
  Inheemse rozengeur

Een aflevering van deze rubriek wijden aan de trouwpartij is een beetje vals spel. .... Daar komt de bruid! - Honderd jaar rozengeur en maneschijn (Scriptum; € 16,-) is van de blijvende populariteit van het fenomeen een prima illustratie. ...
    Toch is dit een boekje van deze tijd. De bruid erin die langs komt is namelijk vooral de Hollandse, de rozengeur is inheems. In een ontzuilde samenleving, bedreigd door duistere globale en multiculti-krachten, zouden deze bruiden weleens in een behoefte kunnen voorzien: aan knusheid, traditie en continuïteit. In de trouwpartij zijn die volop te vinden. Pastoors en schoonmoeders mogen hun macht over bruidsparen hebben verloren, de Hollandse bruiloft is een sobere aangelegenheid gebleven. Extravagante jurken, culinaire excessen, geplunderde wijnkelders en vierdaagse feesten zijn in deze contreien zelden waar te nemen. In het pre-Verdonkiaanse Nederland veroorzaakte wijlen G.B.J. Hiltermann nog een rel door de bruiloft van prins Maurits en Marilène (1998) een toonbeeld van fijne Hollandse tradities te noemen: klein koetsje, sobere plechtigheid, iedereen 's avonds netjes naar huis.
    Of de doe-maar-gewoon-bruiloft reden hoort te zijn voor borstgeklop, betwijfel ik. Maar op GBJ's vaststelling van het Hollandse karakter ervan valt niets af te dingen.
    Wie ooit te gast was op trouwpartijen elders, weet het: soberheid is zelden een kernbegrip. Een der extreemste bruiloften die ik mocht meemaken, was een Georgische, waarop ik per ongeluk verzeild raakte. De niet meer zo nuchtere bruidegom zag mij aan voor een verlate gast, kuste mij volop de wang en liet mij niet meer vertrekken voor ik vijf gangen had verorberd, op een podium had staan wankelen in groepsdansen en een omvangrijk vuurwerkspektakel had aanschouwd.
    Carnivore excessen op Roemeense bruiloften leiden vrijwel altijd tot narigheid in de maagdarm-zone. Het is een publiek geheim dat veel gasten tegen het ochtendgloren op de knieën voor het toilet belanden. ... Dat je kosten kunt besparen door je bruid in een fietskarretje te vervoeren, een spijkerpak aan te trekken en blokjes kaas te serveren, kunnen al die extravagante volkeren leren uit Daar komt de bruid! - de Hollandse.

Ach ja - als het in het negatieve kan, is het sowieso geen probleem. Maar probeer Olaf Tempelman niet het idee van een Nederlandse identiteit te slijten - hij zou gruwen bij het idee.

Nog eentje uit die bron (de Volkskrant, 13-02-2009, door Olaf Tempelman):
  Geiten en bitterballen

Wie weleens tussen niet-Nederlanders zit, komt er vroeg of laat achter dat vreemde talen geen perfect synoniem bezitten voor het woord ‘gezellig’. Probeer het te omschrijven, en je komt uit bij iets erg Hollands, namelijk de vereniging. Als Roemenen mij in mijn jaren als correspondent vroegen naar specifieke fratsen van Nederlanders, zei ik altijd: Zet drie Roemenen bij elkaar en aan het eind van de dag heb je vier politieke partijen. Zet drie Nederlands bij elkaar en de uitkomst is een vereniging. De week erop komen die Nederlanders op hetzelfde tijdstip weer bijeen. Er zijn dan bitterballen bij. Iedereen heeft zijn contributie al betaald. Er is namelijk een penningmeester benoemd. Waarom Nederlanders verenigingen oprichten? Dat vinden ze gezellig. Dit verhaal bezat in Boekarest een grote overtuigingskracht. Het is daar namelijk bekend dat de Nederlanders in de stad een eigen vereniging hebben, met een vaste bitterballenavond (woensdag) op een vaste plek (Grand Café Amsterdam, Strada Covaci 6).
    Het is geen wonder dat uitgeverij Scriptum de vereniging heeft gekozen voor een nieuw fotoboekje in de serie Fijne Hollandse Dingen in Duistere Multicultitijden. Onze club gaat nooit verloren (€ 16,–) heet het. Ondertitel: Honderd jaar verenigingsleven. Er is sprake van een grote continuïteit. Begin jaren ’60 werd voorspeld dat er door de televisie de klad zou komen in het verenigingsleven. Dat is meevallen: de vereniging lijkt in het Hollandse DNA verankerd. Wel heeft ‘nut’ heeft steeds meer plaatsgemaakt voor ‘vermaak’ en zijn de zuilen verdwenen. Zo had je vroeger zelfs een katholieke geitenfokvereniging. Socialisten fokten hun geiten in die goeie ouwe tijd onder het genot van de Internationale.   ...

Ook typisch Nederlands: consumentenprogramma's. Ook namelijk zoiets waar onze intellectuelen graag op afgeven. Bronmateriaal volgt zodra het beschikbaar komt. Andere zaken die mede Nederland kenmerken: cabaret, programma's als de Rijdende Rechter, het koektrommeltje, nuchterheid, moralisme, prekerigheid, schraperigheid, directheid, botheid, ...

En weer een artikel van Olaf Tempelman (de Volkskrant, 09-10-2009, column door Olaf Tempelman):
  Hoffelijkheid ontmaskerd als een kwalijke vorm van vleierij

Tussentitel: What the Dutch call straightfordwardness, I call lack of manners

Ze zeggen dat je je eigen land beter gaat begrijpen door een tijd erbuiten te verblijven. Dat is mooi gezegd en, wie weet, ook wel een beetje waar. Echter, de prijs die je voor zulk ‘inzicht’ kunt betalen is een gevoel in eigen land allochtoon te zijn. Ik kan mij niet herinneren dat ik voor ik wegging weleens riep: ‘wat is dat Nederlands’, wat tegenwoordig toch wel een paar keer per dag uit mijn mond vloeit.
    Ik weet niet of ik ooit nog zal wennen aan plastic trommels met thuis gesmeerd brood, fietsers met een enorme snelheid en heel zelfverzekerde blikken, bekeuringen die je ontvangt als je zes weken geleden 96 reed waar je 90 mocht, treinen met passagiers die alleen als het niet anders kan naast elkaar gaan zitten, op flink volume pratende, trefzekere voorbijgangers die altijd een doel hebben en niet om zich heen kijken, vrouwen op stevige grote schoenen die in robuuste mannelijke tred op zware deuren af marcheren en ze zelf met een krachtige beweging openzwaaien.
    Geen enkele cultuurschok haalt het evenwel bij dat o zo directe, o zo kale, o zo duidelijke, draai-er-maar-niet-om-heen-, zeg-maar-waar-het-op-staat-taalgebruik, gespeend van gelaagdheid, dubbele bodems, ornamenten, geheime hints, beleefde toevoegingen, opsmuk, protocol, rookgordijnen, cryptische ladingen. Het is bij Nederlanders (bijna) altijd precies zoals ze het zeggen, het is niet verpakt, er zit geen laag onder, het is niet dubbelzinnig, het doet geen beroep op je fantasie of interpretatievermogen. Dat kan prettig zijn, maar je soms ook met het idee achterlaten dat verhulling en subtiliteit bestaansrecht zouden moeten hebben.
    Het doet mij deugd dat Nederlands befaamde ‘queen of manners’ Reinildis van Ditzhuyzen, connaisseuse van manieren, protocol en etiquette, buitenlanders sinds kort op de kale directheid voorbereidt. Na succesvolle manierenboeken als de Dikke Ditz, de Dunne Ditz en de KinderDitz is er nu ook een Dutch Ditz (Becht; euro 13,90), speciaal voor vreemdelingen die een periode in de Lage Landen te wachten staat. Ik heb die met veel plezier tot mij genomen als een broodnodige her-inburgeringscursus.
    Het hoofdstuk The Dutch: Straightforward or just plain rude? begint met citaten van buitenlanders. Een Engelsman: ‘What the Dutch call straightfordwardness, I call lack of manners.’ Een Ier: ‘Their directness can sometimes be hurtful.’ En een Fransman: ‘In Frankrijk voegen we si ce n’est pas indiscret aan een zin toe.’ Bijna overal ter de wereld bestaat de vraag of de gast nog koffie wil uit tenminste vijf beleefde woorden, in Nederland is het: ‘Koffie?’ De Dutch Ditz bevat ook een geweldige anekdote van een piekfijn geklede expat die midden in een voordracht zat toen ineens de lekker informeel geklede Nederlandse buurvrouw uit het kantoorgebouw binnenviel om zich even voorstellen: ‘Hi!’
        Van Ditzhuyzen verklaart een en ander uit een lange egalitaire traditie en een haast genetische afkeer van hiërarchie en bijbehorende rituelen.    ...

Natuurlijk gaat dit wel allemaal in het negatieve, maar één ding glashelder: het gaat hier over dé Nederlandse identiteit. Die kennelijk net zo reëel is als het gras op het weiland.

Reden voor een kleine greep in het knipselarchief (de Volkskrant, 09-10-2007, door Nikita Shahbazi, publiciste en columniste en sinds 16 jaar woonachtig in Nederland):
  Identiteit Nederland is keihard

Nikita Shahbazi meent dat Nederland wel degelijk een identiteit heeft en ook nog een harde, die voorkomt dat immigranten zich hier gemakkelijk aanpassen
.

‘De Nederlander bestaat niet’, zei Máxima bij de presentatie van het WRR-rapport. Dat duidt op een identiteitscrisis. Een Nederlander kent Nederlands, is met een bepaalde culturele achtergrond opgegroeid, voelt zich verbonden met Nederland en bezit de Nederlandse nationaliteit. Hoewel er Nederlanders in verschillende soorten en maten bestaan, duiden de integratieproblemen in Nederland er op dat de Nederlandse identiteit een harde identiteit is.
    Enige tijd geleden, ben ik als Iraanse-Nederlandse in Italië gaan wonen om erachter te komen hoe het voor een Nederlandse immigrant is om in een ander land te wonen. Door wat ik heb gezien en meegemaakt, ben ik dankbaar dat ik als 16-jarige Iraanse in Nederland terechtgekomen ben. In Italië zijn de economische mogelijkheden beperkt en financiële onafhankelijkheid is amper mogelijk. De omstandigheden voor immigranten zonder goede opleiding zijn daar erbarmelijk.
    Toch is het voor een immigrant in Italië makkelijker zich aan de maatschappij aan te passen en zich erbij betrokken te voelen. ... het komt doordat immigranten een hand gereikt wordt die hun het gevoel geeft dat zij ondanks hun oorspronkelijke identiteit en cultuur erbij horen. Ook mijn oorspronkelijke identiteit en cultuur deed er niet toe, behalve wanneer zij met mij rekening wilden houden en zich aan mij probeerden aan te passen.
    Het valt niet te ontkennen dat er ook in Italië immigranten zijn die wel vanwege hun afkomst gediscrimineerd worden. Maar door de zachte Italiaanse identiteit en de flexibiliteit waarmee Italianen met mijn identiteit omgingen, besefte ik hoe sterk de Nederlandse identiteit is. De integratieproblemen zijn deels door deze sterke Nederlandse identiteit ontstaan.
    Nederland is in het ontvangen van immigranten zeer welwillend en vrijgevig geweest. Daar kunnen immigranten in Italië alleen maar van dromen. Maatregelen als gezinshereniging en goede sociale voorzieningen zoals in Nederland, bestaan daar niet.
    Maar Nederland heeft geen flexibele houding tegenover de identiteit van immigranten. Hier bestaat een sterke drang om immigranten te dwingen zich aan de dominante identiteit aan te passen. De sterke Nederlandse identiteit blijkt uit het verplicht stellen van inburgeringscursussen, het ter discussie stellen van de dubbele nationaliteit, het belemmeren van importhuwelijken en de verzuilde mentaliteit die mensen op basis van afkomst en geloof in hokjes indeelt.    ...
    De Nederlandse identiteit is hard. Als een hooghartige Argentijnse vrouw die als prinses naar Nederland gekomen is de Nederlandse identiteit niet heeft kunnen vinden, dan heeft zij niet goed gezocht. Nederland is als Artis, met duidelijke hekken om de identiteiten, de gesegregeerde wijken en de zwarte scholen af te bakenen. ...

Dit artikel beschrijft zelfs twee identiteiten: dé Nederlandse identiteit,en dé Italiaanse identiteit. En beide als keihard - de ene in financieeel-economisch-sociaal opzicht, de andere sociaal-cultureel opzicht. Dat die twee zaken iets met elkaar te maken kunnen hebben, is natuurlijk boven de pet van de immigrante, die zich languit stort in haar verongelijktheid en zelfexcuus.
    Bovendien wordt hier de grens van nog een aantal culturen gedefinieerd. namelijk al die culturen die Shahbazi wenst te scharen onder 'immigranten'. Want als die culturen flexibel, zachte en plooibaar waren, zouden ze geen moeite hebben om in Nederland te integreren. Voor die moeite met immigratie is het noodzakelijk dat niet alleen de Nederlandse, maar ook die immigranten culturen dus niet flexibel, zacht en plooibaar zijn. In Shahbazi's terminologie: dat ook die immigrantenculturen keihard zijn.
    Hiermee kan ook de discussie over dé Nederlandse identiteit dus eigenlijk gesloten worden. En alle propagandisten van "Er bestaat geen dé Nederlandse identiteit" kunnen, afhankelijk van hun positie, afgehandeld worden met zaken lopende van de toevoeging "Een beetje dom", tot en met het ontzetten uit hun universitaire functies als socioloog, diversiteitsoloog, enzovoort. Want wie als socioloog ontkent dat er groepseigenschappen bestaan, ontkent het bestaan van zijn eigen vak .

Een belangrijk kenmerk van die identiteit (de Volkskrant, 06-04-2010, door Paul Onkenhout):
  'Journalist kan niet goed tegen kritiek'

Scheldtelefoontjes, hatemails. Met een krachtig essay over de media gaf Geert Buelens in België de aanzet tot een felle polemiek over de media. ‘Ook Pauw & Witteman heeft kwalijke kanten.’
...
Waarom bent u eigenlijk in Nederland gaan werken?
‘Ik werd uitgenodigd om in die Utrechtse hoogleraarprocedure te stappen. Tot mijn verbazing kreeg ik die baan. Ik heb er geen spijt van hoor, ik ben hier heel erg graag. Ik zie mezelf ook niet meer teruggaan naar Vlaanderen. Die openheid waarvan altijd wordt gezegd dat het typisch Nederlands is, die bestaat. En die bevalt me.’

En nog zo een zelfde buitenlander die geen Nederlandse identiteit ziet (de Volkskrant, 03-04-2010, door Marc Peeperkorn):
  Een serie gesprekken over de stand van ons land (deel 6)

Van gidsland naar gistland

Vandaag: Geert van Istendael , schrijver, dichter | Nederland is weergaloos exotisch. Verslaafd aan trends maar ondertussen geobsedeerd door de eeuwige consensus. De Belg Geert van Istendael houdt van ons land. ‘Lieve Nederlanders, veracht jezelf niet.’


Denkend aan Holland ...
‘Zie ik een land dat zo veel moeite heeft om te veranderen. Het gebeurt alleen met grote schokken en veel commotie. Dat was zo in de jaren zestig met provo, dat zag je toen Fortuyn opkwam en dat zie je nu opnieuw bij zijn mutant Wilders. Heel eigenaardig: een land verslaafd aan modes en trends – als je in Nederland niet direct meedoet, ben je ‘achterlijk’ – en toch zo veel moeite zich aan te passen. Een fascinerende paradox.’

En de verklaring?
‘Nederlanders hechten krampachtig aan consensus. Afwijken van de norm, vooral binnen de elites, geldt als een misdaad. Als je eensgezindheid afdwingt, zie je de spanning niet die wordt opgebouwd. Tot het deksel eraf vliegt: boem! Dan barst alles open. Na provo schoot de elite naar links, iedereen was plotsklaps ‘socialisties’. Mocht je daar natuurlijk weer niet van afwijken. Anderen die niet onmiddellijk volgden, zoals wij Belgen, waren niet genoeg voorgelicht. Haha, tot opnieuw bleek dat er helemaal geen consensus was.
    ‘De Nederlandse elite is haar volk verloren. De econoom John Kenneth Galbraith waarschuwde dat op den duur alleen mensen boven een bepaald inkomen nog stemmen. Die elite organiseert vervolgens de staat in haar eigen belang. Dáár schoppen mensen als Fortuyn en Wilders tegenaan. Daarom weten de Nederlandse elites – in de politiek, het bedrijfsleven, de advocatuur, aan de universiteiten – zich geen raad met mensen als zij. Hoe kun je een proces tegen Wilders aanspannen vanwege een mening die hij heeft geuit? Hoe ergerlijk die mening ook is. Ik kreeg vroeger pamfletten van het Vlaams Blok waarbij je meteen een wasknijper op je neus moest zetten. Zo sterk was de walm die daar vanaf kwam. Het Vlaams Blok was racistisch, Wilders laat zich daar niet op betrappen. Wilders had voor zijn proces achttien getuigen opgeroepen, vijftien zijn er gewraakt. Dat lijkt verdacht veel op een politiek proces. Moet je vooral doen in de aanloop naar verkiezingen. Dat is heel gevaarlijk, spelen met vuur.’   ...

Niettemin: wat is leuker in Nederland sinds het begin van deze eeuw?
‘Een van de leukste dingen, zonder leedvermaak, is dat Nederlanders minder zelfverzekerd zijn geworden. Vroeger was dat van beton, verschrikkelijk! Nu bestaat er onzekerheid. Eindelijk geven jullie die domme notie van gidsland op. Toen Paul Scheffer in 2000 over het multiculturele drama schreef, werd hij voor fascist uitgemaakt. Tien jaar later klinkt het weifelend: integratie, hoe moet dat?
    ‘Nog iets: Nederland heeft de beste onderzoeksinstituten van Europa om naar zichzelf te kijken. De WRR bijvoorbeeld, ronduit indrukwekkend. Het nadeel was dat politici zich achter die rapporten verscholen om geen keuzes te hoeven maken. Dieper kan een politicus niet vallen, het is zijn taak om te kiezen. Maar nu duwt de morrende kiezer zijn politici naar voren om kleur te bekennen.’

Waarin blinkt Nederland uit?
‘In schaatsen. En in het uitgeven van boeken. De manier waarop Nederlandse uitgevers boeken op de markt brengen, dat is ongeëvenaard.’

Wat verafschuwt u?
‘De nieuwbouwwijken. Almere is perfect en pervers. Maar de woontevredenheid schijnt er groot te zijn. Wat ik ook verafschuw, en dat staat in schril contrast met de zorgzaamheid en goede smaak van de uitgevers, is de manier waarop jullie mijn taal verachten en mishandelen. Ik zal een u een klein voorbeeld geven. De grote Oostenrijkse schrijver Robert Menasse woont gedeeltelijk in Amsterdam. Hij slaagt er niet in Nederlands te leren. Niet omdat hij minder begaafd is maar omdat hij de Nederlanders er verdomd niet toe krijgt Nederlands met hem te spreken. Die willen Duits praten of een soort Engels waarvan ik de kwaliteit liever niet becommentarieer. Ik ben wel eens kwaad uit café Americain in Amsterdam weggelopen omdat dat wicht van een serveerster mij in het Engels bleef aanspreken. Trots zijn op een soort steenkolenengels en de eigen taal minachten, dat háát ik in Nederlanders.’   ...
    ‘Ik bezoek Nederland vaak. Er is herkenning maar ook de blijde verwondering van de antropoloog die de rare gewoonten van een volk bestudeert. Wat me vooral aantrekt is het weergaloze exotisme van Nederland. Jullie willen het niet weten – ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ – maar Nederland is waanzinnig exotisch. Het wijkt totaal af van alle andere landen. Het is geen continentaal land maar het ligt wel op het continent. Het heeft de tragedie die de 20ste eeuw vormde, de Eerste Wereldoorlog, volkomen gemist.
    ‘Dan het calvinisme. Het kent geen bisschoppen, geen bindend dogma maar wel eindeloze afsplitsingen. Wat ik zo mooi vind zijn jullie dorpen met vijf kerktorens. Mijn vrouw en ik kwamen eens terug van een bezoek aan het Noorden van Nederland. Iets voor Zwolle zei ik: hier ligt Staphorst, dat moet je gezien hebben. We zijn naar zo’n grote boerenwinkel gegaan, meer een magazijn, en daar heeft mijn vrouw schoenen gekocht. Kreeg ze een kalender mee met alle christelijke feesten. Dat is toch prachtig.’

In die dorpen werd eerst gebeden tegen het wassende water, nu tegen het rijzende aantal moslims.
‘Het gist. ...'
Waarom staat Nederland toch bekend als tolerant?
‘Omdat jullie dat zeer goed verkocht hebben! Vrije seks, vrije hasj en haar tot op je kont, die karikatuur. Maar ik ben niet geschrokken van de verandering in Nederland. Dat Theo van Gogh op een vuile, smerige manier werd vermoord om ideologische redenen. Dat voormalig minister Zalm vervolgens riep: ‘Het is oorlog’. Voor de Nederlanders was het een totale schok. Ze kregen het gevoel dat Nederland op Sicilië kwam te liggen, of in het vreselijke België, waar politici op straat worden neergeknald. Maar het zat eraan te komen. Omdat de politiek-sociale elite hardnekkig vasthield aan haar consensus. Fortuyn brak daarop in, op zijn onnavolgbare wijze. Fortuyn was ook zo zichtbaar omdat hij in Nederland optrad. In Italië zou niemand naar hem hebben omgekeken. Niemand. Zijn prachtige zijden dassen, zijn dure pakken, zijn theatrale optredens, dat is daar doorsnee. Ze hebben daar veel betere lieden in de aanbieding. Maar in Nederland valt het enorm op.’

Waarom wil de elite consensus?
‘Omdat ze de elite wil blijven, dat is overal zo. Alleen in Vlaanderen weten wij dat er altijd een andere kant is, namelijk een Franstalige, waar je rekening mee moet houden. Nederland was verzuild, een mooie manier van de elites om hun verschillen te organiseren. Maar dat is verwaterd. In plaats daarvan hameren ze nu op consensus. Nederland is een echte natie. Ook als je op de Vaalserberg woont (hoogste natuurlijke punt, MP), denk je nog steeds aan de dijken.’

We zien onszelf als individualisten.
‘Jullie zijn collectivisten: allemaal tegelijkertijd, allemaal hetzelfde. Vrijheid in gelijkheid, vooral gelijkheid. Kijk naar de snelweg naar Lyon aan het begin van de vakantie: allemaal dezelfde Nederlandse caravans op weg naar dezelfde camping waar ze straks allemaal dezelfde pot meegenomen pindakaas opendraaien. Ik liep jaren geleden op de Lijnbaan in Rotterdam: tot zover het oog reikte pastelkleurige trainingspakken. Heel eigenaardig. Ik praat met mensen aan de tapkast. Allemaal bezweren ze: ‘Ik doe mijn ding’. Maar ‘mijn ding’ is het ding van iedereen. Wij Belgen zijn burgerlijke anarchisten. We zeggen het niet luidop maar ondertussen doen we wat we willen.
    ‘Alleen bij de godsdienst zijn Nederlanders individualisten. Dan willen ze niet in dezelfde kerkbank zitten omdat ergens in de Bijbel een komma verschilt. Sprak de slang of sprak de slang niet: ho!’

We hebben nu ook een historische canon.
‘De canon is een uitvinding van de Inquisitie: lijsten van toegestane en verboden boeken. Dat iedere school min of meer dezelfde leerstof behandelt, spreekt voor zich. Alleen voor jullie niet, omdat Nederlanders zichzelf verachten. In dat verband is het merkwaardig dat Wilders, die zich opwerpt als de kampioen van de nationale identiteit, alle culturele subsidies wil afschaffen. Het Rijksmuseum, Boymans van Beuningen, Bonnefanten, het Mauritshuis, het zijn tempels van de Nederlandse identiteit. Die kunnen niet zonder subsidies. Maar de man die daarvoor op de bres zegt te staan, wil de cultuur wurgen.’

Wat is het typerendst voor de Nederlandse identiteit?
‘Het lawaai. Nederlanders zijn een luidruchtig volkje. Elkaar beledigen. Beledigen mag, maar wat mag moet ook in Nederland. Dat is weer dat collectivisme. Dan wordt het bestaan tamelijk hard. Jullie gebrek aan apothekers, ook zo typerend. Als ik in Brussel van mijn huis in vijf minuten naar de metro loop, passeer ik minstens vijf apotheken. In Amsterdam moet je daarvoor de halve stad afsjokken.
    ‘De vormloosheid is gelukkig veranderd. Voddenbalen op fietsen, zo zagen Nederlanders er vroeger uit. In de jaren tachtig werd ik – bruine ribbroek, colbert en stropdas – uitgelachen. Maar nu zie ik, zittend op een terrasje, mannen met pakken en dames in prachtige jurken voorbij komen. Wouter Bos is Ien Dales niet. Een goede zaak: een beetje vormelijkheid is nodig om maatschappelijk verkeer te regelen.’

Nog een advies van een vriend?
‘Lieve Nederlanders, veracht jezelf niet. Wees trots op je tradities, jullie onnavolgbare pluralisme, jullie prachtige uitgevers. Er zijn absoluut zaken die gezien mogen worden. Maar sla niet door. Het is een smal pad tussen zelfverachting en zelfoverschatting.’

En een wat verdere buitenlander (de Volkskrant, 10-04-2010, door Steffie Kouters):
  Een serie gesprekken over de stand van ons land (deel 11)

'De Hollander wil ondeugend zijn, maar hij durft niet'

Vandaag: Roberto Payer, directeur van het Hilton hotel in Amsterdam | Tegen zijn vrienden zegt hij het geregeld: besef je in wat voor schat je hier leeft? De Italiaan Roberto Payer (59), baas van Hilton Amsterdam, is al decennia verliefd op Nederland


Tussentitel: 'Ik houd van de buitenkant van Italië, maar de innerlijke kant van Nederland weegt voor mij zwaarder'

Denkend aan Holland zie ik...

'Wat is er mooier dan 's avonds langs de Amsterdamse grachten te lopen en het spel van het licht te zien? De weerspiegeling van de bovenkanten van de huizen en de trappen in het water - ach.
    'Mijn peetvader woonde in Nederland. Op mijn 19de ging ik naar Amsterdam, en ik raakte verliefd op de stad. Vrijheid. Ik stond midden op het Leidseplein en niemand vroeg zich af wie ik was, wat ik daar deed. Dat vond ik het einde. In Italië word je altijd vergezeld door je achtergrond. Veel Italianen blijven hangen in hun dorp, stad, regio. Iedereen kent je, weet wat je familie presteert. Soms is dat zwaar. In Nederland probeer je rond je 20ste zelf je leven te gaan leiden, in Italië blijf je in de schoot van je familie zitten.
    'Ik was een van de eerste gastarbeiders, maar heb me nooit gastarbeider gevoeld. Al op mijn 21ste werd ik manager van de Fietsotheek, de disco van het Hilton in Amsterdam, een van de twee uitgaansclubs in de stad. ...
    De Italiaan is geboren boven Venetië, ...

Is het eten in Nederland erop vooruitgegaan. de afgelopen decennia?
'O ja. De topklasse hier is uitstekend. Alleen de middenmoot moet nog verbeterd worden. Veel gasten willen gewoon lekker kunnen eten, maar geen liflafjes. We moeten ophouden met liflafjes. Iedereen wil Gordon Ramsey zijn. Kook gewoon simpel, maar goed, alsjeblieft. '

Zijn er dingen die u nog steeds onbegrijpelijk vindt in Nederland?
'Ik kan het nu relativeren, maar: de Nederlander is veel minder gevoelig voor kwaliteit. Dat was veertig jaar geleden zo, en dat is nog steeds zoo In Nederland is het belangrijker dat je bijzonder bent dan dat je laat zien dat je van kwaliteit houdt. Hippe Nederlanders willen op straat graag opvallen: bijzonder zijn. In Italië bestaat het woord bijzonder niet. Extravaganza is een begrip dat Italianen gebruiken voor dure dingen, voor een bepaald slag mensen, met wie ik niet omga. Het wordt nooit gezegd over het straatbeeld, dat in Italië modieus, maar klassiek is. Mooi gesneden kleren, mooie stoffen, mooie kleuren, mooie combinaties.'

U schijnt uw pakken nooit te laten stomen. maar weg te gooien.
... Toen de jonge Roberto manager werd van de Fietsotheek kreeg hij al snel een halve woning in de Jordaan aangeboden. 'Fantastisch, zoals de Jordanezen me opvingen. Het leek een samenleving zoals in Italië. Mensen uitnodigen in de keuken. Ik deed de ramen open en ik hoorde opera.'

Klein-Italië.
'Ja, maar je had er de vrijheid van een Nederlander. Ik sprak redelijk Engels, maar ik merkte dat de Nederlanders na twee minuten Engels toch overschakelden op hun eigen taal met hun vrienden. Op de PC Hooftstraat heb ik Nederlandse les genomen; bij mevrouw Mazzoleni. Ik zal haar nooit vergeten. Vanaf toen kon ik hier praten, communiceren.
    'Veel migranten voelen onmacht omdat ze niet worden begrepen. Dat leidt tot een  minderwaardigheidscomplex, opgekropte agressiviteit, ageren tegen Nederland. Ik vind dat ze naar zichzelf moeten kijken.'

U zegt: migranten moeten Nederlands leren.
'Dat is een must. Dat was een van de grootste fouten van de PvdA, de partij waarvan ik heel veel houd: te accepteren dat migranten de taal niet leerden. Je bent gast in een land. En je kunt alleen verwachten opgenomen te worden in een land als je snapt waar het in zo'n maatschappij over gaat. Hoe kun je een samenleving doorgronden als je de taal niet kent?
    'Ik woon in Nederland in een seculiere omgeving en ik wil opgevoed worden in de Nederlandse mentaliteit. Ik ben katholiek. Maar ik probeer mijn waarden te vinden, binnen de samenleving, zonder anderen voor het hoofd te stoten.
    'Italië is katholiek, Nederland is calvinistisch. Ik weet dat bepaalde uiterlijkheden in Nederland niet worden gewaardeerd en houd daarmee rekening.'

Welke dan?
'Show off hè. La bella figura, de schone schijn ophouden, elegantie en stijl uitstralen, is in Italië erg belangrijk. In Nederland niet, alleen in sommige kringen. In Nederland moet ik altijd oppassen, op welke manier ik met iemand spreek - dat soort dingen moet je leren, weten.
    'Toen ik in 1998 de lobby van het hotel liep opknappen, moest ik mijn bazen overtuigen dat het koper en het marmer niet gepolijst mochten worden. Payer is gek, zei iedereen. Ik zei: 'Zo zien de gasten meteen dat ze in Nederland zijn.' Alles wat hier glanst en glittert, wordt gezien als niet correct. Nouveau riche. Dat hoort niet bij dit land.'

Een beetje kaal.
'Welnee. Tegen Nederlandse vrienden zeg ik: besef je in wat voor schat je hier leeft? Rembrandt, de mooiste verzameling Van Goghs en moderne kunst uit de jaren zeventig en tachtig, fantastische opera. En zo'n fantastisch sociaal stelsel. Dat is wel verslechterd, maar nog steeds goed.'

Italië is toch het land van de opera?
'Maar hier kan ik me permitteren naar de opera te gaan. In Italië is het niet te betalen. Ik kan ernaartoe fietsen; hoef geen dure auto te hebben. Dat soort dingen vind ik zo belangrijk voor een maatschappij. Oké, ik verdien beter dan veel anderen en betaal ook meer belasting. Maar ik heb er geen spijt van als het goed wordt verdeeld.'

Waar heeft u een hekel aan. in Nederland?
Hij denkt lang na. 'Aan het vingertje.'

Het wijzen naar de ander?
'Het zou goed zijn als die vinger ook eens naar zichzelf wees. Nederlanders staan snel klaar met hun mening over iets, zonder te weten waar het inhoudelijk over gaat.'

En het directe van de Nederlanders?
'Ik moet altijd twee keer slikken. Maar je weet wel waaraan je toe bent. Met Italianen denk je soms: come to the point. Wat wil je me nou eigenlijk vertellen? En meen je dat nou helemaal?

De Nederlandse samenleving is verhard.
'Nee, veranderd. Het is de ik-generatie. Het gaat allemaal over ik. Over mij. Niet over wij. Het individualisme is doorgeschoten. Je kunt alleen individualist zijn als je weet waar je grenzen liggen. In Nederland gaan we over de grens van de ander heen. Terwijl: als ik weet waarmee ik u kwets, is het heel gemakkelijk daarmee rekening te houden.'

Wordt er in Italië meer rekening gehouden met de ander?
'De Italianen zijn voorzichtiger. Daarom is er ook zo veel ruzie in Italië. Er is geen poldermodel.'

Je zou zeggen dat je juist minder ruzie hebt. als je voorzichtiger met je medemens omspringt.
'Nee, want je zegt niet wat je voelt. Op een gegeven moment komt het er toch uit.'

In Nederland hebben we nu een politicus die alles zegt wat hij voelt: meneer Wilders. Wat vindt u als gesoigneerde Italiaan van zijn haar?
'Niet de moeite waard om ook maar over te praten. Verschrikkelijk. Ik zou me helemaal kaalscheren.'

Italië heeft Berlusconi - zijn ze te veergelijken?
'Nee. Berlusconi is ondeugend. Iedere Italiaan wil ondeugend zijn. Hij is een man van 75, met veel geld, en leuke jonge vrouwen om zich heen. Hij kan zich alles permitteren. Dat is toch de droom van iedereen? Gezien de Italiaanse mentaliteit begrijp ik waarom hij daar zo populair is.'

Iedere Italiaan wil ondeugend zijn?
'Iedere Hollander ook. Maar de Nederlander durft het niet. Ik denk dat iedere Italiaan ook een vriendin heeft, hier of daar. Maar hij zal nooit de familie-eer aantasten. Hij zal nooit zo gemakkelijk scheiden als een Nederlander.
    'Een grote Berlusconi-volger was Pim Fortuyn. Ik kende hem redelijk. Hij was niet mijn vriend, maar ik vond hem een bijzondere man: charismatisch, hij kon debatteren, hij was erudiet. Voor Pim was Berlusconi zijn voorbeeld. Hij had al een afspraak met hem gemaakt - maar toen werd hij doodgeschoten.'

U stond op de Dam, tijdens de herdenking van Theo van Gogh.
'Zijn zoon zat hier in de buurt op school; hij kwam hier altijd koffiedrinken. Ik wilde tijdens die herdenking gewoon... Ik kan er nu nog emotioneel over worden. Alles waarin ik geloof, waarom ik naar Nederland ben gekomen, werd onderuit gehaald. Ik wilde mijn geluid laten horen, met de rest. Die moord was zo'n ernstige aantasting van de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid staat bij mij op nummer 1.'

Heeft u heimwee naar Italië?
'Nee.' Dan: 'Dat is niet waar. Vandaag heb ik heimwee. Ik ben er al acht weken niet geweest. Dat is te lang. Ik mis de sfeer. De bergen, het voorjaar, de mensen, de kleuren, de geuren, het lekkere eten. Ik houd van de buitenkant van Italië. Maar de innerlijke kant van Nederland weegt voor mij zwaarder.'

Leg eens uit.
'Ik zou nooit meer in Italië kunnen leven. Alleen al die bureaucratie. Ik kan er niet tegen. Met een bezoek aan de bank ben je uren kwijt. Iedereen heeft moeite met het betalen van belasting. Maar aan het einde van de dag ben ik er blij mee. De daklozen in Nederland kiezen er zelf voor op straat te slapen - ze kunnen verzorging krijgen. In Italië voel ik me verantwoordelijk voor alle zwervers.'

Zijn Nederlanders wel trots op hun land?
'Nee.'

Ik zou zo in Italië willen wonen.
'Dat komt omdat u er nooit gewoond heeft.'

Maar zonder Italië ...
'Kan ik niet. Zo eerlijk ben ik we!. Je moet ook af en toe een glas wijn drinken.'

In de hoogzomer lopen er veel Nederlanders rond in Lucca. In korte broek en op sandalen.
'Ik wil daar niet mee geconfronteerd worden, dus ik blijf in die periode altijd hier aan het werk.'

U ergert zich eraan?
'Zeer. Het gaat over respect. Ik vind het prettig ineen korte broek te lopen, dus waarom zou ik een lange broek aantrekken? 'Nederlanders willen overal zichzelf zijn, dat is het.'

Gaat u na uw pensioen terug naar Italië?
Meteen: 'Nee. Ik word begraven in Nederland.'

Goh, wat veel identiteit ...

Nog wat verder (de Volkskrant, 27-04-2010, door Sara De Sloover):
  Een Spanjaard werkt om te leven

Wie: Roland van Eck (44)  Wat: Medewerker op de exportafdeling van een bedrijf dat koelmeubelen maakt, in het Spaanse Sevilla.

De economische crisis heeft Spanje in het hart geraakt. In een jaar tijd ging het aantal werklozen van 2 naar 4 miljoen. Zeker in het zuidelijke Andalusië, de regio waar Roland van Eck (44) al elf jaar woont, is de malaise groot. ...
    In de vroege jaren negentig leerde Van Eck zijn Spaanse vrouw kennen toen hij als entertainer in hotelketens op Mallorca werkte. In 1995 trokken ze met zijn tweeën naar Nederland, maar daar konden ze allebei niet aarden. ‘Nog los van het weer, hadden we last van de files, de agressie, de onvriendelijkheid’, zegt van Eck. ‘Een Spanjaard werkt om te leven, bij de Nederlander is het omgekeerd. En er wordt heel veel vergaderd in Nederland.’ Van Eck en zijn vrouw gaven hun goedbetaalde banen op en keerden in 1999 terug naar Spanje. ...

Het meeste van de informatie over de Nederlandse identiteit in dit soort stukjes zit in de spiegeling. Ook hier:
  Van Eck vindt dat in Spanje hard wordt gewerkt. ‘Mañana mañana geldt hier al lang niet meer. Als het echt nodig is, wordt in bedrijven zelfs op zaterdag gewerkt. Dan zetten ze alles op alles om het gedaan te krijgen. Het is net als met het bouwen hier: als ze hier bouwen, gaat dat een stuk sneller dan in Nederland. Dan wordt er een blik arbeiders opengetrokken en zijn ze heel snel klaar.’
    Sevillianen klagen veel, vindt Van Eck, vooral over hun salaris. Maar de loonbelasting is een stuk lager – staat standaard op amper 2 procent – waardoor het verschil tussen netto- en brutosalaris verwaarloosbaar is. ‘80 Procent van de Spanjaarden ontbijt ’s ochtends in een bar. Ze hebben een auto voor de deur, een eigen huis in de meeste gevallen, alle dagen zon en een tot de nok toe gevulde koelkast.
    Spanjaarden forenzen ook niet, ze werken meestal in de stad waar ze wonen.’

 
Nog een aardige: (de Volkskrant, 18-10-2010, door Jonathan Price):
  De fiets, het laatste bolwerk van vrijheid

Nederlanders hebben nog maar één wapen om hun onvrede te uiten: de fiets. Negeer de regels en voel je vrij

De Amerikaan Jonathan Price is filosoof en hoofdredacteur van het tijdschrift The Clarion Review.

Een van de deugden van Nederland is dat er geen grote steden zijn. Een andere dat Nederland internationaal is. De combinatie resulteert in een provinciale, kosmopolitische cultuur, zowel knus als open. De fiets vormt een deel van beide polen van de nationale psyche. Knus zijn kleine fietsstoplichten en meisjes in jurk zijdelings achter op de bagagedragers van sobere stalen rossen. Op de kosmopolitische kant daarvan kom ik nog terug.
    Nederland heeft een nogal onverdiende reputatie als vrij land. In werkelijkheid is het een extreem gereguleerde maatschappij, qua ruimtelijke ordening, arbeidswetten, milieuverordeningen enzovoort. Maar voor fietsers is het een wetteloze wildernis. Afgezien van periodieke politionele hinderlagen voor lichtcontroles, is de fiets een van de meest bevrijde vormen van transport. Je hoeft niet te tanken, geen fiets- of wegenbelastingen te betalen, geen alcoholcontroles te ondergaan. Je hebt alleen je door God gegeven armen en benen nodig. Dagelijkse fietstochten op mijn oranje bezorgfiets naar kantoor of in het weekend met nieuw gevonden vrienden brengen altijd het kind in mij naar boven.
   Die nieuw gevonden vrienden zijn echte vrienden geworden: het was verrassend hoe snel ik duurzame vriendschappen heb gesloten. Ik vermoed dat de Nederlandse cultuur daarvoor een vruchtbare bodem biedt. Voordat ik hier kwam, werd ik gewaarschuwd dat de Hollanders een lang, stug noordelijk volk waren, met een taal als een zaagmachine en botte manieren. Op straat glijden ze langs elkaar als schepen in de nacht. Dat is het beeld door de lens van de toerist. In werkelijkheid zijn de Nederlanders Zweden op straat en Amerikanen binnenshuis: vreemd tegenover vreemdelingen, maar warm tegenover eenieder binnen hun kliek. De truc is om tot die kliek toe te treden. Als dat lukt, zijn verhoudingen warm, beschaafd, en hecht.
    Als Amerikaan ben ik luidruchtig, naar Nederlandse maatstaven. Ik ben onder de indruk van de beheersing van Nederlanders. Niet alleen van hun milde manieren, maar ook van hun bescheidenheid. Toen ik vernam dat een vriend die ik al twee jaar kende een aantal boeken heeft bewerkt voor een internationaal vermaarde uitgever, ervoer ik een cultuurschokje: als ik dat had gepresteerd, zou ik dat aan iedereen meteen vertellen. Op het werk, op de universiteit, bij onderhandelingen, in conversaties tonen de Nederlanders zich zeer wellevend.
   Toch weet iedere immigrant dat hij een vreemdeling is in een vreemd land, een van de meer verwarrende elementen van mijn verblijf hier. ... Nederlanders missen zelf een nogal fundamenteel mensenrecht: het universele recht op een (gratis) wc. Of in ieder geval, het recht van een klant daarop. ...
    Een zo mogelijk nog groter gebrek van de Bataafse cultuur is de service in de horeca. Wie iets bestelt, wordt een soort gevangene van de eettafel. Je moet altijd ootmoedig en dankbaar wachten. Obers komen als ze komen. Laat nooit merken dat je ongeduldig bent, of iets anders dat als iets van kritiek of arrogantie geïnterpreteerd zou kunnen worden. Ondertussen tonen zij genoeg passief-agressieve manieren om over te brengen dat het feit dat zij jou bedienen betekent dat je je uiterste best moet doen dat waard te zijn.  ...

In de Volkskrant in de rubriek Buitendienst beschrijven buitenlandcorrespondenten  dagelijkse gebeurtenissen in hun persoonlijke omgeving. Het is een continue bron van illustraties hoe zeer de identiteit van hun respectievelijke buitenlanden afwijkt van de Nederlandse. Terwijl dezelfde mensen, als Volkskrant-medewerkers ongetwijfeld trouwe multiculturalisten, indien er expliciet naar gevraagd bijvoorbeeld naar aanleiding van de Máxima-uitspraak, keihard zouden ontkennen dat er zoiets als een Nederlandse identiteit bestaat.

Onderstaande column viel op door een lange reeks cognitieve dissonanties, die het gevolg is van het onderhouden van dit soort denkbeelden (de Volkskrant, 24-11-2010, door Ariejan Korteweg):
  Spiegelbeeld

‘Maar je zult toch minstens moeten toegeven dat ze hypergestresst zijn, en doorgaans een ongelukkige indruk maken. Waarom worden er anders zoveel medicijnen gebruikt in Frankrijk?’
    Mijn tafelgenote keek me na deze genadeslag meewarig aan. Vreemd sowieso dat ik er anders over kon denken. Maar ik gaf me nog niet gewonnen. Welnee, hoorde ik mezelf zeggen: ze nemen juist de tijd voor een praatje, zijn behulpzaam, echt helemaal niet arrogant en eigenlijk ook best opgewekt, al zie je dat niet altijd aan de buitenkant. Wij Nederlanders daarentegen, vond ik, zijn pas opgefokt. De buitenkant lijkt vrolijk, maar daaronder smeult het.
    Ze was perplex om deze tegenwerping. ‘Zodra de eerste zonnestralen doorkomen, ligt in Amsterdam iedereen in het park. Noem je dat opgefokt? Mijn buren aan weerszijden zijn jonge gezinnen. De mannen zijn allebei korter gaan werken zodra er kinderen kwamen. Bij jullie kan dat gewoon.’
    ‘Nederland is eerder te ontspannen’, schakelde ze door naar de overtreffende trap. ‘Economisch hoeven jullie je geen zorgen te maken. Het probleem is dat je daardoor vergeet dat je ook nog moet concurreren.’
    De scène speelde zich af in Rennes, in Bretagne, waar we beroepshalve een avondlang heerlijk mochten tafelen. Zij is een Franse journaliste die, haar man achterna, al zes en een half jaar in Amsterdam woont. Ik ben haar Parijse spiegelbeeld.
    Die spiegelbeeldigheid bleek ver te gaan. Als ik de warme lunch prees, en de voordelen opsomde van de lange middagpauze die in Frankrijk gebruikelijk is, begon zij over hoe handig het is als om zes uur het warme eten op tafel staat. ‘Je komt lekker vroeg uit je werk, eet wat en dan heb je nog de hele avond voor je.’   ...
    Ik vluchtte naar een minder controversieel onderwerp: het verkeer. Meteen na de grens schrik ik van de automobilisten die aan m’n bumper gaan hangen alsof ze naar binnen willen rijden, begon ik. Dat ben ik in Frankrijk helemaal ontwend.
    Ze keek me nu aan alsof ik elk moment gevaarlijk kon worden. ‘Onbegrijpelijk dat je dat kunt zeggen. Zo hoffelijk en correct als de Nederlanders rijden, dat bestaat in Frankrijk gewoonweg niet.’
    Van de weeromstuit kreeg ik zin om weer eens in Amsterdam te gaan kijken. Stel je toch voor dat ze gelijk heeft.

Het is grappig dat hij het opschrijft, want geen treffender illustratie van een zeer onjuist en duidelijk zeer gekoesterd vooroordeel. Een vooroordeel dat naadloos past in die Nederlandse identiteit, voor het de culturele en intellectuele elite betreft: het afgeven op de eigen cultuur.

Het Volkskrant-katern Vonk heeft een special over het onderwerp "Normaal", en ontdekt dat Nederlanders daar heel abnormaal in zijn - in normaal willen zijn (de Volkskrant, 06-07-2013, door Sterre Lindhout):
  Buitengewoon gek op Normaal

Nederlanders zijn geobsedeerd door het woord 'normaal'. Waarom en wat bedoelen we eigenlijk met die term?


Tussentitel: Dat een koningshuis zich uitput zo normaal mogelijk over te komen zie je nergens anders

...    'Normaal' ligt ons Nederlanders in de mond bestorven. Op een 'normale dag' gaan we naar ons werk, waar we 'problemen op een normale manier oplossen'. We hopen dat die problemen niet te complex zijn, zodat we 'een beetje op een normale tijd naar huis kunnen'. 's Avonds drinken we een biertje, of twee. Niet meer, want 'we houden het natuurlijk wel normaal.'
    Wie afgaat op de frequentie waarmee we het woord gebruiken, zou denken dat in Nederland zelden iets afwijkends gebeurt. Quod non. Maar waarom die hang naar het normale? En over welke normen gaat het?
    Normaal stond in 1847 voor het eerst in een Nederlands woordenboek, overgenomen uit het Frans, als souvenir van de Napoleontische overheersing. 'Tot voorbeeld dienend', was toen de definitie. Iets wat de connotatie 'normaal' kreeg, werd zelf dus tot norm verheven, zoals het Franse école normale, een voorbeeldschool. Wie zich altijd al afvroeg waarom je in Nederland tot in de jaren tachtig je auto volgooide met 'normale benzine': dat was dus benzine met het juiste, als het ware tot voorbeeld strekkende octaangehalte. Sindsdien raakte deze oorspronkelijke betekenis van het woord normaal in onbruik.
    Inmiddels luidt Van Dale's definitie van normaal: 'volgens de regel, gewoon. Zich door niets buitengewoons onderscheidende.' En daar wordt het meteen lastig. Want wat is eigenlijk het verschil tussen 'normaal' en 'gewoon' - overigens ook een zeer geliefd woord in Nederland?    ...
    De verontwaardigde uitroep 'dat is toch niet normaal', heeft vaak betrekking op ethische kwesties. Onder een artikel over de uitbraak van mazelen in de Biblebelt schreef een reaguurder deze week: 'Wat een fanatiekelingen daar, niet normaal zeg!'
  In het woord 'normaal' klinkt meer morele verontwaardiging door, zegt taalfilosoof Menno Lievers. Als Geert Wilders of de buurman een ander aanmaant om normaal te doen, beroept hij zich op een conventie, een stilzwijgende overeenkomst tussen mensen over wat ze in bepaalde gevallen fatsoenlijk vinden, of gepast. En omdat die conventies, wilsbesluiten in filosofisch jargon, mensenwerk zijn, valt erover te twisten.
    Een kind slaan? Niet normaal - in Nederland tenminste. Maar in andere delen van de wereld is het deel van een gedegen opvoeding. En als het gaat om tafelmanieren, schelden met dodelijke ziektes, of de minimale lengt van een rok, zullen de opvattingen over wat 'normaal' is ook binnen Nederland sterk verschillen.    ...

Dat is vermoedelijk niet de essentie. Het Nederlandse "normaal" staat voor het verlangen naar egaliteit, vooral in maatschappelijke machtsverhoudingen. In Nederlanders is het oude Germaanse gelijkheidsideaal nog steeds het meest levend. metr als nadeel dat zlefs het extreem presteren met argwaan wordt bekeken: "Wil die persoon wle normaal blijven?" - en "normaal"in de zin van "naar ons blijven luisteren en ons niet onderdrukken". Zoals zichtbaar is in dit:
  Normaal riekt naar de terreur van het maaiveld, naar wantrouwen jegens hoge bomen. Verwachten dat de omgeving zich normaal gedraagt, past bij het cliché van de Nederlandse volksaard.
    In de vele interviews rond de kroning viel het Oostendorp op hoe vaak koning Willem-Alexander en zijn vrouw het woord gewoon gebruikten. 'Niet normaal - misschien vonden ze gewoon wat netter, maar ze bedoelden hetzelfde.'
    'De functie die we samen mogen vervullen maakt ons gewoon tot een heel gelukkig paar', zei Willem-Alexander in een televisie-interview. Een paar jaar eerder zei hij dat hij 'gewoon genoot' van het samenzijn met Máxima. En zowel de koning als de koningin grijpt elke mogelijkheid aan om te benadrukken dat ze hun drie dochters 'zo gewoon mogelijk opvoeden.'

En dat is ontzettend Nederlands:
  'Dat zie je nergens anders', zegt Oostendorp, 'dat een koningshuis zich uitput om zo normaal mogelijk over te komen.'

Hoezo, geen Nederlandse identiteit ...?

Extra duidelijk worden dit soort zaken bij contacten met aanmerkelijke belangen (de Volkskrant, 21-10-2014, rubriek De kwestie, door Peter de Waard):
  Was Air France een verkeerde keuze?

...    Als KLM wilde voortbestaan moest het in 2003 fuseren met een grotere luchtvaartmaatschappij, zodat de jumbojets van Schiphol niet half leeg naar New York, Rio of Tokio zouden vliegen. ...
    Samengaan met British Airways lag voor de hand, maar die wilde de toestellen dan meteen overschilderen in de kleuren van de Union Jack. Daarnaast hadden Nederlandse bedrijven net heel slechte ervaringen opgedaan met Britse fusiepartners: DAF met Leyland, Nedlloyd met P&O, Reed met Elsevier en Hoogovens met British Steel. De tegenstelling tussen de stiff upper lip en Hollandse nuchterheid bleek veel groter dan verwacht. Het Britse bestuursmodel (met een allesbepalende CEO) paste niet bij de Nederlandse volksaard, waar collegialiteit een groot goed is. En de Nederlandse directheid ('ik vind het een waardeloos idee') werd als buitengewoon bot ervaren in de Britse bestuurskamers, waar understatement ( een waardeloos idee wordt verworpen met 'that's interesting') de toonzetting is.
    Met de Duitsers hadden Nederlandse bedrijven al tien jaar daarvoor ervaring opgedaan. De stipte en hardwerkende Duitse bedrijven zouden goede fusiepartners zijn. Maar de fusies tussen Hoogovens en Hoesch, VFW en Fokker en Dasa en Fokker waren ook op nachtmerries uitgelopen. Nederlanders spraken de baas nu eenmaal niet aan als 'Herr Dokter, Dokter'. ...

Eigenlijk allemaal overbekende zaken. Maar in discussies over identiteit is men dit plotseling weer allemaal vergeten ...

Een onverwacht voorbeeld (de Volkskrant, 25-10-2014, column door Aleid Truijens, schrijfster, literatuurrecensente en biografe):
  Een ode aan de Mensenvriend

Tussentitel: Dan is het definitief gedaan met het laatste restje Hollandse identiteit

Nee hè. Weer drie vestigingen opgeheven. En het ging toch al niet zo florissant met de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam.
    Tot ver buiten Amsterdam had die intussen zijn vleugels uitgeslagen; ook in Antwerpen, Münster of Marseille kun je zomaar tegen een HEMA aanlopen, wat natuurlijk wel een vertrouwd gevoel geeft. Ónze eigen afwasborstel, helemaal in Zuid-Frankrijk. De prijzen waren allang niet meer 25, 50, 75 cent of 1 gulden, zoals na de oprichting in 1926. En het heilzame principe dat van ieder artikel maar 1 soort in het assortiment zat, was ook opgeheven.
    Misschien brak die hoogmoed de van nature nederige winkel op. Maar ik moet er toch niet aan denken dat ik de ineenstorting van de HEMA nog moet meemaken. Dan is het definitief gedaan met het laatste restje Hollandse identiteit.    ...
    Dat de kraakheldere, blijmakende HEMA-folder met kindertjes in alle kleuren en vrouwen in alle diktes - niet meer op glimmend maar op dof papier wordt gedrukt, was al een veeg teken. Waarom kun je er tegenwoordig ook komkommers en vies magnetron-eten kopen? Onnodig. En dat de ongezonde HEMA-worst nu ook een biologische versie kent, vind ik geen oppepper. Ach HEMA, word toch weer onze vriend.

En zo is er nog, heel, heel veel meer verloren aan de verwoestende werking van het neoliberalisme . Het neoliberalisme van het semitische woestijnvolk dat de verwoesting van de Nederlandse  en Europese culturen  tot één van haar doelen heeft gemaakt.

Weer die veel bekendere typisch Nederlandse eigenschap (de Volkskrant, 22-10-2014, tv-recensie door Jean-Pierre Geelen):
  Gewone jongens en meisjes, daar houden wij van

Jean-Pierre Geelen  is een rabiaat politiek-correcteling en dus Nederlandhater, dus dat 'wij' is weer het bekende "wij" uitleg of detail van de pathetisch liegende rethoricus. Maar des te betrouwbaarder is de volgende constatering:
  ... verder heerst in Nederland 'de triomf van de gewoonheid'. Dat doceerde emeritus hoogleraar Herman Pleij in een gewoontegetrouw wijdlopig exposé over de identiteit van Nederland en de Nederlander in DWDD.
    Portretten van onze grootste sporters eindigen steevast in de conclusie dat het toch zo'n gewone jongen (of meisje) is. Daar houden wij Nederlanders van.
    Die 'enorme egaliteit' en de eeuwenoude nationale hekel aan hiërarchie was volgens Pleij zelfs zichtbaar aan de tafel van de talkshows zoals DWDD: een ronde, waarin alle partijen bijeen komen om een potje te polderen. Elders in de wereld hebben ze desks met naast zich één gast, of een bank voor de damesprogramma's. ...

En hierin verschilt Nederland zelfs ook al sterk van zijn direct omliggende, West-Europese, buurlanden.

Op deze verzameling weer attent geworden in verband met redactiewerkzaamhden, vile een paar dagen leter deze op (Telegraaf.nl, 18-10-2010, door Joost van Mierlo, correspondent in Londen):
  In de ogen van de Britten zijn wij Nederlanders een stel onbeschofte barbaren

Zolang je ervan uitgaat dat ze het tegengestelde zeggen van wat ze bedoelen, zijn Engelsen best begrijpelijk. Het fascinerendste woord dat ze daarbij gebruiken is ’interesting’. Als dat wordt gebezigd kun je er verzekerd van zijn dat ze iets volstrekt belachelijk vinden.

Wij Nederlanders zijn in de ogen van de Engelsen een stel onbeschofte barbaren. We zeggen waar het op staat, iets dat in de ogen van de gemiddelde Engelse man of vrouw een bewijs is van een totaal gebrek aan culturele vorming.

Soms weten zelfs Engelsen zich geen raad met een bepaalde situatie. Dat blijkt uit de fantastische rubriek ’Dear Mary’, die wekelijks verschijnt in het opinieblad The Spectator. Lezers leggen ’Mary’ een dilemma voor, waarna Mary een oplossing bedenkt.

Laat ik twee recente voorbeelden geven. Een man heeft een afzichtelijke elektrische deken gekregen van een kennis. Het is de bedoeling dat deze wordt ingeruild tegen coupons, maar om de een of andere reden wordt het aankoopbedrag teruggestort op de rekening van de gulle gever.

Paniek, de gulle gever zou weleens kunnen denken dat het cadeau niet op prijs is gesteld. Maar Dear Mary suggereert om een briefje te schrijven aan de gulle gever waarbij wordt geschreven dat er per vergissing twee elektrische dekens waren geleverd en dat hij hoopt dat het bedrag van de te veel geleverde deken is teruggestort.

Of wat te denken van de oudere vrouw die zich ergert aan de vriendin van haar zoon die bij ieder bezoek haar koelkast controleert op producten waarvan de houdbaarheidsdatum is verlopen. ’Alsof ik mensen doorlopend vergiftig’, schrijft de vrouw. Mary geeft haar de suggestie te zeggen dat ze graag ’gefermenteerde’ producten eet en dat ze, na een bezoek van zoonlief met zijn geliefde, sommige van deze producten mist.

Wie verzint zoiets? Als dit cultuur is, geef mij dan maar barbarij.

De uiterst gerenommeerde en succesvolle journalist Joris Luyendijk ging zijn volgende carrièrestap beleven in Londen, waar hij door zijn reputatie aan de slag kon bij het internationaal gelezen dagblad The Guardian. Die carrière verliep minder vlot. Om kort te zijn: hij kwam met hangende pootjes terug, en schreef als reactie een boek over hoe mensen succesvol worden, en dus hoe niet. En gaf meerdere malen uiting aan zijn verbazing waarom hij in Engeland redelijk snel al niet gewild meer was, en uiteindelijk totaal niet meer gewenst. "Bij een conflict tussen twee collega's koos ik partij voor eén van hen".
    Oftewel: hij had totaal niet de handleiding van het Engelse taalgebruik en de Engelse cultuur gelezen, waarvan bovenstaand een elementair voorbeeld is gegeven
    Oftewel: er was hem een klein verschilletje in cultuur ontgaan ...
    Oftewel: hij had de facto rondgestampt als een Nederlandse olifant in de Engelse porcelijnkast.
    Tja, dat komt er van als je niet in culturele identiteit van je eigen land gelooft ...


Naar Cultuur, multiculturalisme , Cultuur, eenheid , of site home .

9 nov.2008