Bronnen bij Sociale klassenstrijd: de WRR |
jan.2007 |
De WRR is een wat minder eenduidig geval dan instituten als het CBP
en het SCP
,
omdat het geen vaste samenstelling heeft. Er is wel een relatief kleine vaste staf,
maar de meeste van haar rapporten worden (grotendeels) geschreven door mensen
van buiten die daarvoor gevraagd worden. Natuurlijk bepaalt de keuze van die
mensen evengoed in belangrijke mate de inhoud van de resultaten.
Desalniettemin valt er een vrijwel eenduidige lijn te
signaleren in wat de WRR aan rapporten produceert. Hieronder geven we een aantal
voorbeelden, maar we beginnen met de algemene houding van waaruit er wordt
gedacht en gewerkt:
Uit: De Volkskrant, 06-10-2007, column door Amanda Kluveld
Dit is losbandig beleid op basis van opinies
Minister Plasterk schrijft in de Emancipatienota dat het publieke debat over de
seksualisering van de samenleving langs preutse conservatieve en vrijgevochten
liberale lijnen verloopt. Hij baseert die stelling niet op onderzoek, maar dat
is, blijkens het laatste WRR-advies, niet nodig. Wie vraagt om cijfers,
voorbeelden en onderzoek krijgt van de voorzitter van de WRR, Van de Donk, te
horen dat wetenschap subjectief is. Deze subjectiviteit ontslaat kennelijk
eenieder van het streven naar objectiviteit en gedegen onderzoek.
...
Red.: Het is volkomen duidelijk: in de maatschappelijke
tweedeling die je voor het gemak alfa en bèta kan noemen, maar ook die van
wetenschappelijke oprechtheid en eerlijkheid versus wetenschappelijk bluf en
oplichterij, staat WRR-voorzitter Wim van de Donk aan de kant van de alfa's en
gamma's - de kant van de bluf en oplichterij. Want objectiviteit is natuurlijk
het medicijn voor het gezonde denken, maar vergif voor de bluf en oplichterij.
En die bluf en oplichterij produceert de WRR in ruime mate.
Onder een bloemlezing:
Uit: De Volkskrant, 11-10-2006, van verslaggever Frank van Alphen
Interview | Nahied Razwani, kandidaat kamerlid voor de VVD, vindt dat
iedereen zelf kan sparen voor een werkloosheidsuitkering
‘Uitkering maakt mensen afhankelijk en laks’
Weg met de collectieve verzekering: iedereen kan zelf sparen voor de eigen
WW-uitkering, vindt Nahied Razwani. Wie nooit werkloos wordt, houdt een mooi
bedrag over bij pensionering.
Maak de verzorgingsstaat minder verzorgend, was begin deze week de boodschap van
de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De econoom Nahied
Razwani, nummer 52 op de kandidatenlijst van de VVD voor de komende Tweede
Kamerverkiezingen, wil nog een paar stappen verder gaan. ‘We moeten af van de
verzekeringsgedachte. Werknemers moeten zelf sparen voor hun WW’, zegt ze.
Razwani (1966) vluchtte vijftien jaar geleden samen met haar
man uit Iran naar Nederland. Ze zegt de negatieve kanten van de Nederlandse
verzorgingsstaat te hebben gezien bij haar mede-asielzoekers. ‘Vluchtelingen
zijn over het algemeen initiatiefrijke mensen. Ze verlaten met veel moeite hun
land en willen ergens anders een bestaan opbouwen. In Nederland zag ik dat ze
veranderden in mensen zonder zelfrespect. Mensen die afhankelijk werden van een
uitkering en dachten dat ze niets meer konden. Daaruit ontsnappen, is moeilijk.’
...
Ze vindt ook dat de ontslagbescherming en het minimumloon op
de schop moeten. Volgens Razwani is het financiële verschil tussen een uitkering
en werken nog te klein. ...
Red.: Advies van de WRR: op naar het Amerikaanse systeem: wie
werkloos of arbeidsongeschikt wordt: voedselbonnen en de bedeling. De VVD pakt
het moeiteloos op.
Natuurlijk is de gewone burger en kiezer van dit soort dingen
minder gecharmeerd. Erg fout van die gewone burger, vindt onze voorzitter:
De Volkskrant, 29-09-2007.
WRR-voorzitter: politiek bang voor ‘Bokito-burger’
De politieke elite is vijf jaar na de Fortuyn-revolte nog steeds bang voor de
burger en neemt dus moeilijk impopulaire besluiten. Dat zegt Wim van de Donk,
voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. ‘De burger is
een boze Bokito. Zijn problemen drongen niet tot de Haagse beleidsagenda’s door,
dus is hij even over het hek gesprongen. Dat heeft de politieke elite in
verwarring gebracht: ze zijn zo bang geworden dat ze helemaal doorslaan. Kijk
maar naar die honderd dagen van het kabinet.’ ...
Red.: Nu een voorbeeld van de bluf en oplichterij waar
voorzitter Van de Donk zo'n voorstander van is. Dit voorbeeld komt in de vorm
van een wat uitgebreidere analyse van een artikel in het kader van de strijd
tegen de eerste twijfels over de resultaten en de juistheid van het
privatiseringsbeleid (iets wat we ook kennen van neoliberaal ideoloog
Frank Kalshoven. Uit hoofde van duidelijkheid is het artikel opgesplitst en per
deel van commentaar voorzien:
Uit: De Volkskrant, 11-06-2008, door Leigh Hancher en Willemijn
Dicke, respectievelijk lid en stafmedewerker van de WRR
Alles terug naar de staat is niet wenselijk
De zorg voor essentiële infrastructuren als energie, moet niet terug worden
gegeven aan de staat, betogen Leigh Hancher en Willemijn Dicke.
Er is de laatste tijd volop aandacht voor de vraag of we er wel goed aan hebben
gedaan marktwerking te introduceren in sectoren die voorheen uitsluitend onder
de hoede van de overheid stonden. Soms vraagt men zich af of het eigenlijk niet
beter is dat in een aantal van die sectoren die oude situatie wordt hersteld.
Die vraag is natuurlijk niet onzinnig. Want hoe weet je nu
zeker dat private of commercieel gedreven bedrijven de kwaliteit van het
drinkwater ook in de toekomst op peil zullen houden? Of dat ze het onderhoud van
dijken, wegen en energienetten niet laten versloffen? Kunnen we de zorg voor
deze essentiële infrastructuren wel in handen laten van private partijen?
Deze zorg inspireerde de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid onderzoek te doen naar investeringen in infrastructuren (dijken,
wegen, energie, telecommunicatie, riolering, luchthavens, drinkwater,
vuilnisophaal, spoorwegen). Zijn deze vitale infrastructuren gegarandeerd voor
de toekomst? En kunnen de huidige institutionele arrangementen het hoofd bieden
aan klimaatverandering en de overgang naar een duurzame economie?
Ooit waren de meeste infrastructuren in handen van een
publieke monopolist. De afgelopen 15 jaar is marktwerking in vrijwel alle
infrastructuren ingevoerd. Daarbij is de handel over de netwerken en ook het
wetgevend kader verregaand geïnternationaliseerd.
Red.: Een neutrale inleiding. Behalve de laatste zin: er is
geen enkele netwerk geïnternationaliseerd, behalve het stroomnetwerk, maar dat
was dertig jaar terug ook al internationaal.
|
Het WRR-rapport Sturen op infrastructuren
laat zien dat in de eerste fasen van
marktwerking vooral gestuurd is op korte
termijndoelen als efficiencyverhoging en
verbeterde dienstverlening. Dat was nodig omdat
er best wat spek zat bij de voormalige publieke
monopolisten en soms is het heel duidelijk
hoezeer de individuele consument daarvan heeft
geprofiteerd. In dit opzicht heeft de
marktwerking haar doel bereikt: in vrijwel alle
sectoren zijn belangrijke efficiencywinsten
behaald. |
Wat hier staat is dat de openbare nutsbedrijven reserves
hadden, en dat die reserves aan de consument zijn gegeven. Mooi voor de
consument, maar op de langere termijn waarschijnlijk onverstandig.
Van efficiencywinsten zijn geen enkel teken te zien, met
uitzondering van de telefoniemarkt, maar die winst is volledig gedreven door
technologische vernieuwing.
|
Dat desondanks in sommige gevallen de
prijzen zijn gestegen, ligt ook aan verhoging
van de belasting (water + energie) en stijging
van grondstofprijzen. |
De grondstoffenprijzen zijn wel gestegen, maar het is
volkomen onwezen dat dit de prijsstijginen in zijn geheel verklaart. het zou
zomaar ook door de toename van management en de explosief gestegen topsalarissen
kunnen zijn.
|
Maar het rapport toont ook aan dat lange
termijndoelen, zoals duurzaamheid, innovatie en
lange termijnbeschikbaarheid in de huidige
situatie niet expliciet worden nagestreefd. Dat
komt doordat korte termijnefficiency en
dienstverlening aan de nationale consument
voorop staat. Dit geldt overigens meer voor
infrastructuren waar geen concurrentie mogelijk
is tussen de netwerken dan voor een zich snel
ontwikkelende sector als de telecommunicatie. |
Wat de redactie al stelde: men heeft aan potverteren gedaan.
Behalve de telecom-sector, maar dat komt omdat die geen gedeelde infrastructuur
meer heeft, door de ontwikkeling van draadloze technieken.
|
Economische theorieën en praktijkervaringen
in landen die al eerder marktwerking hebben
ingevoerd (Australië, de VS en het VK) voeden
het vermoeden dat de bestaande institutionele
arrangementen in infrastructuren onvoldoende de
lange termijn publieke waarden helpen
realiseren, vooral als die niet zo meetbaar en
zichtbaar zijn - .denk aan duurzaamheid. Dat is
reden tot zorg, aangezien infrastructuren niet
alleen bepalend zijn voor de dienst die over die
specifieke infrastructuur loopt (mobiliteit,
veilig drinkwater of bescherming tegen
overstromingen), maar ook de voorwaarde zijn
voor de economische en culturele ontwikkeling
van een land. |
In minder wollige woorden: de ervaringen in
Angelsaksische landen laten zien dat geprivatiseerde de nutsbedrijven de
infrastructuur zwaar verwaarlozen - iets dat gevallen als New Orleans meenemende
ook rustig "misdadig verwaarlozen" mag noemen. En daarbij hebben we het dus niet
over 'duurzaamheid' (dat station is eigenlijk al gepasseerd), maar over zulke
fundamentele zaken als de stroomvoorziening en de bescherming tegen het water.
Geen duidelijker bewijs dat de privatisering, de Angelsaksische aanpak, een ramp
is voor het land
|
De WRR heeft gezocht naar nieuwe
institutionele arrangementen die deze lange
termijndoelen en de daarvoor benodigde
investeringen kunnen garanderen, zonder de
efficiency en marktwerking te verwaarlozen.
Daarbij stelt de WRR nadrukkelijk vast dat de
zorg over de realisatie van lange termijndoelen
niet wordt weggenomen als infrastructuren weer
worden teruggebracht bij een publieke
monopolist. Ook die vorm kende zo zijn
problemen. |
Alles kent zo zijn problemen - waar het om gaat is
datgene te kiezen dat de minste problemen veroorzaakt. En de ervaring en uit de
vorige alinea laten zien waar die problemen ghet kleinst zijn: bij nutsbedrijven
in de publieke sector.
|
Een bekend fenomeen is politiek
opportunisme: Een wethouder of minister heeft
een regeertermijn van vier jaar. Is het dan niet
al te verleidelijk dingen te realiseren binnen
die termijn, in plaats van onderhoud te plegen
met een horizon van misschien wel honderd jaar?
Grootscheeps achterstallig onderhoud bij rioleringen toont aan dat publiek
eigendom geen garantie is voor goed onderhoud. Andere bekende problemen van
publieke monopolisten zijn gebrek aan innovatie, verkokering en goldplating: het
duurder en luxer uitvoeren van projecten dan nodig. |
Waartegenover staat managerieel opportunisme: een
topmanager, directeur, zit meestal zo rond de jaar of vijf bij een bedrijf,
waarna hij naar de volgend verhuist. Dus is hij volledig geconcentreert op de
korte termijn. Grootschalig achterstallig onderhoud bij bruggen,
elektriciteitsvoorziening, en waterbescherming in Amerika toont aan dat privaat
eigendom een garantie is voor slecht onderhoud. Andere bekende problemen bij
private monopolisten zijn: excessieve besparingen, overaandacht voor de
aandeelhouderswaarde, verlies aan expertise door (massa)-ontslagen, en
rustplating: het gebruik van slechte materialen bij vitale constrcuties.
|
Er is nog een reden waarom een terugkeer
naar de situatie van een publieke monopolist
onwenselijk is. Fysieke netwerken zijn vaak
geïnternationaliseerd - denk aan snelwegen,
spoorwegen, gasleidingen en
elektriciteitskabels. |
Ter afwisseling een een paar aperte leugens: snelwegen
sluiten op elkaar aan, maar zijn niet geïnternationaliseerd (de Nederlandse
snelwegen zijn niet in Duitse handen), en bij spoorwegen geldt dat in nog
sterkere mate (locomotieven kunnen vaak niet op elkaars netwerk rijden en de
koppelingen tussen rijtuigen passen niet op elkaar). wat etreft het eletriv=citietsnet
doet men nijvere pogingen, maar is de overname door de marktideologie nog niet
gesl;aagd.
|
In veel sectoren bestaat
gedetailleerde technische afstemming op
internationaal niveau, maar ontbreekt de
bestuurlijke en politieke besluitvorming op
systeemniveau van de infrastructuren. Hierdoor
is een democratisch deficit ontstaan: technische
experts in plaats van politici maken de keuzen
ten aanzien van internationale kwesties. Een
terugkeer naar nationale publieke monopolies
vult dit democratisch hiaat niet op. |
Reactie: Een voortzetting van het private monopolie holt het
democratisch primaat steeds verder uit.
|
Niet terug naar de publieke monopolist, maar
wat dan wel? De WRR meent dat alle
infrastructuren toe zijn aan een herijking van
de huidige institutionele structuur. Deze
heroriëntatie bestaat uit: nieuwe rolverdeling
(passen dubbele petten nog wel in de nieuwe
situatie), nieuwe checks and
balances (om vooral de commercieel opererende publieke bedrijven tegengas te
geven) en nieuwe verbindingen (vooral nodig als een sector voor grote innovaties
staat, zoals de energiesector met haar duurzaamheidsopgave). Deze herijking moet
uitmonden in een nieuwe rolverdeling tussen partijen, waarbij niet alleen de
nationale consument maar ook het (internationale) fysieke netwerk centraal moet
staan en waarbij de efficiencydoelen in evenwicht worden gebracht met de
publieke waarden op lange termijn. Dat is niet makkelijk. Die laatste laten zich
nu eenmaal niet afvinken als een rekensom naar efficiency. Een nieuwe institutie
zoals een nationale netwerkmonitor kan helpen om achterstallig onderhoud of
andere afwijkingen te constateren. Niet als toezichthouder, maar als monitor.
Wij geven toe dat 'nieuwe rollen, nieuwe checks and balances en nieuwe
verbindingen' minder goed bekt dan de anti-marktwerkingsleuzen. |
Het is volkomen onduidelijk wat hier allemaal staat. Er
staan wat algemene termen, maar die zijn niet ingevuld met concrete zaken -
zowel private als publieke oplossingen vallen hieronder.
|
Maar de 'oplossing' van 'alles terug naar de
staat' is niet wenselijk, niet mogelijk en niet
adequaat gebleken. |
En hier komt de conclusie: niet terugkomen op eerdere
privatiseringen
|
De zorg voor de toekomstige kwaliteit van
vitale infrastructuren is niet verenigbaar met
simplistische strategieën. |
Met een gotspe als slot: alles privatiseren is
natuurlijk minstens even zo simplistisch als alles in de publieke sector.
De conclusies hebben zichzelf al getrokken: hier staat niets inhoudelijks ter
verdediging van privatisering, met uitzondering van de telecom-sector, waarvoor
het probleem eigenlijk niet meer van toepassing is, omdat het geen echte
ondeelbare infrastructuur mee gebruikt. De conclusie die het WRR trekt aan het
slot en in de kop van het artikel is een klassiek geval van de ook al uit de
klassieke oudheid bekende redeneerfout van Non sequitur: het gestelde
volgt niet uit de aannames. Of in de eerdere termen van de redactie: het is bluf, en
oplichterij met behulp van woorden.
Na de analyse van de redactie kwam er nog een:
Uit: De Volkskrant, 27-06-2008, door Frans de Graaf
Publiek goed is geen winstobject
Het is zorgwekkend dat de overheid publieke infrastructuren is gaan zien als
winstobject, en het onderhoud op lange termijn verwaarloost, betoogt Frans de
Graaf.
Tussentitel: Analyse door de WRR van infrastructuren is zeer twijfelachtig
De WRR constateert in zijn rapport Sturen op infrastructuren dat de
langetermijninvesteringen in ‘publieke waarden’ van ‘vitale infrastructuren’
worden veronachtzaamd en dat actie is geboden (Forum, 11 juni). De verwaarlozing
van de infrastructuren is volgens de raad het ‘gevolg van de integratie van
infrastructuren in de markt’. De WRR bepleit geen ‘herstel van publieke
monopolies’, maar wil dat de overheid de regie van de infrastructuren meer naar
zich toe trekt.
Als we de door de WRR onderzochte infrastructuren nader
bekijken, is deze analyse zeer twijfelachtig. Het gaat om ‘onroerende fysieke
voorzieningen’. Dat zijn dijken, waterleidingnetten, wegen en spoorwegen, et
cetera. Er is achterstallig onderhoud te constateren bij onder meer de
Nederlandse dijken en wegen. Dat is een ernstige zaak. Maar op welke wijze zijn
deze infrastructuren ‘geïntegreerd in de markt’, zoals de WRR beweert? Het
antwoord is: op geen enkele wijze, het zijn publieke goederen die voor het
overgrote deel met publiek geld zijn gefinancierd.
Ook Prorail, het bedrijf dat het Nederlandse spoorwegennet
beheert, is volledig eigendom van de staat. Op de keper beschouwd zijn van de
tien infrastructuren die de WRR onderzocht er welgeteld twee die niet (volledig)
eigendom zijn van het rijk of lagere overheden. Die twee particulier beheerde
infrastructuren zijn de afvalverwerking en de netwerken voor elektronische
communicatie. Opvallend is dat de laatstgenoemde de enige infrastructuur is met
volop aandacht voor langetermijninvesteringen. ...
In het WRR-onderzoek wordt het ‘herstel van publieke
monopolies’ afgewezen, terwijl de onderzochte infrastructuren in werkelijkheid
vrijwel allemaal publieke monopolies zijn. Meer invloed van politici is volgens
de WRR ongewenst omdat zij in plaats van de lange termijn vaak vooral de
eerstkomende verkiezingen als richtlijn hebben. Dit ‘politieke opportunisme’
lijkt een meer voor de hand liggende oorzaak voor de soms twijfelachtige staat
van de infrastructuur dan de vermeende ‘integratie in de markt’.
Om het tij te keren, bepleit de raad een grotere regierol
voor de overheid. Zij moet de ‘rollen’ van de verschillende partijen opnieuw
definiëren en afbakenen, het toezicht verscherpen en de checks en balances
herzien. Als het gaat om het ordenen van sectoren, is dit wellicht zinvol, maar
het advies van de WRR gaat niet over een gehele sector, maar slechts over de
fysieke infrastructuur. En daar is maar één ‘rol’ en die wordt ‘gespeeld’ door
de overheid. ...
De geconstateerde verwaarlozing van verschillende
infrastructuren is zeer zorgelijk en verdient inderdaad publieke aandacht. De
analyse van de WRR geeft echter een verkeerde voorstelling van zaken. De
zeggenschap en het beheer over de infrastructuur zijn niet ‘versnipperd’ en van
‘integratie in de markt’ is nauwelijks sprake.
Om de investeringen in infrastructuur te doen toenemen, moet
het hierboven genoemde ‘politiek opportunisme’ worden bestreden. Dat vereist ook
een omslag in het denken door de overheid over de door haar beheerde
infrastructuur. Die wordt namelijk steeds meer als beleggingsobject gezien.
Jaarlijks ontvangen de diverse overheden vele miljoenen uit de winsten die
worden geboekt door het winstgevend exploiteren van infrastructuren. Daarmee
doet de overheid precies datgene waarvan zij bang was dat een eventuele
particuliere eigenaar zou doen: het winstgevend uitbaten van een natuurlijk
monopolie.
De overheid moet haar eigendommen echter niet als
winstobjecten zien, maar als publieke goederen die vanwege hun bijzondere
karakter onder zware publieke controle staan. Deze controle gaat gepaard met
verantwoordelijkheid. Die bestaat eruit dat de overheid, in het belang van de
burgers, deze publieke infrastructuren goed onderhoudt – ook op de lange
termijn. Het is zeer zorgwekkend dat de overheid bij het nemen van deze
verantwoordelijkheid in gebreke blijft.
Frans de Graaf is wetenschappelijk medewerker van de Teldersstichting, het
wetenschappelijk instituut van de VVD.
Red.: Let op de ondertekening - het is de wereld op zijn kop:
de VVD die pleit voor investeringen door de overheid. De WRR is een instituut
dat volkomen doorgedraaid is is haar neoliberale denken, en wel op een dusdanig
contraproductieve manier, dat zelfs men vanuit rechtse kring gaat beseffen dat
er ergens iets mis gaat als je het idee van de markt te ver doorvoert.
Dit soort misstanden op wat praktischer gebied staat zelden niet van misstanden
in algemener denken. In het geval van meneer Van de Donk hebben het zijn
grootste probleem al gezien: hij gelooft niet in
wetenschappelijke objectiviteit, en zijn instituut kennelijk ook niet ...
Dat ongeloof in objectiviteit is waarschijnlijk niet zomaar met de wind mee
komen waaien. Voor het verschijnen van dit rapport hadden twee andere al
de nodige ophef veroorzaakt. Het eerste ging over religie, en betoogde dat
religie goed is voor de maatschappelijke samenhang- een bewering die bij
iedereen die in zijn eigen land om zich heen kijkt, of naar de televisie met
berichten over andere landen met meerdere geloven, een langdurig knipperen met
de ogen doet veroorzaken. Religie leidende tot binding? Ja, binnen de groep van
religieuzen, maar tussen de religieuze groepen is er nauwelijks iets anders dan
haat en nijd - als je geweld en oorlog even niet meetelt.
Wie nog niet heeft bedacht hoe een club die zou moeten worden
beschouwd als de elite van denkend Nederland tot zo'n stupide mening kan komen,
wordt geholpen door dat andere omstreden rapport, dat rapport dat zo belangrijk
werd geacht dat men het liet presenteren door de vrouw van de troonopvolger.
Prinses Maxima sprak de gedenkwaardige woorden dat er niet een 'dé Nederlandse
identiteit' bestond, waarvan men de stupiditeit dacht te omzeilen door eraan toe
te laten voegen dat 'er ook geen de Argentijnse identiteit' bestond.
De weerlegging is heel simpel: als het wel waar is, is er
geen enkele nationale identiteit. Terwijl iedereen de verschillen tussen
Nederlanders en Duitsers (stijf, humorloos, hardwerkend, betrouwbaar), en
Fransen, en Italianen en Engelsen en enzovoort zo kan uitschrijven. En nee, het
geldt niet voor iedereen. Wat even relevant is als de opmerking dat er ook lange
Japanners bestaan voor de regel dat Japanners korten zijn dan Nederlanders.
Iedereen weet waar deze laatste stupiditeit vandaan komt: het is
multiculturalisme: de wens om alle culturen gelijkwaardig te verklaren - of
nauwkeuriger omschreven: de allochtonen culturen. En dat gold natuurlijk ook
voor dat eerdere rapport over religie: niet religie moest gezien worden als
hebbende bindeden waarde: het was de islam die gezien moest worden als een
positieve zaak - of, weer nauwkeuriger: als een wat minder negatieve, want zo
ver is gemiddeld en normaal Nederland inmiddels wel.
Het "identiteits"-rapport heeft een hele storm losgemaakt,
die zich in eerste instantie concentreerde op de "dé Nederlandse
identiteit"-uispraak van Maxima. Eén bijdrage daaruit willen we op de plaats
onder de aandacht brengen:
Uit: NRC Handelsblad, 26-09-2007, door Ruud Koopmans, hoogleraar
sociologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en onderzoeksdirecteur aan het
Wissenschaftszentrum in Berlijn (WZB),
Cultuur maakt wel verschil, beste WRR
Het WRR-rapport ‘Identificatie met Nederland’ legt de oorzaak van
achterblijvende inburgering van migranten vooral bij Nederland zelf. Maar de WRR
onderbouwt deze stellingname niet met wetenschappelijke feiten.
...
Red.: Gunst, daar staat in de ondertitel precies hetzelfde als
de redactie al constateerde met betrekking tot het privatiserings-artikel van de WRR.
Het lijkt dus veilig om de algemene conclusies omtrent de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid te trekken: dit is een club die niets te maken heeft
met wetenschap, behalve dan als rookgordijn voor andere zaken. Die andere zaken
zijn het bevorderen van diverse vormen van ideologie en belang van de hogere
klassen: het neoliberalisme van alles-privatiseren, het multiculturalisme ter
ondersteuning van immigranten en immigratie, en de verachting van de burgers
wier belangen hiermee geschaad worden, tezamen de pilaren van die overkoepelende
ideologie: het Angelsaksische denken.
Wim van de Donk treedt met enige regelmaat ook in de
openbaarheid. Het deed de redactie ergens aan denken (zie ook hier
):
Red.: Meer over de WRR en het integratiebeleid hier
(link volgt)
Naar Klassenstrijd, hoger
, Klassenstrijd
, Sociologie lijst
, Sociologie overzicht
, of site home
.
|