Het Anglicisme van de Europese Unie

De min of meer algemene opinie is dat de maatschappelijke inrichting van een Europese Unie een neutrale zaak is, die we dus naar believen kunnen sturen in de meer sociale of de meer liberale richting. Hier worden argumenten aangevoerd dat dit grotendeels onjuist is in de huidige omstandigheden. De basis van de meeste van die argumenten is simpel: op grond van haar omvang zal een Europese Unie altijd in de Angelsaksische richting bewegen. Maar om te beginnen kijken we eerst naar haar historie.

Op het ogenblik is het een populair idee dat de belangrijkste drijfveer achter de vorming van een Europese Unie, de eenwording van Europa, is om het gevaar van onderlinge oorlogen te beperken. Hoewel een factor, is het waarschijnlijk toch altijd ondergeschikt geweest aan de economische motieven achter die eenwording. Ze is niet begonnen als een politiek unie, maar als een beperkte economische samenwerking tussen een relatief klein aantal landen, genaamd de EGKS, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Door verdere economische samenwerking is hieruit de EEG ontstaan, de Europese Economische Gemeenschap, aanvankelijk met slechts zes landen, de Benelux, Frankrijk, Duitsland en Italië. Uit de EEG is door verdere verdragen die voornamelijk over economie gingen, met de invoering van de euro als de meest verreikende, de EU ontstaan. De terminologie spreekt hier voor zich. En het soort economie is ook volkomen: die van de zo liberaal mogelijke markt uitleg of detail .

Er mag dus ook wel een ideologisch eenwordingsidee achter het ontstaan van de EU steken, maar de praktische drijfveer is toch vrijwel uitsluitend economisch van aard geweest. Dat wordt weerspiegeld in het feit dat in het verleden en ook nu nog samenwerking op het gebied van buitenlandse politiek het meest heikele punt in de EU is.

De economie en haar ontwikkeling is altijd de eerste prioriteit van politieke en economische top. Niet in de neutrale zin van de economie in het algemeen, maar in de zin dat het eigenbelang van de economische top het meest gediend is met een grote en groeiende economie: hoe meer geld er rond gaat, hoe meer er valt af te tappen naar eigen rekening. Het ontstaan van de huidige Europese Unie is in die zin dus altijd een  elitair programma geweest. Dat de overige bevolking daar ook van geprofiteerd heeft is voor die top een bijkomende zaak, zoals blijkt uit hun gedrag ten tijde van een economische dip: de lonen van de onderste lagen dalen, maar die van de top stijgt rustig door.

Het essentiële aan de voorgaande analyse is dat het economisch samenvoegen van Europa voor de lagere klassen alleen voordelig is door de economische groei die eruit voortvloeit. Op een gegeven moment komt de door uitbreiding gegenereerde groei tot stilstand, omdat alle Europese landen al in de EU zitten. Er is dan een grote kans dat de groei tot stilstand komt. Ieder weldenkend mens weet dat het sowieso ooit moet  ophouden met economische groei, omdat bij de huidige stand van de techniek en de maatschappij economische groei gepaard gaat met uitputting van natuur en natuurlijke hulpbronnen.

Op het moment dat de economische groei ophoudt, verandert een grote economisch unie van een voordeel in een nadeel voor de lagere economische klassen, zoals overduidelijk bewezen wordt door de gang van zaken in Amerika. En met lagere klassen wordt hier alles onder de top bedoeld: In Amerika heeft de bovenste 5 procent van de bevolking 80 procent van alle kapitaal in handen, voor een groot deel tot stand gekomen gedurende de laatste dertig jaar door het uitknijpen van de middenklassen (de lagere klassen waren altijd al het slachtoffer).

In ieder geval op de langere termijn is een Europese eenwording dus niet alleen niet in het voordeel van de lagere en middenklassen, maar het hoogstwaarschijnlijk een aanzienlijk nadeel . Een praktische bevestiging voor de juistheid van deze bewering is een existentialistische: kijk naar de bestaande en historische instituties van dezelfde omvang, en hoe deze ingericht zijn. Eerst de bestaande: zowel de Verenigde Staten als Rusland zijn landen met een sterk Anglicistische inslag . Voor de Verenigde Staten is dat als naamgever van het fenomeen vanzelfsprekend, en de huidige toestand in Rusland is nog erger. Maar ook in de geschiedenis is de trend duidelijk: hoe groter het rijk, hoe groter het verschil tussen arm en rijk.

Maar naast de economische argumenten zijn er ook een aantal structurele, voortvloeiende uit de schaalvergroting, die leiden tot negatieve zaken, die hier als Angelsaksisch worden aangeduid. Achter die argumenten zitten allerlei sociologische en psychologische processen die in de rest van dit artikel worden toegelicht.

Ten eerste is er het verlangen naar macht. Zelfs het proces van het ontstaan van de Europese Unie draait om het begrip macht, want het is essentieel voor beide argumenten voor haar ontstaan. Het vredesargument houdt in dat de staatkundige macht van de lidstaten vermindert ten einde hun onderlinge machtsstrijd te verminderen. Dit gaat over niets anders dan macht. En het tweede argument, het economische, wordt altijd geplaatst in de context van een economische strijd met de rest van de wereld, Amerika en China met name. Dit draait dus om economische macht. En waar het dus in de EU draait om macht, is het niet verwonderlijk dat het leiderschap ervan ook van het machtsbeluste, rechtse, "liberale", soort is . Dit laat zich ook als volgt vertalen: de Europese politici, of machthebbers, hebben hun verlangen naar macht verplaatst van het Europese naar het mondiale niveau.

Het verlangen naar macht door de maatschappelijke top leidt altijd tot een Anglicistische maatschappij. Het middel tot macht is een oorlogsmachine, en een machtige oorlogsmachine is alleen betaalbaar in een economie met hoge meeropbrengsten voor arbeid, dus waar arbeid goedkoop is. Meer in het algemeen zijn alle huidige middelen tot macht materieel, en de resultaten van macht worden uitgedrukt in materiële termen. Het streven naar macht leidt in de huidig stand van de beschaving altijd tot een materialistische maatschappij, dus tot Anglicisme  .

Het tweede structurele argument is dat van schaal en representativiteit en democratie. Het is een logische wet dat naarmate de schaal van het samenwerkingsorgaan toeneemt, de representativiteit van de individuen afneemt: een individuele stem op een ledenvergadering met vijftig aanwezigen telt veel meer dan die voor een gemeenteraad in een stad met honderdduizend bewoners; nog veel minder telt een stem voor een landelijk parlement, en weer veel minder voor een Europese instelling. En andersom geldt hetzelfde argument: de invloed van een besluit door het bestuur van de vereniging kan door de leden direct gevoeld en vertaald worden, en worden bijgestuurd, terwijl dit voor de grotere organen voortdurende steeds minder wordt. Zowel de representativiteit als de bestuurbaarheid van een instituut als een Europese Unie is dus onvermijdelijk nog veel en veel minder dan voor een staat. En dat de bedoeling van de Grondwet een superstaat is, is duidelijk genoeg . Dit een overduidelijk en overbekend argument, wat voor veel mensen, en mogelijkerwijs een meerderheid, al genoeg is voor een afwijzing .

Deze structurele argumenten gelden in feite op ieder niveau van de maatschappij. Waar het op neer komt is dat men niet zomaar een nieuwe politieke structuur kan introduceren, zonder de maatschappij als geheel te veranderen - met het introduceren van een Anglicistische economie en staatsinrichting introduceert men een Anglicistische cultuur .

Dit geeft naast de sociaal-morele ook een algemeen cultureel argument om tegen een Anglicistische Europese Unie te zijn. De praktische en historische voorbeelden van het Anglicisme tonen dat het leidt tot van matig tot sterk homogene culturen. Dat is een bekend als een slechte zaak. Het is een natuurwet dat die soorten en biosystemen die de grootste diversiteit kennen op de langere termijn het meest levensvatbaar zijn. Alleen al uit dien hoofde zou het een streven moeten zijn om binnen Europa de bestaande maatschappelijke en culturele diversiteit zo hoog mogelijk te houden, natuurlijk binnen de grenzen dat men elkaar niet naar het leven gaat staan . Maar ook op mondiaal niveau geldt het argument: er is al een grote Anglicistische maatschappij - voor de diversiteit op aarde is het dan beter dat Europa anders blijft, dat wil zeggen haar sterkere Rijnlandse inslag behoudt en versterkt. Daarbij moet niet gekeken worden naar eventuele successen van het Anglicisme op de korte termijn, het is hier de lange termijn die telt.

We hebben hier dus laten zien dat de versterking van de Europese Unie geen neutraal proces is, maar deel uitmaakt van de strijd om de inrichting van de maatschappij naar Angelsaksisch of Rijnlands model. De analyse van deze strijd kan men volgen door terug te gaan naar Rijnlandmodel vs Anglicisme, belangen .


Addendum jan. 2007:

Voor een onderbouwing van een deel van de hier genoemde argumenten, en het voor de hand liggende alternatief, zie hier . In verband met het belang direct een citaat:


De Volkskrant
, 30-12-2006, door Willem de Bruin, redacteur van de Volkskrant

We willen niet mét maar zeker niet zonder de Europese Unie

...  Vanuit mondiaal perspectief, waarbij Europa niet meer is dan een dichtbevolkt hoekje van het Euraziatische continent, lijkt de discussie over de merites van de Europese samenwerking al snel op geneuzel. De terroristische dreiging, een instabiel Midden-Oosten, Ruslands herwonnen zelfvertrouwen, de opmars van China, – welke argumenten heb je nog meer nodig om alle meningsverschillen opzij te zetten?
    Het is echter juist dit perspectief dat de burger vrees inboezemt. Het kosmopolitische wereldbeeld zoals ter rechterzijde door de VVD van Mark Rutte en ter linkerzijde door GroenLinks wordt aangehangen, is het perspectief van een elite die het nationale niveau is ontstegen. De mondialisering van de economie mag een gegeven zijn, het is een sprookje dat deze ontwikkeling louter winnaars kent. Voor de Europese werknemer is er in dit opzicht geen verschil tussen de komst van goedkope Poolse arbeidskrachten en de verplaatsing van zijn baan naar China.
    Het volstaat daarom niet meer te blijven wijzen op het economisch succes van Europa. Waar het gaat om de economische integratie geldt de wet van de afnemende meeropbrengst. Het tot in de verste uithoeken van de economie willen gelijktrekken van de concurrentievoorwaarden levert niet automatisch nog meer welvaart op, maar berooft de lidstaten wel van steeds meer verworvenheden die als een onderdeel van de nationale identiteit worden beschouwd. In plaats van het belang van de burger als uitgangspunt te nemen, is de liberalisering van de economie een ideologisch geïnspireerd doel op zich geworden. ...


Naar Rijnlandmodel vs Anglicisme, belangen , Anglicistisch beleid , Rijnl. vs. Ang. overzicht , Rijnlandmodel, lijst , Rijnlandmodel, overzicht , of site home .