Rijnlandmodel: kleinschaligheid |
22 feb.2006 |
De voordelen van kleinschaligheid zijn eigenlijk duidelijk en bekend genoeg.
Landen waar de grootschaligheidvirus minder heeft toegeslagen, zoals Zwitserland
en de Scandinavische landen, zijn volgens die Nederlanders die erheen zijn
gegaan veel aangenamer om te wonen. De oorzaken van de grootschaligheidsmanie
staan elders
. Onder staan de bronnen die de nadelen van grootschaligheid en de voordelen van
kleinschaligheid laten zien. Meer artikelen over inrichting en architectuur,
verdeeld in voorbeelden van goed en fout, staan in het rechter menu bij dit
artikel
.
Uit:
De Volkskrant, 02-02-2006, rubriek Gemengde berichten door Martin Sommer
Ujamaa-gemeenten
De Borghouts-norm voor een gemeente is minimaal dertigduizend inwoners.
Nederland moet ontpimmen, de bestuurlijke hoogmoed steekt de kop weer op.
Op bezoek op Texel. Tevreden schapen, karig wintergroen en op de boot een
saucijs - vakantie. In Café Lindeboom in Den Burg zit burgemeester Joke
Geldorp-Pantekoek. Ze paait een Texelaar aan de bar. Wat vindt u, moet ons
eiland een status aparte krijgen? Nee natuurlijk, zegt hij. Maar bij Den Helder
worden gevoegd, dat willen ze zeker niet. Den Helder slaan wij altijd over, zegt
de man. Daar word je van je fiets geschoten als je niet uitkijkt. En er zijn
wijken waar de post niet wordt bezorgd.
Kijk, dat kan hier nog op Texel. Vlot contact van de
burgemeester met een onderdaan in het café. Mevrouw Geldorp schreef onlangs een
geestige reactie na de nieuwjaarstoespraak van de Noord-Hollandse commissaris
van de koningin Borghouts. De rationalisatiedrift had weer eens toegeslagen en
de commissaris meende te weten dat de ideale omvang van een moderne gemeente
tussen de dertigduizend en 75 duizend inwoners ligt. En Texel, 13.700 eilanders
groot, dreigde over te stappen naar Friesland of anders een status aparte aan te
vragen. Een grapje, knikt de burgemeester. Het raakte wel een snaar en ze haalde
ruimschoots krant en radio.
Tweederde van de gemeenten in Noord-Holland is niet aan de
maat vanwege de vele zaken die op ze afkomen, zei de commissaris. Dat er veel
omgaat, kan mevrouw Geldorp bevestigen. Ze doen op Texel hetzelfde als de
gemeente Amsterdam, en dan hebben ze de Waddenzee er nog bij. De bijstand, de
nieuwe Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning, plus natuurbeheersing, de
eilandenraad, het internationale waddenverband dat loopt tot en met de Denen in
Esbjerg. En dan de ruimtelijke ordening en de speciale vergunningen voor
nieuwbouw. Ze voelen zich wel eens 'vermorzeld' door alle wetten en regels op
Texel.
Hoe lossen we dat op, minder regels of de boel bestuurlijk
eens flink saneren? ...
Die gemeenten moeten groter, vindt Borghouts, en ook zijn
Zuid-Hollandse en Utrechtse collega-commissarissen hebben de tekenen verstaan.
Werk aan de winkel, samenvoegen, graag uit te voeren door de provincies want die
hebben zo weinig omhanden dat er ambtenaren uit moeten. Van het democratische
tekort dat nu de gemeenten zo gevaarlijk bedreigt, hebben ze in het
provinciehuis ogenschijnlijk geen last.
Wat zouden de mensen in het land ervan denken? Dat is een
ordinaire vraag, vindt Boele Staal, commissaris in Utrecht, van de partij D66
die ooit streed voor meer democratie. Landelijke partijen, zei hij in het blad
Binnenlands Bestuur, 'laten zich in hun opvattingen soms leiden door het
streven naar kiezersgunst in die gebieden'. Hij bedoelt dat een flinke
meerderheid zonder twijfel tegen samenvoeging is, maar dat we dat niet kunnen
hebben. ...
... Ik denk alleen dat de bestuurlijke hoogmoed van de
administratieve medemens de kop opsteekt. Lees erover in het boek Seeing like
a state van de Amerikaanse socioloog James C. Scott. Bestuurders willen maar
één ding, een controleerbare, telbare, wat Scott in 2001 'leesbare' orde noemde.
Snel en rationeel bestuur, met uiteraard de beste bedoelingen, zoals elke
schaalvergroting in onderwijs of ziekenhuis ook altijd met de mooiste
vergezichten is gebeurd.
Dat betekent automatisch dat allerlei andere verbanden en
eigenschappen niet worden gezien of ontkend. 'De abstracte burger heeft, in
verband met de planning, geen geslacht, geen smaak, geen geschiedenis, geen
waarden, geen meningen of eigen ideeën, geen tradities en geen onderscheidende
persoonlijkheid die een bijdrage kan leveren', schrijft Scott.
Overboord met de tradities, daar waren we in Nederland altijd
al goed in. Scott noemt als radicaalste voorbeeld de zeer goedwillende
Tanzaniaanse president Nyerere. Die dreef de boerenbevolking samen in afgepaste,
eenvormige Ujamaa-dorpen. Een radicale mislukking. Nyerere had geen flauw benul
dat een dorp iets anders was dan een administratieve verzameling bewoners.
...
Uit:
De Volkskrant, 02-02-2006, van een verslaggeefster
Bewoners blijken gebaat bij klein woonwagenkamp
Het spreiden van woonwagenbewoners over Deventer heeft de 'kampers' goed gedaan.
De criminaliteit daalde en het opleidingsniveau steeg spectaculair. Dit
concluderen Frits Alsemgeest en Gerard Vennema in het onderzoek Bevrijd van een
stigma, dat vandaag wordt gepresenteerd.
Het regionale woonwagencentrum Zuid-West Overijssel was 25 jaar geleden het
eerste grote centrum dat werd opgeheven. De tweehonderd gezinnen kwamen terecht
op 34 kleinere locaties. Later volgde het hele land. Er bestaan nog een paar
grote kampen, bijvoorbeeld in Maastricht (Vinkenslag), Nijmegen, Enschede en
Apeldoorn. Dat zijn vooral vanwege hun omvang vrijplaatsen geworden, meent
socioloog Frits Alsemgeest.
Van de tweehonderd gezinnen die in Deventer gedwongen
moesten verhuizen, wonen er nu nog 123 in een woonwagen en 77 in een huis. Van
de 91 geïnterviewde woonwagenbewoners wil niemand terug naar een groot kamp. ...
Maatschappelijk gaat het veel beter met de woonwagenbewoners,
en dan vooral met hun kinderen. Was het voorheen ondenkbaar dat kampers meer dan
enkele jaren basisschool hadden, nu heeft 63 procent van de generatie van 16 tot
26 jaar een vmbo-diploma of hoger behaald. Woonwagenbewoners waren 25 jaar
geleden massaal afhankelijk van de bijstand. Dat veranderde: ze zijn in
loondienst, of werken als zelfstandige.
Verder valt op dat de woonwagenbewoners zich maatschappelijk
actief opstellen. Ook dat was 25 jaar geleden een zeldzaamheid, stelt
Alsemgeest: 'Ze draaien nu kantinediensten bij de voetbalvereniging, helpen mee
met schoonmaken, gaan mee als ouder op een jeugdkamp.' Als kroon op wat de
onderzoeker assimilatie noemt, valt een toename van gemengde huwelijken te
constateren.
Red.: Voor de nadelen van grootschaligheid, zie onder:
Uit: De Volkskrant, 22-11-2005, door Aaron Betsky, directeur van het
Nederlands Architectuur Instituut (NAi) in Rotterdam
Opinie | Banlieu en buitenwijken
Menselijke maat
Dat in Frankrijk de auto's in de banlieues brandden, terwijl in Nederland
de buitenwijken rustig blijven heeft te maken met de manier waarop politici en
architecten met de ruimtelijke ordening omgingen. In Nederland is de samenleving
beter ontworpen.
Tussentitel: Herkenbaarheid, geborgenheid, een menselijke maat - dat
kenmerkt de
jaren-zeventig wijken.
In 1968 dachten de studenten van Parijs dat het strand onder de straatstenen
lag. Je kon de utopie in de stad vinden als je maar hard genoeg zocht. In 2005
zag de generatie van '68, nu allang zelf aan de macht, haar dromen in rook
opgaan in de wijken rond de stad. Dat kwam omdat ze niet alleen zelf in de
binnenstad waren blijven wonen, maar ook omdat ze hun idee en over hoe een
ideale samenleving er uit zou moeten zien met dezelfde megalomanie op het
'platteland daarbuiten hebben proberen te leggen als Louis XIV dat deed met zijn
paleizen. In Amsterdam zijn een paar jaar na 1968 de straten ook opengebroken,
ironisch genoeg om een metro aan te,leggen naar onze eigen banlieue, de
Bijlmermeer. Maar hier hebben de achtenzestigers zich ingezet voor een ander
soort stedenbouw. Het resultaat was niet zo indrukwekkend dat de fotograaf
Andreas Gursky het in reuzegrote beelden kon vastleggen (zoals hij dat in La
Couronne buiten Parijs heeft gedaan), maar het werkt een stuk beter. Dat is een
van de belangrijkste redenen waarom buitenwijken en vinexlocaties in Nederland
waarschijnlijk niet zullen ontploffen.
Nederland is de dans ontsprongen - dankzij de ruimtelijke
ordening en de manier waarop politici en architecten daarmee zijn omgegaan.
Natuurlijk, er zijn veel en bijzonder ingewikkelde redenen waarom dat zo is, en
waarom de buitenwijken hier anders werken.
De economische, sociale en politieke situatie is natuurlijk anders. Maar de
architectuur ook. Je kunt in de wijken en de huizen gewoon zien dat er in
Nederland een betere samenleving is gemaakt, beter ontworpen in elk geval, beter
met elkaar verbonden. ...
Red.: Overigens is de manier waarop die wijken gebouwd
zijn op zich niet erg ideaal, en de positieve oordeel is gebaseerd op een
vergelijking met veel slechter - voor een voorbeeld van een betere visie, zie
Theo Bosch
. Maar dat veel slechter kennen we ook in Nederland:
Uit: De Volkskrant, 05-01-2006, door Weert Schenk
Het tij is gekeerd
Tussentitel: Dweilen met de kraan open? 'Als we niet dweilen, overstroomt
het', zegt
een agent
Vanwege het verziekte leefklimaat riep de Amsterdamse politiecommissaris Ad
Smit de Bijlmer uit tot 'nationaal rampgebied'. Nu gaat het beter, constateert
de Volkskrant, die er meeliep met de politie en daar de komende tijd over
bericht in de reeks 'Standplaats politie Bijlmer'.
...
Tussenstuk:
Hoe het misging met de Bijlmer
De Bijlmer ligt in het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost, ingeklemd tussen Diemen
en Weesp. In de Bijlmer wonen vijftigduizend mensen; heel Zuidoost, waartoe ook
de rustige wijken Gaasperdam en Driemond behoren, telt ruim 86 duizend inwoners.
De Bijlmer moest ooit de stad van de toekomst worden, waarin
wonen, werken, verkeer en recreatie ruimtelijk gescheiden waren. Er zouden
dertienduizend woningen in honingraat-vormige complexen van elf lagen hoog
worden gebouwd.
Het ging mis met de Bijlmer toen de middenklasse, waarvoor de
woningen bestemd waren, liever bleek te wonen in huizen met een tuintje, in
steden als Hoorn, Alkmaar en Almere. Naar de Bijlmer kwamen vervolgens veel
immigranten, die veelal arm waren en werkloos. Drugsgebruik en bijbehorende
criminaliteit namen hand over hand toe. Toen bleek hoe de bouw van de Bijlmer de
sociale onveiligheid in de hand werkte. ...
Red.: Deze fout stamt uit de vijftiger en
zestiger jaren. Dat weerhield de modernistische stijfkoppen natuurlijk net ervan
om die fout grootscheeps te herhalen, zoals bijvoorbeeld de Peperklip is
Rotterdam, een schepping van een van de grote architectonische schurken in
Nederland, Carel Weeber, zie hier
. Dat de gevolgen van grootschalig denken niet alleen beperkt zijn tot sociaal
zwakkeren blijkt hier:
Uit: De Volkskrant, 27-02-2006, van
verslaggeefster Aimée Kiene
Grote stad onprettige plek voor kinderen
Harlingen staat tweede op de ranglijst van de meest kindonvriendelijke gemeenten
in Nederland. De grote steden (Rotterdam, Amsterdam en Den Haag) zijn ook geen
prettige plekken voor kinderen om te wonen. Zij zijn het beste af in de gemeente
Rozendaal in Gelderland.
Dit blijkt uit het onderzoek Kinderen in Tel dat onderzoekers van het
Verwey-Jonker Instituut hebben uitgevoerd in samenwerking met instanties als
Jantje Beton, Defence for Children, Unicef en de Stichting Kinderpostzegels
Nederland.
In het onderzoek zijn gegevens verzameld over de situatie van
kinderen in 467 gemeenten in 2004. De cijfers gaan over kindersterfte,
jeugdcriminaliteit, werkeloosheid onder jongeren, schoolverzuim, het aantal
tienermoeders en over het aantal kinderen dat een hectare speelruimte moet
delen.
... Het onderzoek is opgezet naar het voorbeeld van Kids
Count, een Amerikaans onderzoek uit 1990. Dit Kids Count maakt het mogelijk de
situatie van kinderen in de ene staat te vergelijken met die in een andere
staat.
Met de gegevens uit Kinderen in Tel kunnen de
Nederlandse gemeenten met elkaar worden vergeleken. De verschillen blijken
groot. In Rozendaal zijn geen achterstandswijken, in Rotterdam woont ruim 60
procent van de kinderen in een arme wijk.
Ook in de noordelijke provincies ligt het percentage kinderen
dat in armoede opgroeit boven het landelijk gemiddelde.
In Rozendaal delen tien kinderen een hectare grond om op te
spelen, in Den Haag wordt een hectare speelruimte door 110 kinderen gedeeld.
...
Red.: Het feit dat architecten als Weeber zolang in
Nederland hun gang hebben kunnen gaan, is veroorzaakt door de steun van de
destructieve krachten van de kapitalistische bedrijfsleven, en de morele steun
van de alfa-intellectuelen, die zich tegen kleinschaligheid en orde van de
kleine gemeenschap hebben gekeerd ten gunste van glas-en-beton en de chaos van
de grootschalige gemeenschap
.
Voor een literaire beschrijving van de resultaten van deze laatste vormen van
groei, zie hier
.
Na de ruimtelijke ordening, nu wat voorbeelden
van kleinere instellingen, te beginnen met ziekenhuizen.
Uit:
De Volkskrant, 14-09-2006, van medewerkster Jet Bruinsma
Kleine ziekenhuizen beter dan grote
Kleine ziekenhuizen doen het in medisch en financieel opzicht beter dan grotere.
Vooral in Friesland en Drenthe scoren de ziekenhuizen bovengemiddeld. Het beste
ziekenhuis van Nederland is het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen. De zorgkwaliteit
daar is de beste van heel Nederland. Financieel gezien hoort het bij de
toptwintig.
... De onderzoekers hebben de jaarverslagen van alle 86 algemene
ziekenhuizen en de acht academische medische centra bekeken. Ook de medische
prestaties, waarover de Inspectie voor de Gezondheidszorg beschikt, zijn
onderzocht. Goede kwaliteit en een gezonde financiële bedrijfsvoering gaan vaak
samen, concludeert Roland Berger. Het argument dat ziekenhuisfusies tot
schaalvoordelen, meer efficiency en lagere kosten leiden, gaat volgens de
onderzoekers niet op.
'In kleine ziekenhuizen zijn de lijntjes korter. Managers en
medische staf ontmoeten elkaar op de werkvloer. In grotere ziekenhuizen staat de
patiënt vaak minder centraal. De planning is er complexer', zegt Collot
d'Escury. 'Grote ziekenhuizen zeggen tweemaal zo vaak operaties af als kleine',
constateert Alma. 'En in kleine ziekenhuizen worden per werknemer 25 procent
meer patiënten behandeld.' ...
Red.: Dit is al oudere kennis zoals onderstaand
blijkt, maar natuurlijk is daar ondertussen weinig mee gedaan. Want de
kapitalistische neiging naar grootschaligheid is te sterk:
Uit: De Volkskrant, 03-10-2002, van verslaggeefster Femke Deen
Protest tegen fusies kleine ziekenhuizen helpt
Gebruikers van kleine ziekenhuizen kunnen opgelucht ademhalen. De golf van
fusies tussen streekziekenhuizen lijkt voorbij. Minister Bomhoff van
Volksgezondheid roemt de prestaties en het geringe ziekteverzuim in de kleinere
basisziekenhuizen.
... Vandaag zijn vele van de toenmalige demonstranten weer in Den
Haag. De nieuwe minister Bomhoff van Volksgezondheid praat met de Tweede Kamer
over de toekomst van kleine ziekenhuizen. Maar waar ruim acht maanden geleden
onvrede heerste en nors gemompel klonk, zal nu vooral opluchting heersen. Want
Bomhoff, heeft hij gezegd, wil er alles aan doen om basisziekenhuizen te helpen.
De menselijke maat staat centraal, schrijft hij aan de Kamer.
Kleinere basisziekenhuizen 'vormen het fundament van onze ziekenhuiszorg'.
Het ziekteverzuim is er volgens hem laag en de productie
hoog. Dus, schrijft hij, 'een relatieve verbetering van de kleine ziekenhuizen
acht ik aangewezen'.
Dat is wel eens anders geweest. Decennialang richtten
ziekenhuizen en overheid zich op schaalvergroting. Sinds het eind van de jaren
zeventig vonden er maar liefst 69 fusies plaats.
Dat kwam doordat veel kleine ziekenhuizen niet konden voldoen
aan de hogere kwaliteitseisen. Ook de steeds geavanceerdere medische
technologieën werden onbetaalbaar. Bovendien stimuleert de overheid de
instellingen om samen te gaan: grote ziekenhuizen krijgen extra geld, een
'fusiebonus'.
Die bonus is een verkeerde prikkel en moet zo snel mogelijk
worden afgeschaft, aldus minister Bomhoff. Die beslissing komt niet helemaal uit
de lucht vallen. De Tweede Kamer dwong zijn voorgangster Els Borst een begin te
maken met afschaffing. ...
Red.: Wat voorspelbaar was dat kwaliteit niet inherent
gebonden is aan omvang, en vaak juiste beter is bij kleinere eenheden. En als
kwaliteit een issue is, kan dat ook binnen de bestaande vorm worden opgelost. De
grote medische voorzieningen als scanners kunnen uitstekend beperkt worden tot
de grote ziekenhuizen, en een regionaal samenwerkingsverband worden opgezet.
Het volgende voorbeeld laat zien dat kleinschaligheid in de vorm, naast de
organisatorische, ook veel menselijke, sociale en psychologische, voordelen met
zich mee brengt:
Uit:
VARA TV Magazine, nr. 43-2005, door Sjak Jansen
Van streek
Ze werken er 'twee, zo niet drie keer harder' dan ze in Hilversum deden.
Het grote geluk bij de regionale omroep: 'Hier kun je nog je stempel drukken.'
Tussentitel: Wij hebben niet dat eilandjesgedoe zoals in Hilversum
... De regionale omroep. Reddingsboei voorvelen die in Hilversum te licht
of te oud zijn bevonden. Echter ook een haven voor omroepmedewerkers die op het
Mediapark wel toekomstperspectief hebben, maar andere lucht willen ademen en
zich willen bewijzen.
'In Hilversum kon ik nergens mijn stempel op drukken, dat kan
hier wel,' zegt Marjanne Wassink (51), die bij L1 in Maastricht presentator is
van Limburg Laat, ook wel Nova aan de Maas genoemd. Ze produceert
er haar eigen gas ten, doet er 's zondags ook nog radio bij. 'Als je iets kunt
en een beetje je best doet, liggen hier alle wegen voor je open,' zegt Wassink,
die tien jaar geleden naar het zuiden afzakte na werkzaam te zijn geweest bij
TV3 en tal van radioprogramma's, waaronder Echo en Met het oog op
morgen.
Korte lijnen, geen gedoe met netcoördinatoren, morgen
uitvoeren wat je vandaag hebt bedacht. Sjoerd IJbema (56), eindredacteur
gevarieerd bij Omrop Fryslân, kan tien
redenen bedenken waarom hij liever bij een regionale omroep werkt dan bij een
landelijke. Alleen bij groot wereldnieuws zoals 9/11 verlangt hij terug naar het
NOS-Journaal, waar hij een gewaardeerd eindredacteur was. Maar ook een
die het na de twaalfde Prinsjesdag wel gezien had. De kans om in Leeuwarden een
televisie-afdeling op poten te zetten, greep IJbema in 1993 met beide handen
aan. 'Het voordeel van de regio is ook: je staat veel dichter bij het publiek.
Dat is ook de opdracht: Boer Borrel in Hijkersmilde moet het ook snappen en leuk
vinden.'
In Hilversum maak je je items in feite voor je collega's,
meent Rik Groenewegen 'Vinden zij het goed, dan kun je de volgende dag een nieuw
item maken. Hier in Zeeland maak je televisie voor de man en vrouw om de hoek.
Die spreken je aan bij de bakker, bellen op naar de studio en vragen dan:
"Krijgen we vanavond weer een aflevering van Trugkieke?" een programma
over hoe Zeeland vroeger was.' .
Met afstand de populairste serie die Groenewegen als
programmaleider televisie op de zender heeft gebracht. Kijkdichtheden van boven
de 25 procent. 'Ik weet niet of Ron Brandsteder dat ook haalt. Ik vind het mooi.
Zo heb je het idee dat je het ook nog ergens voor doet.'
... De luxe in Hilversum geeft regelmatig scheve ogen bij de
regionalen. 'Het verbaast me ook niet dat ze op het Mediapark nu een
bezuinigingsronde meemaken,' zegt Sjoerd IJbema. Marjanne Wassink: 'Met minder
geld kun je toch goede programma's maken, maar dan moetje wel creatief zijn. Als
ik dat geklaag uit Hilversum hoor, denk ik: kom eens bij ons kijken.'
Niet alleen op de markt is de gulden een daalder waard, ook
bij Omroep Zeeland. Regieassistentes en uitzendtechnici bestaan er niet. Die
taken worden uitgevoerd door cameramensen en editors naast hun gewone werk.
'Iedereen beheerst ten minste twee disciplines. Als iemand ziek wordt, vang je
dat op die manier in de organisatie ook makkelijker op,' zegt Groenewegen.
...Men is hier nogal terughoudend. Aan de andere kant: gaat iemand
weg, dan zeggen ze hier oprecht: "Jammer, we zullen je missen". In Hilversum is
het: "Mooi zo, die plek wordt van mij".'
... zegt de presentatrice, die zelf als voordelen van het
werken in de regio nog noemt: nul files en veel meer gemoedelijkheid, nauwelijks
korte lontjes. Collega's in Hilversum die voorspelden dat ze vroeg of laat wel
met hangende pootjes bij de landelijke omroep zou terugkomen, moet Wassink
teleurstellen. 'Toen ik hier kwam, heb ik wel eens gedacht: Waar ben ik in
terechtgekomen? Maar de afgelopen tien jaar zijn we uitgegroeid tot een echte
professionele organisatie. Elke dag maken we twee nieuwsuitzendingen. We hebben
een eigen satellietwagen. En we hebben niet dat eilandjesgedoe zoals in
Hilversum, dertig omroepen die telkens onenigheid met elkaar hebben. Wij zijn
een club.' Rik Groenewegen herkent dat hechte clubgevoel. Hij gaat nu voor
zichzelf beginnen als mediatrainer. Dat betekent: afscheid van Omroep Zeeland.
Terwijl op de Westerschelde enkele coasters aan hem voorbijtrekken,
bekent hij: 'Ik ga met pijn in het hart.'
Red.: De volgende bron gaat over een terrein waarvan
iedereen eigenlijk wel weet dat kleinschaligheid absoluut noodzakelijk is, maar
waarvan men het tot voor kort absoluut niet wilde weten: het onderwijs. Vanuit
politiek rechts met in het achtergrond dat het duur is, en vanuit politiek-links
dat het het gelijkheidsideaal tegenspreekt: iedereen op dezelfde grote school
school, liefst zo groot en breed mogelijk. Het volgende bericht stamt uit de
tijd dat men een beetje begon in te zien dat het misschien niet zo'n goed idee
was:
Uit:
De Volkskrant, 14-02-2006, van een verslaggeverRem
op fusiegolf in onderwijs
Minister Van der Hoeven en staatssecretaris Rutte van Onderwijs willen een rem
op het aantal fusies in het onderwijs. Scholen die willen samengaan, moeten dit
voortaan eerst melden aan het ministerie. Dat kan dan op tijd ingrijpen als de
fusie ‘ongewenste effecten’ heeft.
Dit schrijven Van der Hoeven (CDA) en Rutte (VVD) vandaag in een opiniestuk in
de Volkskrant. Ze benadrukken dat ze niet ‘uitsluitend’ kleine scholen
willen. ‘Maar wij vinden wel dat er een tegenkracht mag komen op de soms
ongebreidelde fusietrend in het beroeps- en hoger onderwijs’.
Zij volgen hiermee een aanbeveling van de Onderwijsraad, hun
belangrijkste adviesorgaan. Die waarschuwde vorig jaar dat de fusiedrang ouders
en leerlingen dreigt te belemmeren in hun vrije schoolkeuze. ...
Bestuurlijke schaalvergroting is sinds de jaren tachtig door
de politiek juist gestimuleerd. Het werd scholen voordeliger gemaakt om samen te
gaan. Het effect: tussen 1999 en 2003 nam het gemiddeld aantal leerlingen per
school in het voortgezet onderwijs toe van 970 naar 1334. Ruim de helft van de
leerlingen krijgt les op een locatie met meer dan duizend jongeren.
De laatste jaren klinkt de kritiek steeds luider. Veel ouders
en leerlingen vinden de scholen te groot. De ‘menselijke maat’ is zoek, vinden
zij: het onderling contact tussen leerlingen en leraren neemt af en de
medezeggenschap van ouders komt in het gedrang. Van der Hoeven sprak al eerder
haar zorg uit over de steeds grotere scholen: ‘Daarmee moeten we stoppen. Er
moet wel iets te kiezen zijn.’ ...
Red.: En als degenen die dit beleid gestart hebben, de
landelijke politici, dit zeggen, en daarmee terugkomen op eerder gehanteerd
beleid, dan moet het echt heel erg zijn. Zie ook nog de volgende reactie:
Uit:
De Volkskrant, 15-02-2006, ingezonden brief van Cor van Erp (Heesch)
Fusie
Op de Forumpagina van 14 februari zetten Maria van der Hoeven en Mark Rutte
vraagtekens bij de fusies van scholen. Eindelijk zien politici in waarvoor
leraren al jaren waarschuwen. Fusies leiden tot conglomeraten van scholen die
vanuit ivoren torens worden bestuurd. In de ivoren toren schuift men elkaar
baantjes toe. De meest fantastische banen worden gecreëerd ten koste van de
kwaliteit van het onderwijs. Het geld stroomt weg naar de bestuurders. De
frustratie over zelfverrijking is op de werkvloer duidelijk merkbaar. Leraren
met competentie en kwaliteit haken massaal af. ...
Red.: Als het over allochtonen gaat, is het natuurlijk
veel makkelijk om de neoliberale vooroordelen opzij te zetten - de ene ideologie
die wijkt voor de nog hogere ideologie:
Uit: De Volkskrant, 03-11-2006, van onze verslaggever Gerard Reijn
Kleinschaligheid helpt allochtone student
Allochtone studenten in het hoger onderwijs hebben intensieve begeleiding nodig
en een kleinschalige omgeving. Als ze die krijgen, is er van een achterstand op
autochtone studenten geen sprake meer.
Dat blijkt uit onderzoek van het Risbo, een instituut voor
sociaal-wetenschappelijk beleidsonderzoek van de Erasmus Universiteit. Het
onderzoek wordt vandaag gepubliceerd.
Tot nu toe werd aangenomen dat de achterstand van allochtone
studenten vooral het gevolg was van hun achterstandspositie. Zij zouden van huis
uit een slechtere positie hebben wat betreft taalbeheersing en begeleiding van
de schoolcarrière. ...
Red.: De conclusie die men trekt is natuurlijk onzin:
het constateren van de noodzaak van meer intensieve begeleiding is hetzelfde als
het constateren van een achterstand (bijlesleerlingen zijn per definitie niet de
beste leerlingen). Maar hier gaat het om het feit dat intensievere begeleiding,
kleinschaligheid, de remedie is tegen een achterstand. Het enige opmerkelijke
aan deze constatering is dat men hem doet voor het geval van allochtone
leerlingen, terwijl het natuurlijk even waar is voor alle leerlingen. Het
enige dat hier aan het allochtone van belang is, is dat door het feit dat het
over allochtonen gaat, men bereid is over de situatie na te denken.- in medische
of chemische termen: de kleur dient als marker voor het moeilijk
zichtbare stofje.
De aloude, universele waarheid die men op deze manier dus herontdekt is deze:
hoe kleinschaliger het onderijs, hoe meer aandacht voor de individuele leerling,
hoe beter het onderwijs.
Nu een nog kleiner en nog duidelijker voorbeeld:
Uit:
De Volkskrant, 16-09-2006, door Mac van Dinther
Zien wat je eet
La Place is het succesnummer van de kwakkelende V&D-keten. Al het eten is vers,
zo uit het rek te pakken. Nu al langs de A13 en op station Leiden, straks ook in
de bedrijfskantine.
... Het enige succes van V&D, wordt La Place smiespelend wel genoemd.
Bringmann: ‘Ik mag geen winstcijfers geven, laat ik volstaan met dat het
uitstekend gaat.’
Wat is het geheim van La Place? En is er wel een geheim? Ja,
dat is er, zegt Bringmann. Het heet versheid en transparantie. Wat je eet wordt
voor je neus bereid, zodat je kunt zien dat het vers is. Show, don’t tell
is het adagium. Niet praten, laat maar zien.
Zie bijvoorbeeld het meisje van de La Place Delft aan de A13
(het beste wegrestaurant van Nederland volgens de Consumentengids van maart
2006) watermeloen in stukken snijden om er vers sap van te maken. Haar collega
op het station in Leiden schuift broodjes in de oven, de keukenjongen in
Amsterdam perst aardappels door de frietsnijder, de kok van Marché du Monde in
Utrecht blancheert boontjes voor de Thaise wokschotel en de bakker in Arnhem
spuit room in de vers gebakken krakelingen. Daarna komt er vers fruit op.
Geen personeel dat met de armen over elkaar staat te wachten.
Er moet worden gewerkt achter de toonbank: hakken, snijden, kneden, bakken en
persen. Het hele systeem is erop ingericht. Neem het sinaasappelsap. Dat wordt
gemaakt met kleine persjes. Want je weet hoe het gaat als ze een grote hebben.
Dan persen ze ’s morgen veertig liter waar ze de rest van de dag mee toe kunnen
– en dan kun je dat lekkere schuimlaagje wel vergeten. Zo ook de ovens voor de
quiches en focaccia’s: die zijn met opzet klein gehouden. De bakkers moeten wel
blijven bakken om de vraag bij te houden. De groenten worden ongeschild
aangevoerd, de vis wordt ter plekke gefileerd en op ijs gelegd. ...
Red.: Precies: door de grootschaligheid van de
sinaasappelpers verpest de sinaasappelsap. Niet direct, maar door de
infrastructuur van het groot-zijn ontstaat processen die het goede verpesten.
Uit:
De Volkskrant, 05-01-2007, door Ianthe Sahadat
Sigarettenfabriek wordt broedplaats
Kleine, creatieve zelfstandigen, kruipen steeds vaker bij elkaar. Oude
fabriekspanden zijn daarvoor een ideale locatie. Gemeenten zien ze graag komen.
‘Je ontmoet elkaar heel ongedwongen.’
Werknemers van verschillende bedrijven lunchen samen aan een lange tafel. In
dezelfde ruimte wiegt een vrouw bellend heen en een weer op een schommel, naast
haar staat een groepje te praten. ‘Ik kom zo nog even bij jullie binnenlopen,
dan praten we verder’, zegt een man met flitsend brilmontuur tegen twee anderen.
Zakelijk samenwonen: kleinere bedrijven, voornamelijk in de
creatieve sector, huren een paar vierkante meter in een groter complex en hebben
zo een aantrekkelijke ruimte om klanten te ontvangen, lagere kosten, extra
faciliteiten en de mogelijkheid op samenwerking met aanwezige gelijkgestemden.
Het gebeurt al jaren, maar steeds vaker speelt de gemeente een rol.
Het jongste voorbeeld is de Haagse Caballero Fabriek, gelegen
op industrieterrein Binckhorst. Waar ooit sigaretten van de loopband rolden zijn
sinds juni dit jaar tientallen bedrijfjes gevestigd. De gemeente kocht de
fabriek in 2001 en heeft hem omgetoverd tot ‘een bedrijfsverzamelgebouw voor
creatieve en innovatieve bedrijven’: van sigarettenfabriek tot innovatiefabriek
dus. ...
Uit:
De Volkskrant, 09-01-2007, van verslaggever Harry van Gelder
Commercieel directeur Michael van dne Hurk van de Dagwinkel: 'Buurtsupers
kunnen wel degelijk geld verdienen'Buurtsupers hebben
bestaansrecht
Buurtwinkels hebben wel degelijk bestaansrecht, als zemaar inspelen op de
behoeftevan de dorpelingen. ‘Kleine supers houden dorpen leefbaar.’
Het kan echt. Buurtsupers kunnen overleven en de winkelier kan er ook nog een
goede boterham mee verdienen.
Deze blijde boodschap verkondigt Michael van den Hurk,
commercieel directeur van groothandel Van Tol, gespecialiseerd in
kleinschaligheid.
Van den Hurk gaat regelrecht in tegen de trend. Supermarkten
worden steeds groter, het lijkt de enige weg om het hoofd boven water te kunnen
houden. Uit onderzoek blijkt dat eenderde van de kleine supermarkten kleiner dan
800 vierkante meter het niet lang meer volhouden door dalende omzetten en
stijgende kosten.
‘Buurtsupers hebben veelal een stoffig imago’, zegt Van den
Hurk. ‘Ze investeren minder snel en lijken ten dode opgeschreven, omdat er vaak
geen opvolgers meer klaarstaan. Die hebben er geen zin in om 24 uur per dag te
werken voor een mager loon.’
Van den Hurk, zelf woonachtig in een kleine gemeente, vindt
dat doodzonde. ‘Kleine supers houden een dorp of buurt leefbaar.’
Volgens hem valt er wel degelijk een goede boterham te verdienen,
zonder dat er dag en nacht hoeft te worden gewerkt. ‘Er zijn genoeg jonge
ondernemers die een supermarkt willen beginnen, maar die willen meteen een grote
tent. Veel jonge ondernemers weten niet dat met een kleinere winkel goed geld te
verdienen valt.’ ...
Uit:
De Volkskrant, 15-06-2007, door Lidy Nicolasen
Groot is ook niet alles
Veel gemeenten fuseren of gaan nauwer samenwerken. De ‘bestuurskracht’ moet
groter. Maar dreigt er geen verwijdering van de burger? Opmeer koos ervoor klein
te blijven, Bolsward sloeg de weg in van verregaande samenwerking.
Eeuwen geleden kruiden ze er koning Willem II van Duitsland met paard en al
onder het ijs. Hij wilde er met hun autonomie aan de haal gaan. De wapens zijn
in Noord-Holland sindsdien allang neergelegd en ook ijsschotsen vind je er
zelden meer. Maar tot op de dag van vandaag bewaken ze in Opmeer de eigen
grenzen, beducht voor inlijving.
Vier jaar geleden begon de hedendaagse strijd, kort nadat met
de Fortuyn-revolte ook de gemeenteraad van Opmeer van kleur verschoot. Anders
dan in andere gemeenten zaten VVD en D66 ineens aan het roer. Met acht tegen
zeven stemmen keerde die raad zich tegen fusies met andere gemeenten, tien jaar
praten met de buren ten spijt. De wens van de burger, daar ging het in die dagen
om.
Opmeer wilde dicht bij de burger blijven en dus koos Opmeer
voor zichzelf. Aan de grenzen ontstonden de nieuwe gemeenten Koggenland en
Medemblik. Fors groter dan Opmeer, waar na de jongste verkiezingen CDA en
Gemeentebelangen de macht weer terugwonnen. Maar het besluit werd niet
teruggedraaid.
‘Het allerbelangrijkste voor ons was het terugwinnen van
vertrouwen en rust’, herhaalt wethouder Elly Deutekom (Gemeentebelangen) als ze
trots dwars door haar gemeente toert: acht dorpen, 11.500 inwoners, 4.200
hectare, ruimte zo ver het oog reikt. Pal in het midden tussen Hooghoud en
Opmeer ligt De Weijver, een uitgestrekt evenemententerrein met sportvelden,
zwembad en sporthallen. Een eigen politiekorps of GGD zijn er allang niet meer.
Voor de nieuwe wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Bijstandwet wordt
samengewerkt met andere gemeenten, maar de begroting is sluitend, er is een
eigen woningbedrijf, de gemeente is grootgrondbezitter, bouwt huizen en legt
hangplekken aan.
Deutekom: ‘Er is steeds een beweging gaande van klein naar
groot en omgekeerd, dat zie je in het onderwijs ook. Klein is daar nu weer fijn.
Voor ons is belangrijk dat we de dienstverlening voor de burger op peil kunnen
houden en dat kunnen we. Je zit dichtbij, de mensen spreken je aan.’
En dan vertelt de wethouder over de kransen die na de
dodenherdenking op 4 mei pardoes in de sloot lagen. Duizend euro loofde de
gemeente uit voor de beste tip. Binnen een dag waren de daders opgespoord: twee
meisjes van 14 jaar. De ouders en de meisjes moesten bij de burgemeester komen
en de officier van justitie gaf hun straf: een scriptie schrijven over de Tweede
Wereldoorlog. Kom er eens om in een grote gemeente, wil Deutekom maar zeggen.
... Terug naar Opmeer. Niemand zal er Elly Deutekom horen
zeggen dat haar gemeente nooit aan de fusietafel zal plaatsnemen. Maar even
niet. ‘Het is niet zo dat grotere gemeenten per definitie betere kwaliteit
leveren. Daar zitten ook mensen. Wij verkeren in de gelukkige omstandigheid dat
we voor jonge ambtenaren een aantrekkelijke gemeente hebben, omdat ze een breed
takenpakket krijgen. In grotere gemeenten zie je vaak verkokering, ambtenaren
die van voren niet weten waarmee ze van achteren bezig zijn. Te groot kan ook
een nadeel zijn.’
Red.: Onderstaand weer een onderzoek dat laats zien
dat de voordelen van grootschaligheid in de praktijk verdwijnen:
Uit:
De Volkskrant, 30-08-2007, van verslaggeefster Carlijne Vos
Kleinere ziekenhuizen presteren in bijna elk opzicht beter, blijkt uit
vergelijkende studie
Fusie helpt ziekenhuizen geen zier
Zelfs de voordelen van schaalvergroting worden niet verwezenlijkt. Onderzoeker:
het is helaas te laat om fusies terug te draaien.
De fusiegolf in de ziekenhuissector van de afgelopen jaren heeft niets
opgeleverd. Integendeel: kleinere ziekenhuizen presteren beter dan grote
ziekenhuizen. Ze zijn beter te besturen, er is minder bureaucratie en de afstand
tussen arts en patiënt is kleiner.
‘Het is bewust beleid geweest om ziekenhuizen te laten
fuseren. Toch zijn geen synergievoordelen gerealiseerd zoals efficiëntiewinst of
vermindering van de overhead’, zegt Tijo Collot d’Escury van het adviesbureau
Roland Berger Strategie Consultants, dat een studie verrichtte naar de
Nederlandse ziekenhuissector. ‘Helaas is het nu te laat om de zaken terug te
draaien; de grootste fusiegolf is al achter de rug.’ ...
Volgens de onderzoekers blijkt dat grotere ziekenhuizen
leiden tot meer bureaucratie en meer managers. De afstand tussen arts en patiënt
wordt daardoor groter. Voordelen van schaalvergroting zoals kostenbesparing of
een betere planning blijven echter uit. ‘De grotere patiëntengroepen die door de
gefuseerde ziekenhuizen worden aangetrokken, worden bij voorkeur opgeknipt in
kleine groepjes, waardoor de mogelijke efficiëntiewinst wordt verspeeld’, aldus
consultant Robin Alma. ...
Uit:
De Volkskrant, 31-08-2007, door Toine Al
Van baan veranderen? Kies een klein bedrijf
Wil je variatie, verantwoordelijkheid en vrijheid in je werk? Vergeet dan de
lijstjes met beste werkgevers, en steek je licht op bij een klein en onbekend
bedrijf. Grote kans dat daar de ideale baan wacht.
...
Tussenstuk:
Werknemer in een kleine organisatie heeft meer plezier in zijn werk
‘Tevredenheid onder medewerkers betekent meer omzet’, zegt Marc Sijtstra van
Effectory. Het onderzoeksbureau meet in opdracht van bedrijven hoe de
medewerkers hun werk ervaren. Zo deed het bureau onderzoek bij de medewerkers
van de Free Record Shop. En wat bleek? De omzet was significant hoger in
filialen waar ook de medewerkertevredenheid hoog was.
Effectory ondervraagt jaarlijks meer dan 175 duizend
werknemers. Daaruit blijkt dat organisaties met minder dan honderd medewerkers
hoger scoren op onderwerpen als tevredenheid, efficiëntie, motivatie,
klantgerichtheid en verloopbestendigheid. Sijtstra noemt deze verschillen
significant, met andere woorden: ze kunnen geen toeval zijn.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de mate waarin
iemand zijn werk waardevol vindt, wordt bepaald door de variatie aan
vaardigheden en talenten die hij erbij kan inzetten, of hij een taak van begin
tot eind kan uitvoeren en een zichtbaar resultaat heeft en in hoeverre zijn werk
effect heeft op het leven van anderen, ofwel iets betekent. Ook blijkt dat
werknemers zich meer verantwoordelijk voelen wanneer ze meer autonomie hebben.
Bij een kleine organisatie ervaar je dit alles waarschijnlijk eerder dan bij een
grote.
Uit:
De Volkskrant, 25-09-2007, door Toine Al
Ontevreden klanten? Maak je bedrijf kleiner
Grote bedrijven presteren vaak kleiner dan slechte. De klanten ervan worden
hoorndol. De oplossing: creëer kleine, zelfstandige eenheden.
‘De klanttevredenheid loopt hier steeds verder terug. Ik bedenk tegenwoordig
alleen nog manieren om meer klachten per uur af te kunnen handelen. Maar dat
gaat ten koste van de mogelijkheden om klanten echt te helpen’, zegt Tjeerd van
Rijn. Hij helpt callcentermedewerkers van telecombedrijf Orange bij het
afhandelen van klachten en vragen.
Veel klachten van grote bedrijven blijven onopgelost. Tot
ergernis van de klanten. De Consumentenbond publiceerde vorige maand een
onderzoek waarin twee van de drie ondervraagden aangaven zich flink te hebben
geërgerd aan een bedrijf of instelling. KPN en UPC stonden bovenaan het lijstje.
Ook in de zorg staat grootte niet per se voor meer kwaliteit. Integendeel, bleek
uit onderzoek door Roland Berger Strategy Consultants een jaar geleden.
Gefuseerde ziekenhuizen hadden geen kostenbesparingen en evenmin een betere
zorgkwaliteit gerealiseerd. Sterker nog, kleinere ziekenhuizen hadden per
werknemer zelfs 25 procent méér patiënten behandeld.
‘Veel grote bedrijven grossieren in schijnefficiency. Dat is
slecht voor de klant en slecht voor de motivatie van de medewerkers’, zegt
Eckart Wintzen (68), oprichter en oud-topman van het Nederlandse it-bedrijf
BSO/Origin.
In een grote organisatie voelt de medewerker vaak geen band
met de klant. ‘Bij een omvang van een paar duizend medewerkers raakt een bedrijf
voor een groot deel intern gericht,’ zegt Jeroen van Zelst, mede-oprichter van
it- en organisatieconsultant Andarr met zeventig medewerkers. Hiervoor werkte
Van Zelst bij it-reus Ordina: ‘Daar was het voor mij soms moeilijker om contact
te krijgen met een interne collega dan voor een klant van buiten. In een kleine
organisatie kom je elkaar tegen bij de borrel en is de bereidheid elkaar te
helpen groot.’
Bij de klachtenafhandeling wreekt zich het gebrek aan
persoonlijk contact met de klant, stelt Winzten: ‘Een persoonlijke benadering is
misschien duurder, maar iedereen voelt zich er beter bij. En als er geen klanten
weglopen, hoef je dus ook niet zo veel geld te besteden om nieuwe binnen te
halen.’
Wintzen bedacht een alternatief organisatiemodel, waarmee
grote bedrijven net zo klantvriendelijk en slagvaardig kunnen zijn als kleine
bedrijven. Een bedrijf moet daarvoor worden opgebouwd als een verzameling van
kleine bedrijven (cellen) met ongeveer vijftig medewerkers. Elk daarvan wordt
als familiebedrijf gerund en opereert in zijn eigen marktgebied. De klant en de
medewerker staan centraal. Management en medewerkers krijgen maximale
zelfstandigheid. Alleen missie, uitstraling en kwaliteitsstandaard zijn voor
iedereen hetzelfde. Centrale afdelingen voor marketing, personeelszaken of
wagenparkbeheer bestaan niet. Al deze taken regelen de plaatselijke vestigingen
zelf.
Wintzen bracht zijn ideeën met BSO/Origin succesvol in de
praktijk. Hij begon in 1976 met twaalf medewerkers en verkocht het bedrijf in
1996 met zesduizend medewerkers, verspreid over honderd vestigingen in twintig
landen. Wintzen: ‘In een kleine organisatie ziet iedereen wat er wordt gemaakt
en waaraan hij zelf bijdraagt. Als je bij een bakker werkt, waar de klanten de
hele dag in een lange rij op de stoep staan te wachten voor het brood dat er
gebakken wordt, dan voel je trots. En trotse medewerkers zorgen voor tevreden
klanten. Daarin ligt de basis voor een succesvol bedrijf.’
Alle grote bedrijven zouden volgens Wintzen zo kunnen werken.
‘Mijn hartekreet is: laat degene die de klant bedient, zelf uitmaken hoe die dat
wil doen. Die gedachtegang kan ieder bedrijf volgen, behalve bedrijven die heel
complexe producten maken, zoals Boeing of ASML.’ ...
Maar misschien is de tijd inmiddels toch rijp voor het
celmodel. Grote Nederlandse organisaties zoals ING en NS zoeken naar manieren om
de kennis bij medewerkers beter te benutten voor bijvoorbeeld het creëren van
nieuwe producten en diensten.
‘We zijn langzamerhand tot het inzicht aan het komen dat
dingen in een bedrijf meer organisch veranderen, dan door van bovenaf een
kant-en-klaar besluit op te leggen. Dat speelde in de crisis over het rondje om
de kerk bij NS destijds sterk mee’, zei Kees Blokland, directeur personeelszaken
van de NS onlangs in een interview. ‘Diepgaande verandering vraagt een meer
participerende vorm van besluiten. Dan is de medewerker bereid zijn kennis en
ervaring werkelijk in te brengen.’
De naam Tjeerd van Rijn is op verzoek van betrokkene gefingeerd.
Uit: De Volkskrant, 07-11-2007, van verslaggeefster Margreet Vermeulen
Inspectie legt diepe crisis in gehandicaptenzorg bloot
Op nieuwe website is te lezen waar het fout gaat | Kleine instellingen doen het
veel beter dan grote
Sommige instellingen voor gehandicapten sluiten bewoners op omdat er te weinig
personeel is. Of ze laten ze domweg alleen. In andere instellingen komen
nauwelijks artsen over de vloer en is de medische zorg dus onvoldoende. Vaak
ontbreekt deskundig personeel dat kan omgaan met agressie met als gevolg dat
bewoners en werknemers bang zijn en zich onveilig voelen. En weer andere
instellingen zetten bewoners om de haverklap vast in een band of de
separeerkamer, zonder na te gaan of er minder ingrijpende oplossingen zijn.
De crisis in de gehandicaptenzorg gaat diep. Dat blijkt uit
het rapport Verantwoorde zorg voor gehandicapten onder druk van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg. ‘Slechts in een kwart van het veld wordt
verantwoorde zorg geboden’, staat in de samenvatting te lezen. Driekwart van de
96 bezochte instellingen moet een plan van aanpak opstellen om zich te
verbeteren. Doen ze dat niet snel genoeg naar de zin van de Inspectie, dan
krijgen ze nog meer controles aan hun broek. ...
De kleinere instellingen doen het in alle opzichten een stuk
beter dan de grote. ‘We moeten kleinschaligheid stimuleren’, zei
staatssecretaris Jet Bussemaker dan ook in een eerste reactie. Want
kleinschalige instellingen luisteren beter naar het personeel en naar de
cliënten en leveren daardoor betere zorg. ...
Uit:
De Volkskrant, 03-09-2008, door Staf Depla, Tweede Kamerlid voor de PvdA
en Steven de Waal is voorzitter van Public Space Foundation.
Terug naar menselijke maat in non-profitsector
Bewoners, onderwijzers en verpleegkundigen die kleinschalige initiatieven
ontplooien, moeten ondersteund worden, vinden Stef Depla en Steven de Waal.
Tussentitels: Geef docenten en ouders kans hun eigen school af te splitsen
Hiermee gaat PvdA terug naar beginsel ‘macht vergt tegenmacht’
De schaalvergroting en de technocratische managementstijl in onderwijs, zorg en
woningcorporaties hebben grote schaduwkanten en roepen steeds meer weerstand op.
Burgers voelen zich verweesd. Docenten, verplegers en artsen voelen zich miskend
door de vele managementlagen die hun iedere professionele zuurstof ontnemen. Ze
kunnen niet de door hen gewenste kwaliteit zorg of onderwijs bieden. En politici
voelen zich gemarginaliseerd, omdat ze terecht aangesproken worden op de
kwaliteit van onderwijs, zorg of wonen, maar steeds minder kunnen ingrijpen als
de kwaliteit in het geding is.
Dat moet anders. We willen de menselijke maat terug. De
praktijk laat zien dat een fusietoets onvoldoende is om de schaalvergroting te
stoppen. Wat dan wel? Van al deze voorzieningen weer overheidsdiensten maken,
rechtstreeks onder controle van een minister of wethouder? Nee, want dat
frustreert burgerinitiatieven en burgerinvloed en zou ook een einde maken aan de
goed draaiende scholen en corporaties. Of de publieke sector maar afschaffen en
alles zetten op de tucht van de markt? Ook geen goed idee. Dan regelt de
invloedrijke elite voor zichzelf de zorg en het onderwijs goed, maar heeft geen
belang meer bij collectieve investeringen in goede en toegankelijke publieke
zorg of onderwijs.
Er is een derde weg mogelijk, gericht op terugkeer naar
werkelijk particulier initiatief van burgers, waarbij ook de positie van
professionals wordt versterkt. Het stimuleren van initiatieven van onderop. Het
makkelijker maken voor huurders hun eigen corporaties op te richten.
Thuiszorgmedewerkers ondersteunen die hun eigen bedrijf beginnen. Of docenten en
ouders de mogelijkheid geven hun school af te splitsen van een groter bestuur.
Zo worden de gesloten en steeds groter wordende bolwerken opengebroken en
geprikkeld.
Waar komt die schaalvergroting in de publieke sector toch
vandaan? Ten eerste is ze een antwoord op bezuinigingen. Met schaalvergroting
snijd je in theorie in de overhead. Ten tweede is ze een strategie van
bestuurders om immuun te worden voor beleidsveranderingen. Als je een
zorgconglomeraat bent dat alle soorten van zorg verleent, ben je minder
kwetsbaar voor politieke koerswijzigingen. Ten derde komt ze voort uit de
noodzaak tot specialisering en de daaraan gekoppelde investeringsbehoefte in een
beperkt aantal terreinen in de zorg. Ten vierde is ze bedoeld om tegenkracht te
vormen tegen steeds grotere marktpartijen. Een kleine corporatie die
woonzorg-eenheden wil bouwen, wordt door grote zorgverzekeraars genegeerd.
Directeuren in de GGZ zijn alleen een partij voor zorgverzekeraars als ze groot
genoeg zijn. Tot slot zijn er ook nog allerlei non-argumenten om te fuseren. Het
gaat er dan om directeur van de grootste woningcorporatie of zorginstelling te
willen zijn.
Al die jaren dat het management bezig is met fusies en
reorganisaties is er te weinig aandacht voor de kwaliteit van het echte werk,
zoals pas weer bleek uit de analyse van de Raad voor Veiligheid van het incident
met cardiologie in het Radboudziekenhuis. Een van de bevindingen was dat de top
van de organisatie onvoldoende bezig was met de echte kwaliteit van geleverde
zorg. Dat moet 180 graden gekeerd. Andere symbolen van de te ver doorgeschoten
schaalvergroting zijn de leerfabrieken in het mbo, grote roc’s in kolossale
gebouwen bij stations waar leerlingen zich niet meer gekend voelen en niet meer
gekend worden, en megacorporaties die bewoners weinig zeggenschap geven over hun
eigen buurt.
Tegen dit fusiegeweld en de nadelen ervan ontbreekt nu
tegenwicht. Verkeerde fusies en verkeerde managementbeslissingen na de fusie
worden te weinig getoetst en afgestraft. Burger en politiek staan aan de
zijlijn. Het is ‘noch markt, noch staat’. Wetgever en instellingen hebben in
deze sectoren bewust gekozen voor een maatschappelijk verantwoord en vanuit
publieke waarden gereguleerd bestel. Maar de instrumenten om fusies te
beoordelen, zijn vormgegeven alsof het een volledig vrije markt is. De Nma
toetst alleen in hoeverre de fusie de markt hindert. Maar tegelijk ontbreekt het
normale correctiemechanisme van markten op verkeerde fusies. Het zijn helemaal
geen volledige markten, want dat wilden we immers niet. Bij een echte markt zien
we nieuwe toetreders die zorgen voor innovatie en bestaande spelers onder druk
zetten. In de publieke sector blijft dit beperkt tot uitzonderingen. De laatste
twintig jaar is er misschien één nieuwe woningcorporatie bij gekomen en in de
zorg vormen nagenoeg alleen de Thomashuizen een werkelijk nieuw initiatief.
In de vrije markt komt regelmatig schaalverkleining voor door
actieve afstoting van onderdelen onder druk van aandeelhouders. Het aantal
zorginstellingen, scholen of corporaties dat zich heeft opgesplitst, is echter
zeer gering. Nooit besluit een bestuur te defuseren, omdat de fusie niet de
verwachte voordelen heeft gebracht. Het resultaat is een nimmer stoppende
schaalvergroting in juist dat deel van de publieke sector waar dat slechte
effecten heeft op burger en dienstverlening.
Het is daarom goed dat het kabinet met een wetsvoorstel
Maatschappelijke Onderneming is gekomen. Daarmee erkent het dat er een probleem
is. Dat is pure winst na jarenlange brede steun vanuit de politiek voor
schaalvergroting. Jammer is dat het wetsontwerp geen adequaat antwoord biedt.
Het komt te veel tegemoet aan de wens uit de non-profitsector om zich losser te
weken uit het publieke bestel. Kern van het wetsontwerp is dat in ruil voor een
verplicht periodiek overleg van directies van scholen, zorginstellingen en
corporaties met hun stakeholders, deze instellingen meer ruimte voor privaat
ondernemen krijgen. In het slechtste geval is dit overleg het
institutionaliseren van het old boys netwerk: directeuren die bij elkaar in het
maatschappelijk middenveld op bezoek moeten. In het beste geval is het meer
inspraak van bewoners of patiënten. Dit zijn halfslachtige oplossingen. De
invloed van burgers als lid van kruis-, school- of woningbouwverenigingen is
gemarginaliseerd door er stichtingen van te maken. Meer inspraak maakt geen
einde aan het verlichte regentschap van de bestuurders van een stichting.
Dat moet beter. Wij kiezen voor een wettelijk recht van
professionals en burgers om zelf kleinschalige initiatieven te starten en
toegelaten te worden tot de publieke sector en willen dat vooral faciliteren als
‘maatschappelijke onderneming’. Bewoners die hun eigen vereniging oprichten en
financieel en organisatorisch ondersteund worden door een corporatie nieuwe
stijl. Ook moet er een recht komen van bewoners, docenten, schoolleiders,
verpleegkundigen om zich met een onderdeel af te splitsen uit een zorginstelling
of schoolbestuur. In sectorregelgeving moet worden opgenomen onder welke
voorwaarden dergelijke startende maatschappelijke ondernemingen worden
toegelaten en bekostigd. Hier pleiten we sterk voor een ‘ja, tenzij’-beleid. De
ervaring is namelijk dat bestaande instituten en de bureaucratie baat hebben bij
strikte, gedetailleerde regels die nieuwe toetreding binnen het publiek bestel
belemmeren.
Daarnaast moet er naast een fusietoets voorafgaande aan een
fusie ook een postfusietoets komen gericht op kleinschaligheid. We staan nu met
lege handen als ondanks de mooie beloften de gefuseerde corporatie zich
terugtrekt uit de buurt of zich anoniem gaat gedragen. Hetzelfde geldt als
docenten minder te vertellen krijgen over hun vak, omdat na de fusie de nieuwe
stafafdelingen centraal het onderwijs menen te moeten innoveren. Als de beloofde
voordelen van een fusie of de beloofde interne kleinschaligheid niet waargemaakt
worden, moet de fusie kunnen worden teruggedraaid.
Inmiddels zijn veelbelovende initiatieven genomen in deze
richting. Een aantal Nederlandse corporaties gaat experimenteren met de Duitse
Genossenschaften. En in de Thuiszorg is recent Buurtzorg gestart. Die werkt met
lokale teams van verpleegkundigen, dichtbij de huisarts. Die mogen hun werk,
anders dan hun collega’s bij grote thuiszorginstellingen, wel zelf inrichten.
Hun werk is niet dichtgeregeld met protocollen en verantwoordingsplicht. Ze
hebben daardoor meer tijd voor patiënten, schakelen vaker de kennis van
collega’s in en ontwikkelen zo meer hun professionaliteit. Bijkomend voordeel is
dat er veel minder overhead nodig is.
Ook in het onderwijs zijn er ideeën. De Onderwijsraad heeft
geadviseerd om schoolleiders en docenten, onder voorwaarden, de mogelijkheid te
geven uit een schoolbestuur te stappen. Bijvoorbeeld als in een regio alle
mbo-instellingen dezelfde onderwijsmethode hanteren en er geen ruimte is voor
studenten die op een andere manier willen leren. Minister Plasterk heeft op
verzoek van de Tweede Kamer toegezegd de mogelijkheid te onderzoeken en hiermee
in een regio een proef te doen. Voor het einde van het jaar komt hij met een
uitgewerkt voorstel.
We pleiten dus voor een heel ander wetsontwerp
‘maatschappelijke onderneming’. Een wetsvoorstel dat een vehikel is voor
allerlei initiatieven van professionals en burgers. Waardoor de professionals
hun beroepseer terug kunnen krijgen en de kwaliteit van de relatie tussen
professional en burger weer centraal komt te staan. ... En we doen eindelijk wat
steeds de bedoeling was van de filosofie van maatschappelijk ondernemen: terug
naar de menselijke maat van maatschappelijk en professioneel initiatief.
Uit:
De Volkskrant, 23-09-2008, column door Aleid Truijens
Op een kleine school wil iedereen werken
Door schaalvergroting in het onderwijs is een overzichtelijke, kleine school
nauwelijks meer te vinden. Ouders: richt zelf de ideale school op en het
lerarentekort behoort tot het verleden.
Stel. Je hebt een kind van 12 dat naar de middelbare school gaat. Jij weet
precies welk soort school het beste is voor jouw kind: een kleine,
overzichtelijke school met niet al te grote klassen, waar alle docenten en
leerlingen elkaar kennen. De leraren die er werken, zijn volledig bevoegd, weten
veel van hun vak, worden goed betaald en hebben hart voor kinderen. Ze bepalen
samen het programma, ondersteund door een directie die uit hun midden komt en
door hen is gekozen.
Het onderwijs op die ideale school is voornamelijk
klassikaal, maar stimuleert ook nieuwsgierigheid, ondernemendheid en zelfstandig
denken. Culturele vakken nemen een belangrijke plaats in. De school streeft naar
een hoog kennisniveau en stelt flinke eisen aan leerlingen, maar die krijgen in
ruil daarvoor excellent onderwijs; ze worden niet aan hun lot overgelaten achter
hun computers. Je kunt er best een keer blijven zitten, maar als je niet werkt,
moet je eraf. En o ja, die school wordt geleid door een klein bestuur. Daarin
zitten leraren en ouders en enkele deskundige buitenstaanders die grote
affiniteit hebben met de school. Ze werken onbezoldigd of tegen een kleine
vergoeding.
Eigenlijk helemaal niet zo’n rare school, zou je denken. Heel
wat minder extreem dan de nieuw opgerichte scholen waarover je wel eens in de
krant leest: een school waar dagelijks drie uur wordt gemediteerd en in de pauze
aan voetzoolmassage wordt gedaan, bijvoorbeeld. Of die scholen waar klassikale
docenten en roosters zijn afgeschaft en kinderen vier jaar lang hun eigen
leervraag beantwoorden – of niets vragen, niets beantwoorden en dus niets leren.
Dan zijn er ook nog scholen voor elke denkbare geloofsrichting: voor islamieten,
kopten, boeddhisten, antroposofen en artikel-zoveel-christenen – allemaal
gesubsidieerd door de overheid.
Maar die gewone, kleine school, waar iedereen welkom is van
welke kleur, klasse of geloof ook, maar die zich wél onderscheidt door een hoog
niveau van leren, die is nergens te bekennen. Hoe je ook zoekt in je stad of
regio, je vindt ’m niet. Je ziet alleen maar kolossale scholengemeenschappen die
met vele andere scholen en nevenvestigingen onder professionele besturen vallen.
Je hebt geen idee van de leerresultaten, de kwaliteit van de leraren of het
aantal onbevoegden, want daarover spreken de flitsende folders en websites van
de megascholen niet.
Goed, de zelfstandige gymnasia komen in de buurt van het
ideaal, maar het is de vraag of jouw 12-jarige een gymnasiumadvies krijgt.
Trouwens, het enige gymnasium in de stad heeft steevast te veel aanmeldingen,
zonder dat de gemeente verplicht is een nieuw gymnasium te openen. Bovendien
zouden er ook excellente vmbo’s moeten bestaan – om met koningin Beatrix te
spreken: ‘voor leerlingen met vooral ambachtelijke gaven’. Maar die ‘nieuwe
ambachtsscholen’ zijn bijzonder schaars. Zoek je voor je kind dat timmerman wil
worden een vmbo of mbo-school, dan is er slechts één smaak in de aanbieding: het
Nieuwe Leren. Grote kans dat je kind op zo’n school noch ambachtelijke
vakkennis, noch algemene vorming opdoet.
Hoe kan dat? Hadden we geen vrijheid van onderwijs?
Natuurlijk, artikel 23 van de Grondwet garandeert die vrijheid. Het opent met:
‘Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering’. Dit
plechtige zinnetje heeft de laatste decennia, waarin onderwijs door gestage
neergang een hoofdpijnportefeuille werd, een cynische bijklank gekregen.
...
Toch biedt ditzelfde artikel ouders en leraren kansen. Waarom
zou je zelf die ideale school niet oprichten? In theorie kan dat, maar de
praktijk is weerbarstig: het argument dat er ‘voldoende’ scholen van dat type –
bijvoorbeeld havo/vwo – in de buurt zijn (een argument dat voor een
boeddhistische school meestal niet geldt) is voor de overheid afdoende om zo’n
school te weren.
Dat is niet slim van de overheid. Als je onder geen beding
afwilt van de ‘autonome school’, bied dan ook echte vrijheid. Geef scholen de
kans om voor hetzelfde geld – dat wordt bespaard op bestuur en management –
hoogwaardig onderwijs te leveren, door steengoede, goedbetaalde docenten.
Ouders: werk mee aan de oprichting van zulke scholen. Dan is het lerarentekort
spoedig opgelost, want op zo’n school wil iedereen wel werken.
Red.: Een concreet voorbeeld:
Uit:
De Volkskrant, 25-01-2010, van verslaggever Robin Gerrits
Klagen gebeurt ook op een kleinschalige school
Kleinschaligheid doet de Helen Parkhurstschool veel goed. Maar een
wonderschool?
‘Klagende docenten wordt werkelijk eens een professional! Onderzoek je eigen
leerpraktijk en leer daarvan.’ Zo luidde de oproep van aardrijkskundedocent Rolf
Weeshoff op de site van de Onderwijsagenda. Zelf werkt hij op een school met
ruim 2.000 leerlingen, schreef hij, waar door kleinschaligheid geen rompslomp
bestaat, en waar docenten ruimte krijgen voor eigen pedagogisch beleid. ‘Ik ben
blij met de ondersteuning van de schoolmanagers.’
Die wonderschool, daar moesten we heen. Het blijkt te gaan om
de Helen Parkhurstschool in Almere, voortgezet onderwijs volgens
Dalton-principes. Rolf Weeshoff blijkt een 57-jarige, academisch gevormde
eerstegraads leraar te zijn, met geitenwollen sokken, bril en baard.
Volgens hem is kleinschaligheid het geheim van zijn school.
‘Die is verdeeld in 5 afdelingen met elk 400 leerlingen en een eigen team van
leraren, afdelingsleider en administratie.’ Hierdoor voelt iedereen zich erg
betrokken bij zijn afdeling en zijn de lijnen kort.
De afdelingen vallen weliswaar onder één schoolleiding en
rector, maar in hun aanpak mogen ze verschillen. ‘Elk team is zelf
verantwoordelijk voor het pedagogisch klimaat. Binnen de Daltonaanpak ben je ook
vrij je lessen zo te geven als je wilt.’
Tekenleraar Vincent van Wanrooy valt hem bij. ‘Die kleine
afdelingen helpen enorm voor de betrokkenheid. En het idee van Daltononderwijs,
dat je verantwoordelijkheid moet geven, maar ook zelf moet oppakken, draagt ook
bij aan het gevoel dat je zelf zaken in de hand kunt nemen.’
...
Red.: Hier wordt 2000 leerlingen een kleinschalige
scholgenoemd ...zo ver is het al.
Nog een voorbeeld met een hoog "dat wisten
we allang"-gehalte:
Uit:
De Volkskrant, 27-12-2008, van verslaggevers Jeroen Trommelen en Ellen de
Visser
Kleinschaligheid fundament onder goede ouderenzorg
De Volkskrant onderzoekt voor de tweede keer kwaliteit verpleeg- en
verzorgingstehuizen
Het beste verpleeghuis en het beste verzorgingshuis zijn kleinschalige
voorzieningen. Dat blijkt uit de Volkskrant-verpleeghuizenlijst die de
krant dit jaar voor de tweede keer heeft samengesteld. Het beste verpleeghuis
van 2008 is De Naber in Rotterdam. Het best scorende verzorgingshuis is Menno
Simons in Amsterdam. Beide huizen hebben minder dan veertig bewoners.
De kwaliteitsvergelijking laat grote verschillen zien tussen
huizen onderling. Slecht scorende verpleeghuizen hebben bijna twintig keer
zoveel doorligwonden, dertien keer zoveel medicijnincidenten en acht keer meer
bewoners die onbedoeld afvallen.
In de hoogst scorende huizen worden vrijwel geen
antidepressiva gebruikt, is er vrijwel geen probleemgedrag van bewoners en komen
doorligwonden niet voor.
De Naber in Rotterdam werd in 1995 opgezet als een van de
eerste kleinschalige verpleeghuizen voor demente ouderen. Het maakt gebruik van
voorzieningen van het naburige verpleeghuis De Hofstee. Verzorgingshuis Menno
Simons is een zelfstandige eenheid binnen een groter seniorencomplex in
Buitenveldert.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kan de gevonden
verschillen niet precies verklaren. Alle huizen krijgen evenveel geld van de
overheid en de kwaliteitcijfers zijn gecorrigeerd voor de zorgzwaarte van de
bewoners.
Maar hoofdinspecteur Jenneke van Veen is niet verbaasd: ‘De
menselijke maat die je aantreft in kleinschalige voorzieningen maakt dat er
aandacht is voor de mens, dat men zich kan inleven in de bewoners. Dat zorgt
voor kwaliteit’.
Kleinschalig wonen voor dementerende ouderen is bezig aan een
sterke opmars. Ouderen voeren in groepjes een zelfstandig huishouden en leiden
een zo normaal mogelijk leven. ...
... Onderzoek toont aan dat kleinschalig wonen goed is
voor bewoners én personeel. Bewoners hebben minder hulp nodig en vertonen minder
gedragsproblemen. Personeel is zelfstandiger en heeft daardoor meer werkplezier.
Red.: Kortom: kleinschaligheid is in alle opzichten
beter. En dat dit logisch is, komt door de essentie van dit gebeuren: het gaat
over mensen. Dus dan is kleinschaligheid altijd beter - het "dat wisten we
allang"-moment.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor alle zaken waarin
mensen betrokken zijn, naarmate het meer om het mens-zijn zelf gaat. Dus ook
zeker voor het onderwijs.
Eerets werd er schaalvergroot "uit het oogpunt van
bezuiniging", nu blijkt het weer wat anders te liggen:
Uit:
De Volkskrant, 19-03-2010, van verslaggevers Douwe Douwes en Gijs
Herderschee Kleinere zorginstellingen schelen 3 miljard
Onderdeel bezuinigingspakket 29 miljard euro | Basiszorg in verpleeg- en
verzorgingshuizen, bijbetalen voor extra's
De eerste contouren van de ambtelijke plannen voor grootschalige
bezuinigingen doemen op. Ingewijden bevestigen dat de negentien werkgroepen die
het vorige kabinet instelde serieus werk maken van voorstellen over
kleinschaliger instellingen in de zorg, aanpassingen van de hypotheekrenteaftrek
en een alternatief voor de kilometerheffing.
De werkgroep die de langdurige zorg bekijkt, denkt dat
kleinere instellingen wellicht 3 miljard euro minder hoeven te kosten dan de
huidige, grote instellingen. ...
Red.: Er lijkt ook wat meer protest te komen tegen de
grootschaligheid:
Uit:
De Volkskrant, 11-10-2010, van correspondent Merlijn Schoonenboom
Opstand van keurige Duitse burgersDe strijd om
een nieuwe station in Stuttgart krijgt landelijke proporties. Dat begint ook een
probleem te worden voor Angela Merkel, die het omstreden project steunt.
Tussentitel: Revolutie-symboliek in het bolwerk van de christen-democratie
Inderdaad, ze staat er; de meest onwaarschijnlijke Duitse volksheldin van dit
moment. Christine Oberpaur (64), een keurig parelkettinkjes-type met grijs
gegolfd haar. Helemaal vooraan tussen de mensenmassa bij het station van
Stuttgart, tijdens de tot nu toe grootste demonstratie in een reeks.
Als een ervaren demonstrant scandeert ze haar leuzen. Ze
draagt gymschoentjes en een rugzakje. Ze wordt gefeliciteerd door deelnemers die
haar afgelopen week op televisie hebben gezien. Want, zoals ze het zelf zegt:
‘Ik was altijd een brave burger. Ik kom uit een ondernemersfamilie, stemde CDU’.
Maar nu kan ‘Frau Oberpaur’ niet meer. De maat is vol.
Als je het niet zelf hebt zien, geloof je het haast niet. Al
maanden vindt in de stad Stuttgart de ‘opstand’ van de keurigste burgers van het
land plaats, en hun aantal wordt steeds groter. Zaterdag verzamelden zich naar
schatting tussen de 63- en 100 duizend demonstranten. Donderdag is zelfs een
heuse bemiddelaar, Heiner Geissler, een landelijk bekende oud-politicus,
aangesteld om ‘vrede’ te stichten tussen politiek en ‘opstandelingen’.
De aanleiding? Die is klein. Alweer 15 jaar geleden is
besloten een nieuw ondergronds station te bouwen, onder de naam Stuttgart 21.
Dit jaar is de bouw begonnen, het oude moet worden afgebroken. Het zou goed zijn
voor de economie en de internationale verbindingen, bezweert de regering van CDU
en liberale FDP van de deelstaat Baden-Württemberg. ...
En toch is de strijd rond Stuttgart 21 inmiddels uitgegroeid
tot een onvervalste nationale richtingenstrijd, die dwars door alle partijen
loopt. Een strijd die, afhankelijk tot welke groep men behoort, zich tussen
‘provincialen’ en ‘vooruitgang’ af zou spelen, tussen ‘democraten’ en ‘het
grootkapitaal’; en die een toenemend probleem blijkt te vormen voor Angela
Merkel, die het project steunt. ...
De echte emoties liggen dan ook dieper, vertelt bewoner
Patrick Theobald (34). Hij staat aan de zijlijn naar de optocht te kijken. Hij
begrijpt de tegenstanders, zegt hij, maar: ‘Bomen worden overal gekapt, en voor
de regio zie ik voordelen.’ Het gaat er volgens hem vooral om, dat de politiek
het project verkeerd heeft overgebracht. ‘De burgers hebben het gevoel dat ze
niet meer betrokken worden: dáár demonstreren ze tegen.’
Volgens de aanwezige Uwe Müller (57), in zijn blauwe blazer
een Stuttgarter zoals je je hem voorstelt, toont het massaprotest zelfs de
opkomst van een nieuw politiek bewustzijn. Hij was jaren vóór het station; maar
sinds een nieuwe kosten-baten-analyse, een half jaar geleden, niet meer. De
politiek kijkt niet naar de feiten, zegt hij. Burgers eisen daarom inspraak en
referenda, ‘en politici vrezen die als de duivel het wijwater’.
Gelukzalig spreken de aanwezigen dan ook van een ‘nieuwe
democratische burgerbeweging’, die zich hier zou manifesteren. Ze trekken
parallellen met de actuele protesten tegen kernenergie. De demonstranten dragen
niet voor niets allerlei heroïsche teksten die bekend zijn uit de vreedzame
revolutie van 1989 in de DDR, zoals: ‘Wir sind das Volk’. ...
De voorstanders hebben inmiddels begrepen dat ze hun zaak
beter moeten overbrengen. Ook zij laten nu van zich horen met al even grote
woorden. Vrijdag was er al een eerste demonstratie ‘Pro Stuttgart 21’. Ze
beschuldigen de tegenstanders ervan ‘tegen de vooruitgang’ te zijn, en zeggen
dat de Duitsers zich toenemend tegen grote projecten lijken te keren. ‘Duitsland
wordt een museum’, waarschuwt bijvoorbeeld de bekende ondernemer Martin
Herrenknecht. Merkel zegt te vrezen voor de Zukunftsfähigkeit van haar land.
...
Red.: Zelfs in de industrie zijn er voordelen:
Uit:
De Volkskrant, 01-11-2010, door Wouter Keuning
Botlek in miniformaatVoor de productie van waterstof zijn
doorgaans enorme installaties nodig. Een Arnhems bedrijf maakt chemische
fabrieken in miniformaat.
Marinus van Driel verontschuldigt zich voor de rommel in het test- en
onderzoekslab van zijn bedrijf. ...
Voor van Driel is het zijn dagelijkse werkomgeving, sinds hij
met een aantal collega’s het bedrijf in 2003 oprichtte. De ingenieur en
bedrijfskundige werkte tot dat moment bij een Amerikaanse producent van
brandstofcellen, maar wilde na een aantal jaar waarin hij als leidinggevende
voornamelijk bezig was geweest met reorganiseren, iets anders. De kennis die hij
en zijn collega’s hadden opgedaan over waterstof leidde tot de oprichting van
Hygear.
Het bedrijf zou zich richten op het omzetten van zowel
duurzame als fossiele brandstoffen in waterstof. Een logische keuze, mede omdat
de ‘waterstofeconomie’ destijds door velen werd gezien als de oplossing voor het
energievraagstuk. ...
Het geloof in de toekomstige waterstofeconomie mocht
wereldwijd groot zijn, in Arnhem wisten Van Driel en zijn mensen dat
toekomstdromen geen brood op de plank brengen. ‘We wilden ons niet, zoals veel
anderen dat deden, laten volstoppen met durfkapitaal, verkregen op basis van
allerlei schitterende toekomstscenario’s. We wilden een gezonde business
oprichten, waar ook toen al geld mee te verdienen was’, zegt Van Driel.
Die vonden ze, naast waterstof als energiedrager, in
bestaande toepassingen van waterstof. In veel industriële processen werd
waterstof immers al toegepast als een zogenoemd schutgas. ‘In de glas- en
staalindustrie gebruiken ze het om te voorkomen dat producten oxideren als ze in
aanraking komen met zuurstof’, legt Van Driel uit. ‘En boterproducenten
gebruiken het om vetten mee te harden.’
Waterstof kent echter een aantal nadelen. Omdat het een gas
is, is het niet makkelijk te vervoeren, behalve als het onder hoge druk gezet
wordt. ‘Dat kost een hoop energie. Transport is bovendien milieubelastend en
duur’, aldus Van Driel. Van fabrieken in Rusland wist hij bovendien dat er
tijdens strenge winters vaak aanvoerproblemen waren, wanneer afgelegen fabrieken
niet te bereiken waren.
Genoeg redenen, vond Van Driel, om zich te storten op de
decentrale opwekking van waterstof. De installaties die het bedrijf nu maakt om
aardgas op locatie te kraken en te zuiveren tot waterstof, noemt hij zelf
‘chemische fabrieken die in een koffer passen’.
Al te letterlijk moet dat niet genomen worden, want het
gemiddelde formaat van de apparaten is dat van een kleine zeecontainer. Maar
vergeleken met bestaande kraakinstallaties zijn het inderdaad minifabriekjes.
In het lab legt Van Driel uit hoeveel eigen kennis er in die
apparaten zit. ‘In een grote fabriek had je voor de warmtehuishouding vroeger
zogenaamde katalysatorpallets. Die moest je aanzetten en dan drie dagen wachten
tot alles op temperatuur was. Onze installaties moet je ’s ochtends bij
binnenkomst kunnen inschakelen om tien minuten later aan de slag te kunnen
gaan.’ ...
Twee jaar geleden volgde uit de bouw van de compacte
waterstofgeneratoren een tweede activiteit, vertelt Van Driel. ‘We beseften ons
dat we inmiddels niet alleen veel wisten van waterstof, maar ook van het
ontwikkelen en produceren van kleine fabriekjes. We hadden het idee dat ook
andere industrieën daar interesse in konden hebben.’
Dat idee bleek juist, en inmiddels maakt Hygear installaties
in vergelijkbare maten voor uiteenlopende bedrijven. ‘Het gaat altijd over
gassen en over kleine installaties, denk aan installaties voor bio-ethanol of
andere biobrandstoffen’, aldus de bestuursvoorzitter.
De kleine installaties worden ook gemaakt als proeffabriek
voor bedrijven die een nieuw te bouwen installatie eerst in een kleine
testversie willen opstellen. Deze activiteiten vormen de snelst groeiende tak
van het bedrijf.
De uitbouw van de activiteiten legde het bedrijf geen
windeieren. Begin 2009 stapte het Spaanse Albengoa, de grootste producent van
bio-ethanol ter wereld, in als aandeelhouder van Hygear. Inmiddels heeft het
bedrijf een kleine vijftig medewerkers en de omzet zal dit jaar uitkomen rond de
8 miljoen euro. Over de winst wil Van Driel niets meer kwijt dan dat die ‘zeer
goed is’. ...
Verdere groei zal mede afhangen van de beschikbaarheid van
voldoende eigen vermogen. Steun van de overheid zou hij daarbij overigens wel op
prijs stellen. ‘Van al het geld dat zij uitgeeft, gaat mijns inziens te veel
naar implementatie, zoals de bouw van windmolens, en te weinig naar innovatie.
Als je je nou afvraagt waarmee Nederland in 2040 zijn geld moet verdienen, is
dat volgens mij niet met het halen van de CO2-reductiedoelstellingen
door het neerzetten van honderd windmolens, maar juist met innovatie.’
Zou die innovatie alsnog kunnen leiden tot een hernieuwde
waterstofhype en de in 2003 al voorspelde komst van een waterstofeconomie? ‘Het
kan’, denkt Van Driel. Mondjesmaat ziet hij de interesse voor waterstof als
duurzame brandstof voor auto’s wel weer terugkeren. ‘Daimler heeft zijn
waterstofproject weer nieuw leven ingeblazen en het oude ministerie van Verkeer
en Waterstaat heeft onlangs nog 5 miljoen euro vrijgemaakt voor
waterstofprojecten in Nederland. Wij zouden het heel leuk vinden als die
interesse in waterstof als brandstof weer toeneemt, maar voor de gezondheid van
het bedrijf is het niet noodzakelijk.’
Red.: Ook in de energie zijn er lichtpunten:
Uit:
De Volkskrant, 01-11-2010, door Michael Persson
Interview | Jeroen
de Haas, directeur Eneco & Johan van de Gronden, directeur WNF
‘Burgers voelen intuïtief: die windmolen is óns ding’
De duurzame revolutie komt niet van de overheid, maar van onderaf, uit de
wijken van burgers. Energiebedrijf Eneco en het Wereld Natuur Fonds gaan de
mensen helpen. ‘De overheid weet zich geen raad met de toekomst.’
... De Haas: ‘Wij hebben moeite dat vertrouwen te krijgen. Het
is de paradox van de vrije markt: toen wij nog GEB waren, Gemeentelijk Energie
Bedrijf, presteerden we op veel fronten veel minder, maar toch was iedereen daar
veel tevredener over. Het is een klote-GEB, maar wel ons klote-GEB, dat idee.
Daarna kwam de liberalisering, we hebben schaalvergroting op schaalvergroting
gehad, want dan zouden we effectiever gaan werken. Het is allemaal flauwekul
geweest.
De liberalisering is begonnen vanuit het idee dat de grote
vernieuwingen in de infrastructuur voorbij waren – die werd stabiel geacht voor
de komende veertig, vijftig jaar. Konden we ons concentreren op efficiency. Als
je terugkijkt, sloeg dat natuurlijk helemaal nergens op: we staan voor enorme
veranderingen in de energie-infrastructuur, en dan gelden andere criteria dan
alleen efficiency.’
Nuon en Essent zijn gefuseerd met buitenlandse partners, vanwege de
schaalvoordelen. Heeft Eneco dat echt niet nodig?
De Haas: ‘Natuurlijk hebben we ons dat een paar jaar geleden ook afgevraagd. Is
onze schaal levensvatbaar? Alle adviseurs voorspelden van niet, maar de
afgelopen jaren is op geen enkele manier gebleken dat we te klein zouden zijn.
Toch moet ik me nog steeds verdedigen waarom ik niet groter wil groeien.’
Van de Gronden: ‘Er zit schoonheid in de menselijke maat van
een bedrijf als Eneco. Ik kan Jeroen gewoon bellen. Bij RWE hoefde ik niet aan
te kloppen.’ ...
Red.: De huidige maatschappelijke trend is naar
verstedelijking. Een pleidooi ertegen:
Uit:
De Volkskrant, 27-12-2010, door Leo Q. Onderwater
Rem
groei Randstad af en stimuleer regio's
Leo Q. Onderwater | Leo Q. Onderwater is architect. Een gelijkmatiger spreiding
van functies en voorzieningen over het gehele land leidt tot een rechtvaardiger
verdeling van de welvaart en tot een grotere leefbaarheid van de regio's.
In Nederland doet zich een tegenstrijdige situatie voor: hoewel de bevolking de
komende decennia nog fors blijft groeien, hebben sommige regio's te maken met
aanmerkelijke krimp.
Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft er onlangs voor
gepleit dat krimpgemeenten de krimp niet moeten bestrijden, maar accepteren. Het
ligt echter meer voor de hand de groei van steden en dorpen in de Randstad een
halt toe te roepen en het noorden, oosten en zuiden van Nederland te stimuleren.
Want daarmee kan naast het tegengaan van de congestie, de krapte op de
woningmarkt en het gebrek aan ruimte in het westen ook de werkgelegenheid elders
in Nederland worden versterkt. ...
Krimp in de regio's is niet slechts een kwestie van
vergrijzing, sterfte en onvoldoende geboortes, maar vooral van het wegtrekken
van gezinnen en jongeren door een toenemend gebrek aan voorzieningen. De
bevolkingskrimp krijgt hierdoor een zichzelf versterkend effect.
Om de verpaupering van het platteland tegen te gaan, wil de
overheid vooral investeren in natuur en landschap. Maar het is veel belangrijker
om steden als Heerlen en Kerkrade een fikse stedenbouwkundige oppepper te geven.
De Euregio van gemeenten in de grensstreek van Zuid-Limburg met 5 miljoen
consumenten zal aanmerkelijk worden versterkt als Kerkrade en Heerlen
economisch, sociaal en cultureel meer tot bloei kunnen komen.
Almere kan slechts groeistad blijven als het
voorzieningenniveau en de infrastructuur navenant meegroeien. Almere staat
wellicht het lot van Lelystad te wachten. Lange tijd was Lelystad de meest
ongewenste plaats van Nederland met een hoge criminaliteit en veel leegstand.
Als voorzieningenniveau, werkgelegenheid en goede verbindingen achterblijven,
kan ook in Almere de groei stagneren en zelfs omslaan in krimp.
Een negatieve bijkomstigheid van een vergaande groei en
verdichting in de Randstad is dat het warmteverschil tussen de steden en hun
omgeving steeds groter wordt. Volgens onderzoek van de universiteit van
Wageningen bedraagt het gemiddelde temperatuurverschil nu 4 graden Celsius.
Rotterdam is door zijn hoogbouw zelfs 7 graden warmer dan zijn omgeving. De hoge
temperatuur wordt veroorzaakt door lagere windsnelheden, meer menselijke
activiteit, accumulatie en opslag van warmte door gebouwen en een gebrek aan
openbaar groen.
Voor de volksgezondheid is de opwarming van steden een
probleem, omdat stressfactoren toenemen, de productiviteit aanmerkelijk daalt en
de luchtwegen van astmapatiënten worden geïrriteerd. De maximaal toegestane
fijnstofconcentraties worden op veel plaatsen in de Randstad al ruimschoots
overschreden; toch blijkt het aantal rijstroken van snelwegen ten gevolge van de
congestie steeds weer toe te nemen.
Het spreiden en integreren van functies en voorzieningen over
het gehele land leidt niet slechts tot een rechtvaardiger verdeling van
economische welvaart en recessie, maar verhoogt ook de belevingswaarde, de
sociale controle en cohesie, alsmede de leefbaarheid van de regio's.
Niet minder belangrijk is dat zo ook het voortgezet en hoger
onderwijs - door voldoende aanbod van studenten - in de regio's op voldoende
niveau blijven. Want goed opgeleide werknemers zijn naast investeringen in
infrastructuur en voorzieningen bepalend voor een duurzame economische, sociale
en culturele ontwikkeling - ook in de regio's.
Red.: Een voorstander?
Uit: De Volkskrant, 29-01-2011, door Douwe Douwes en Jan Hoedeman
Interview | Henk Bleker, staatssecretaris Economische zaken, landbouw en
innovatie
'Is groter en groter nog wel maatschappelijk aanvaardbaar?'
Als bewindsman gaat hij over elf miljoen varkens en 45 miljoen legkippen. En hij
wil daarover een debat. 'Het houdt een keer op.'
... 'Ik heb al vrij snel aangekondigd dat er een
maatschappelijk debat moet plaatsvinden over de schaalgrootte in de veehouderij,
de megastallen. Kijk, je kunt rationeel zeggen: tienduizend varkens kunnen qua
dierenwelzijn op en top worden gehouden. En als er verdiend wordt, kun je het
qua milieu, met luchtwassers, optima forma voor elkaar krijgen. Dat soort grote
bedrijven heeft ook het kapitaal om het gebouw op een mooie manier in te passen
in het landschap. Dit jaar komt een onderzoek uit of er ook gezondheidseffecten
voor de omgeving zijn. Stel nou dat daar ook uitkomt: dat is allemaal top en top
in orde. Dan nog kun je de vraag stellen: is nog weer groter maatschappelijk
aanvaardbaar? Past het bij de Nederlandse structuur van de landbouw?
'Daarvan zeg ik: wij moeten groei kunnen bieden voor het
gezins- en familiebedrijf. Als het bedrijven worden waar zeer kapitaalkrachtige
concerns achter zitten, die daar zetbazen op zetten, dan verliezen we iets heel
essentieels. Dat moet niet. Dat leeft ook in de samenleving: het houdt een keer
op. Dat heb ik ook.' ...
'Kijk naar de jeugdzorg. Die was kleinschalig, die is
grootschalig geworden. Sterk overheidsgelieerd, weg bij de mensen. De vraag is:
gaan mensen als vrijwilliger weer sturing geven aan hoe de jeugdzorg praktisch
in de gemeente functioneert? Dat ze zich weer gaan bemoeien met wie er benoemd
worden, hoe het met het personeel en de zorg gaat? Dat bij een kleine school de
mensen de schooluitjes en de jaarlijkse barbecue weer zelf organiseren? Dat
zullen we dus moeten gaan doen op al die terreinen, ook bij de kinderopvang
bijvoorbeeld.' ...
Red.: Het vraagteken stamt van dit:
Want om heel precies te zijn zit het CDA vol met dit soort verraders van haar
eigen zaak. Vanuit haar christelijke achtergrond zou het CDA voor
kleinschaligheid, de menselijke maat, moeten zijn, maar ze lopen alsof
vastgeplakt achter de neoliberalen van de VVD aan.
Ook op een terrein waar je dat niet zou verwachten blijkt
kleinschaligheid een voordeel:
Uit:
De Volkskrant, 19-02-2011, van verslaggever Noël van Bemmel
Politie: kleine klachten heel serieus nemen
Een delegatie van politie, Openbaar Ministerie en Nederlandse gemeenten
hebben afgelopen dagen het Britse graafschap Lancashire bezocht, waar de politie
opvallend veel succes boekt met een nieuwe werkwijze. Door kleine klachten van
burgers heel serieus te nemen, neemt op termijn de algehele criminaliteit af en
groeit het vertrouwen in de overheid. In Nederland gaan vijf steden
experimenteren met deze zogeheten Signal Crime-aanpak. ...
Net als in Engeland daalt in Nederland de criminaliteit.
Desondanks voelen burgers zich onveiliger en verliezen het vertrouwen in de
politie. Een zorgwekkend verschijnsel, stellen onderzoekers, want als burgers
denken dat hun buurt onveiliger wordt, dan gebeurt dat ook.
Daarom houden sinds vijf jaar sommige Engelse korpsen
rekening met de subjectieve veiligheidsbeleving van burgers. Verrassend
resultaat: de criminaliteit in Manchester nam met 5 procent af, in Cardiff met
13 procent.
Geïnspireerd door deze cijfers begeleidde Van Os al enkele
pilotprojecten in Nederland, onder de naam 'buurtsignaal'. Die waren bedoeld om
te kijken welk overheidsinstanties betrokken zouden moeten zijn. ...
... De gemeente wil weten welke overlast bewoners ervaren,
welke plekken ze mijden en of de gemeente of politie wel reageert als daarbij
wordt aangeklopt. Dat levert doorgaans veel kleine klachten op over verloedering
en overlast, die voorheen geen zaak waren voor de politie. Uit de Engelse aanpak
blijkt echter dat burgers hun beeld van hun veiligheid en van de overheid
ontlenen aan dit soort kleine dingen.
Red.: Het gevoel van slechte veiligheid is dus niet
slechts een idee, als door dit soort aanpak de criminaliteit daadwerkelijk wordt
teruggedrongen. Het is zelfs heel goed mogelijk dat ook allerlei grootschaliger
vormen van criminaliteit hierdoor worden teruggedrongen.
Naar Rijnlandmodel, algemeen
, Rijnlandmodel, lijst
,
Rijnlandmodel overzicht
, of site home
.
|