Gelijkheid en ongelijkheid
Zijn mensen fundamenteel gelijk of ongelijk? Over deze vraag is al veel
gediscussieerd, met posities die grotendeels samenvallen men wat men politiek
links en rechts noemt: links verklaart alle mensen gelijk, en rechts alle mensen
ongelijk. De inspiratiebron achter de rechtse ongelijkheid is dat en een
inherente voorwaarde is voor de kern van het rechtse politieke denken: het
primaat van het recht van de sterkste
. De inspiratiebron achter de linkse gelijkheid is de bestrijding van de door de
rechte ongelijkheid ontstane wantoestanden.
Er is een belangrijk fundamenteel verschil tussen de rechte ongelijkheid en
de linkse gelijkheid: de rechtse ongelijkheid historisch gegroeid als een
pragmatisch verschijnsel - het ging en gaat in eerste instantie om eigenbelang.
De linkse gelijkheid is voornamelijk een ideologie - de ernst van misstanden van
de rechtse ongelijkheid heeft geleid tot het verheffen van de gelijkheid tot een
principe, zoals in de Franse revolutionaire kreet van "Vrijheid, Gelijkheid en
Broederschap" - let op de hoofdletters. Na het ontstaan van deze linkse
gelijkheidsideologie zijn er ook rechtse tegenhangers ontwikkeld, zie de
voorbeelden hier
.
De morele positie van de rechtse ongelijkheid heeft weinig uitleg nodig - je
hoeft maar de term "Dickensiaanse toestanden" te laten vallen, en het is
duidelijk wat die positie is
. Die van de linkse gelijkheid is wat moeilijker, want het lijkt zo voor de hand
liggend en mooi: waarom zou de ene mens meer waard zijn of anders behandeld
worden dan de ander? De reden voor dat oordeel is negatief: we leven nog te zeer
leven in en zijn te gewend aan een maatschappij die op de rechtse manier is
ingericht. Dat wil zeggen: een maatschappij waarin de organisatorische
verhoudingen grotendeels bepaald door de factor "macht", met als kenmerk
willekeur, in plaats van gezag, met als kenmerk competentie
. Het uitoefenen door de ene mens van willekeurige macht op de andere is een
moreel en praktisch verwerpelijke zaak, en een principiële stellingname
daartegen is een verdedigbare zaak. Het probleem met de linkse gelijkheid is dat
men het verheft tot een ideologie, en op alle aspecten van de maatschappij van
toepassing verklaard. Dat gaat dus fout
- zoals het met de meeste of alle ideologie fout gaat. Dat het fout is dat een
directeur een werknemer ontslaat alleen omdat zijn gezicht hem niet aanstaat of
omdat hij kritiek heeft op arbeidsomstandigheden, wil niet zeggen dat het fout
is dat een agent iemand die tegen de gevel piest een bon geeft en als deze
agressief wordt hem in de cel stopt.
Net als voor Vrijheid gaat het er dus om iets dat in zij algemeenheid
een goed ding lijkt, eerst te vertalen naar de specifieke situatie waar men het
over wil hebben, dan alle relevante omstandigheden erbij betrekken, en dan pas
een oordeel geeft over de waarde van het toepassen van gelijkheid (of vrijheid)
in dit specifieke geval.
Dus wat we als eerste nodig hebben is een indeling en rangschikking van
specifieke situaties waar we mee te maken kunnen krijgen
. Dat lijkt een onmogelijke zaak, maar dat is het niet, want het is al min of
meer gedaan. Het natuurlijke uitgangspunt bij zo'n benadering is namelijk dat
naarmate zaken voor mensen van meer fundamenteel belang zijn, je ze in dat
opzicht gelijker moet behandelen - voorbeeldje: het is een redelijk fundamenteel
belang om te blijven leven - dus moet je alle mensen gelijk behandelen in dat je
ze niet zomaar dood mag maken (N.B. Mocht je dat wel vinden, heeft iedereen dus
het recht om jou dood te maken).
De
indeling van zaken naar de mate van belang voor mensen is bekend als de piramide
van Maslow
(Wikipedia), de piramide van menselijke behoeftes, zie hiernaast (klik
erop voor een vergroting). Het is tevens een rangschikking naar
gemeenschappelijkheid - hoe gemeenschappelijker een behoefte, hoe fundamenteler:
iedereen kan zonder een piano, maar niemand kan zonder voedsel. En hoe
gemeenschappelijker, hoe belangrijker.
Je kan natuurlijk over diverse aspecten van de gegeven verdeling praten, maar
op een hoger niveau gaat het er er hier om dat je over de zaken nu concreet kan
praten, en aan je ideeën sleutelen.
Met deze rangschikking als uitgangspunt in de hand kan je ook snel zien
dat de aanpak overeenkomt met praktische maatschappelijke zaken. Zo zijn de
sociale voorzieningen in de beschaafde maatschappijen in Europa erop gericht om
wat betreft de zaken genoemd op de onderste rij van de piramide een sterke vorm
van gelijkheid te verschaffen. Terwijl wat betreft de bovenste drie lagen
iedereen het (grotendeels) maar zelf uit moet zoeken. Met een tussenliggende
aanpak voor de tussenliggende situaties.
De conclusie is dus dat de nu bekende vormen van gelijkheid niet deugen,
omdat ze geformuleerd zijn als zwart-wit gevallen, waarbij het rechtse denken
uitgaat van absolute ongelijkheid, en het linkse denken van absolute gelijkheid.
De vorm van gelijkheid die hier geïntroduceerd wordt hanteert hetzelfde idee
van gelijkheid, maar past het toe in verschillende mate, afhankelijk van de
maatschappelijke context. Dat maakt dat er moeilijk algemene regels zijn op te
stellen, en iedere situatie op zich bekeken moet worden. Dat wordt
vergemakkelijkt in dat vele situaties niet volkomen gelijk zijn maar wel
gelijksoortig, zodat er per soort algemenere regels geformuleerd kunnen worden,
die per specifiek geval te amenderen zijn. Met als voorbeeld de indeling van
Maslow
Voor zowel soortregels als detailregels kan bovendien gebruik worden gemaakt
van de regel van de inschatting: neem de situaties van volkomen gelijkheid en
volkomen ongelijkheid als eindpunt op een fictieve schaal, en schat in op welk
punt van deze schaal de specifieke situatie ligt: meer naam links of meer naar
rechts.
Voor al deze processen geldt: de uitwerking in de praktijk dient gebruikt te
worden om de regels bij te stellen.
Met invoering van al deze stappen, kan dus ook het sociologische begrip van
"gelijkheid' op een wetenschappelijke wijze benaderd worden
.
Naar Competitie en samenwerking
, of site home
.
|