Competitie en samenwerking

Op het wat abstractere niveau van groepsdynamiek is het debat over de prioriteit van competitie of samenwerking waarschijnlijk het belangrijkste debat in de samenleving. Beiden zijden hebben schijnbaar goede argumenten: competitie zorgt ervoor dat de mensen zich verbeteren, en dat de beste boven komt, en samenwerking zorgt ervoor dat grotere karweien gedaan kunnen worden.

Om de relatieve waarde van deze twee argumenten te bepalen voeren we een gedachte-experiment uit waarbij een van de twee volledig wordt uitgeschakeld. We passen deze methode toe op een modelsamenleving: het symfonieorkest.

Een symfonieorkest bestaat uit meerder groepen, strijkers, blazers, slagwerkers, en die groepen zijn zelf ook weer onderverdeeld: strijkers in 1e en 2e violen, cello's, en contrabassen, blazers in hout- en koperblazers, enz. en binnen die subgroepen zijn ook weer groepjes en specialismen. Kortom: het symfonieorkest is qua structuur rijk genoeg om als model van de samenleving te kunnen dienen.

Eerst schakelen we de competitie uit: geen van de individuen binnen de groepen probeert beter te zijn dan de anderen, en de groepen proberen ook niet elkaar de loef af te steken: 2e violen blijven braaf op het niveau van 2e violen spelen, en niemand komt in aanmerking voor promotie naar de 1e violen. Het is gemakkelijk voorstelbaar dat dit een aanzienlijke vermindering van het algehele niveau zal leiden, zeker als het de afwezigheid van competitie zich ook uitstrekt tot de vooropleiding. Talent wordt de enige factor die het niveau bepaalt.

Nu schakelen we de samenwerking uit. Binnen de groepen let niemand meer op elkaar, en de groepen als geheel gaan volledig zelfstandig functioneren. Het hoeft nog minder betoog dat dit het einde van het symfonieorkest is. Er is een muzieksoort die deze filosofie in de praktijk probeert te brengen, de jazz. Maar zelfs binnen de jazz van is een slechts kleine groep die de volledige afwezigheid nastreeft, en die groepen zijn meestal niet groter dan een man of vier, vijf. En zelfs dezen proberen naar elkaars spel te luisteren. Volledig gebrek aan samenwerking maakt samen musiceren effectief onmogelijk.

De analogie leert dus het volgende: alleen samenwerking brengt het niveau van de samenleving omlaag, alleen competitie maakt de samenleving onmogelijk. Eerste les is dus dat voor een goede samenleving, beide aspecten gewenst zijn. Tweede les is dat, waar volledige afwezigheid van samenwerking ook de afwezigheid van de samenleving brengt, het uitgangspunt dus samenwerking moet zijn. En de derde les is dat er geen gelijke hoeveelheden samenwerking en competitie moeten zijn. Immers: fifty-fifty zou de verdeling moeten zijn als beide aspecten gelijkwaardig waren, en dat is dus niet zo, men kan niet zonder samenwerking, maar wel zonder competitie. De muziek analogie, met name het falen van de kleine sub-subgroep van de subgroep jazz in het handhaven van volledige competitie, toont dat er een zware nadruk op samenwerking boven competitie ligt. Men zou bijvoorbeeld simpelweg alle beoefenaars van de volledig vrije jazz kunnen optellen, en vergelijken met alle beoefenaren van de samenwerkende muziekgroepen. Die verhouding ligt onder de 1 procent.

Kortom, samenwerking gaat ruimschoots boven competitie, zoals ook blijkt uit steeds meer onderzoeken en de maatschappelijke praktijk - voor aanwijzingen via het omgekeerde, zie hier . Degenen die zich verklaren voor meer competitie, hebben daarmee meestal, of waarschijnlijk altijd, een simpel doel: zichzelf bevoordelen ten opzichte van anderen. Deze houding is op een aantal manieren te omschrijven; biologen hebben voor de tweedeling van samenwerking en competitie-ten-koste-van-anderen de termen "symbiotisch" en "parasitair" samenleven voor de parasitaire variant wordt op deze website de indeling in wolven en schapen gebruikt   - of in termen van anderen (uit Bertrand Russell: The Conquest of Happiness uitleg of detail ):
  The trouble does not lie simply with the individual, nor can a single individual prevent it in his own isolated case. The trouble arises from the generally received philosophy of life, according to which life is a contest, a competition, in which respect is to be accorded to the victor. This view leads to an undue cultivation of the will at the expense of the senses and the intellect (p.42).   ..
    Competition considered as the main thing in life is too grim, too tenacious, too much a matter of taut muscles and intent will, to make a possible basis of life for more than one or two generations at most. After that length of time it must produce nervous fatigue, various phenomena of escape, a pursuit of pleasures as tense and as difficult as work (since relaxing has become impossible), and in the end a disappearance of the stock through sterility. It is not only work that is poisoned by the philosophy of competition; leisure is poisoned just as much. The kind of leisure which is quiet and restoring to the nerves comes to be felt boring. There is bound to be a continual acceleration of which the natural termination would be drugs and collapse. The cure for this lies in admitting the part of sane and quiet enjoyment in a balanced ideal of life. (p.43)

Hoe het in de praktijk zit met de geneigdheid tot samenwerking of competitie kan inmiddels door onderzoek bepaald worden .

De meeste mensen zijn bewust of onbewust bekend met deze feiten. Desondanks blijkt bij onderzoek via vragen, toch veel meer mensen te geloven in de waarde van competitie dan wetenschappelijk vastgesteld is. De reden daarvan is dat degenen die belang hebben bij het ontkennen van de waarde van samenwerking ten gunste van die van competitie, sterk oververtegenwoordigd zijn in de top van de maatschappij . In eerste instantie in economische en politieke kringen, maar door secundaire belangen ook in journalistieke en intellectuele kringen, die van de overdaad van de top profiteren. Die laatsten zorgen voor de verkeerde beeldvorming, die afwijkt van de werkelijke onderlinge waardes van samenwerking en competentie.

Voor verdere analyse van de rol van samenwerking in de maatschappij is het model van het symfonieorkest ook zeer behulpzaam, evenals bij de studie naar de verwante begrippen van de gelijkheid tussen mensen , en hun machtsrelaties .

De directe lijn in het onderzoek wordt voortgezet door een analyse van wat samenwerking voor de praktijk van de westerse maatschappij heeft betekend .



Naar Groep en samenleving , of site home ·.

11 dec.2004