De Rijnlandse macro-economie: recycling
|
3 mei 2008 |
Het idee dat het op den duur noodzakelijk is om alle productie om te schakelen
naar een hergebruik van grondstoffen is in feite al bekend - dat blijkt uit de
reacties in die gevallen dat het al ingevoerd wordt, zoals bij glas, papier,
enzovoort: het terugbreng percentage bij het gewonen publiek ligt rond of boven
de 80 procent. Er zijn twee barrières om dit verder uit te reiden: als het
lastig wordt, of de consumptie belemmert, wil men het niet weten, en de
producerende bedrijven willen er niet aan, omdat hergebruik vrijwel altijd
duurder is dan nieuw maken, om de simpele reden dat het oude product in zijn
componenten moet worden gescheiden, voordat die componenten hergebruikt kunnen
worden. En in een vrij concurrentie tussen een nieuw product en een gerecycled
product zal het laatste dus altijd duurder zijn, en de markt uitgeprezen worden.
Het is mogelijk een natuurlijke overgang tussen een nieuwmaak economie en een
recycle economie te bedenken. Namelijk op het punt dat de grondstoffen dusdanig
duur zijn geworden, dat de kosten van nieuwmaak groter worden dan die van
recycling. Daar zou je dus op kunnen wachten. Maar dat is geen gunstige optie.
want op het moment dat een groot deel van de natuurlijke hulpbronnen in de
vorm van afvalproducten op de wereld rondzwerven, mag je aannemen dat de wereld
door diezelfde reusachtige hoeveelheid afvalproducten niet echt bewoonbaar is
geworden. Al was het maar door dat ultieme afvalproduct van alle productie:
kooldioxide, dat dan in onze atmosfeer terecht is gekomen in hoeveelheden die
sterk lijken op die uit het geologische tijdperk van het carboon, en we
waarschijnlijk ook hetzelfde klimaat hebben als in het carboon: een extreem
broeikasklimaat
.
Het is dus nodig om nu al op een vorm van een recycling economie over te gaan.
Het belangrijkste aspect daarvan is een recycling-vorm van energievoorziening.
Dat is een paart onderwerp, waarvan een aanzet is gegeven wat de betreft het
grootschalige aspect hier
,
en het kleinschalige hier
.
Hier gaat het om de overige productieproces. Het meest radicale voorstel van dit
moment is de cradle to cradle aanpak van Braungart en McDonough, waarin
het product bij ontwerp en fabricage al gemaakt op op een manier die gericht is
op hergebruik
: het product wordt als het ware gemaakt in onderdelen die zodanig in elkaar
zitten dat het weer makkelijk uit elkaar geschroefd kan worden. Dat is een
prachtig idee, dat echter, zij het in mindere mate, leidt aan hetzelfde euvel
als het gebruik van recyclede grondstoffen: het is duurder. Want iedereen die de
techniek van bijvoorbeeld consumentenproducten over de laatste decennia een
beetje gevolgd heeft, weet dat het juist de vroegere aanpak was om losse
onderdeeltjes te maken, die met schroeven/jes en bouten/jes aan elkaar werden
gezet, en dat de moderne aanpak is om alles aan elkaar te plakken. En de reden
daarvan is kristalhelder: het is goedkoper! Er hoeven veel minder mensenhanden
aan te pas te komen. Welke diezelfde mensenhanden zijn, die nodig zijn om het
kapotte of versleten cradle to cradle product weer uit elkaar te halen.
het probleem van de cradle to cradle aanpak is dus precies hetzelfde als
van de ruwe vorm van recycling: hoe krijgen we het ingevoerd in een
kapitalistische maatschappij?
Uit het voorgaande is duidelijk dat dit niet kan in concurrentie met een
nieuwmaak-product. Op het moment dat een recycled of cradle to cradle of
C2C-product beschikbaar is, moet dus de concurrerende nieuwmaakproducten uit de
handel genomen worden, verboden. Dat kan alleen in een geleide economie - het is
de definitie van een geleide economie, want de markt wordt buiten werking
gesteld.
Omdat er voor het ontwerpen en maken van recycled of C2C-producten natuurlijk
ook grote sommen geld nodig zijn, moet er ook een manier gevonden worden om aan
dit geld te komen. Het Rijnlandse voorstel is om dit te doen via het Rijnlandse
investeringsfonds: alle erfenissen en andere vormen van kapitaalsoverdracht
tussen personen boven een minimumniveau van, zeg, een half miljoen euro worden
belast met 100 procent
.
Met het kapitaal uit dit fonds wordt de recyled- en C2C-productie opgebouwd. Dat
kan per product en per bedrijfstak worden aangepakt, ten einde een geleidelijk
overgang mogelijk te maken. En het is ongetwijfeld wenselijk om dit proces over
tientallen jaren uit te smeren, om de onvermijdelijke economische schokken zo
klein mogelijk te houden.
Het is niet erg waarschijnlijk dat dit proces er snel komt, omdat de geneigdheid
van de mensheid tot verandering van fundamentele zaken anders dan bij pure
noodzaak zeer gering is gebleken - bijvoorbeeld: nu de olie op begint te
raken dacht je misschien dat men wijzer zou zijn, maar met slechts weinig
aarzeling is men nu weer aan de kolen begonnen
.
Wat hier geschreven is over industriële producten, geldt natuurlijk in precies
dezelfde mate voor alle productie, dus ook voor agrarische en andere
voedselproducten. In landouw is dat al eeuwenoude kennis: je kan niet
voortdurend op dezelfde akker dezelfde producten verbouwen. Wat betreft zaken
als vis begint men hard de neus te stoten
- daarvoor geldt natuurlijk dezelfde oplossing: bij dezelfde grootte van de
mensheid, is alleen een een in zichzelf gesloten proces, dat wil zeggen: door
mensen gereguleerde kweek, op termijn haalbaar.
Het is niet waarschijnlijk dat de fundamentele oplossingen aan de beurt zullen
komen voordat er een of andere ramp gebeurt. In de tussentijd zullen we ons dus
moeten behelpen met de hoop dat kleine deeloplossingen ons geleidelijk verder
brengen - zoals het maken van nieuwe producten die milieu- en
grondstof-vriendelijker zijn dan de huidige, en toch kunnen concurreren - zie de
voorbeelden bij Rijnlandse bedrijfsvormen
.
Naar Rijnlandse economie
,
Rijnlandmodel lijst
,
Rijnlandmodel overzicht
, of site home
.
|