De Rijnlandse macro-economie: het investeringsfonds
| 7 mei 2007 |
De allereerste aanname waarin een Rijnlandse economie zich onderscheid van een
Angelsaksische, is dat de economie is om de maatschappij te dienen, en niet
omgekeerd. Het uitgangspunt van "de maatschappij dient de economie" staat
natuurlijk niet als zodanig bekend, omdat het als zodanig uitgesproken voor veel
mensen onaanvaardbaar zou zijn - je zou het ook kunnen vertalen als "de mens
dient het geld". Daarom heeft men het een andere naam gegeven: "de vrije-markt
economie. Dat klinkt veel positiever dan dan "de maatschappij dient de
economie", maar het komt, als principe, op precies hetzelfde neer: je laat de
economische ontwikkelingen zich volledig vrij verlopen, en volgt deze als
maatschappij, dus als mens. Het houdt geen rekening met de mogelijkheid dat
economische processen ook negatieve werkingen of bijwerkingen kunnen hebben. Het
bestaan van die negatieve werkingen en bijwerkingen die is overbekend uit de
tijd van de Industriële Revolutie
.
Het tweede grote onderscheid tussen Rijnlandse en Angelsaksische economie, is
dat de tweede zich laat leiden door geld, dat wil zeggen: daar het primaat legt,
en de eerste door waarden. Het belangrijkste aspect daarvan is in de onbeperkte
toepassing van het marktprincipe. De Angelsaksische economie wil het principe
van de markt, het primaat van het geld, toepassen op alle zaken die de
inrichting van de maatschappij betreffen, zelfs inclusief delen van de
veiligheidsvoorzieningen, zoals politie en leger. In Amerika worden al veel
bewakingtaken, en in de oorlog van Irak ook een deel van de militaire taken,
uitbesteed aan bedrijven. De einduitkomst van dit proces is voorspelbaar en vele
malen beschreven in literatuur en film
, en is
weerzinwekkend.
In de kapitalistische economie worden bedrijven en mensen met nieuwe ideeën
gefinancierd door particulieren of particuliere instellingen als banken. Zowel
particulieren als banken doen dit met de verwachting meer geld terug te krijgen
dan ze er oorspronkelijk in hebben geïnvesteerd, en gemiddeld genomen is dat
inderdaad het geval. Sommige(n) kunnen verlies leiden, maar dat wordt meer dan
gecompenseerd door degenen die winst maken.
Het feit dat het nu gedaan wordt door banken en rijke particulieren wordt
bepaald door het feit dat dit de hedendaagse instituties zijn die het geld voor
dit soort investeringen hebben, wat in economische termen het grootkapitaal
heet.
Wat betreft gewone banken is het bekend dat ze weinig geneigd zijn in echt
nieuwe ontwikkelingen te investeren, gezien de risico's die eraan verbonden
zijn. Voor dit soort zaken bestaan er dan ook speciale banken, investment
bankers,
venture capitalists en dergelijke. Deze worden veelal door (kleine
groepen) (super)rijke particulieren gedreven. We kunnen gewone banken dus uit
onze overwegingen schrappen, en de investment bankers tezamen met de
particulieren behandelen.
Wat betreft de investeringsbeslissingen van particulieren is algemeen bekend dat
in het maken van dit soort keuzes een grote mate van toeval of geluk te pas komt
.
Het is ook bekend dat bij de motivaties voor beslissingen
ook heel menselijke aspecten als machtsbelustheid en risicobelustheid een
belangrijke rol spelen
.
Het feit dat dit soort mensen deze grote beslissingen nemen, betekent dat het
heel makkelijk beter gedaan kan worden door andere mensen of instellingen. Uit
oogpunt van maatschappelijke efficiency is het wenselijk dat dit soort
beslissingen zo goed mogelijk worden gedaan, dat wil zeggen door een instituut
waarvoor die mensen werken die daarvoor gestudeerd hebben, of die blijk hebben
gegeven het te kunnen, en dat een systeem hanteert dat successen en mislukkingen
registreert en ervan leert om het beslissingsproces te verbeteren. Dat laatste
is dus zeker niet het geval voor de huidige situatie, waarin de grote
investeringsbeslissingen genomen worden door individuen zonder
verantwoordelijkheid vooraf, en van controle en een leerproces achteraf is nog
veel minder sprake.
In een goed functionerende maatschappij is het dus van belang dat individuen de
mogelijkheid van grootschalige economische beslissingen op grond van
willekeurige argumenten ontnomen wordt, en vervangen door een institutionele
vorm van belegging, die maatschappelijke verantwoording aflegt, het Rijnlandse
investeringsfonds zoals hier voorgesteld. En dat het idee niet helemaal onzinnig
is, blijkt hier
.
Zo'n fonds moet natuurlijk ook gevuld worden. Dat kan door de grotere kapitalen
te onteigenen bij sterven, dat wil zeggen, door afschaffing van het erfrecht
voor grotere kapitalen. Alle kapitaal boven een bepaald bedrag vervalt naar de
staat, en wordt door haar in een economisch investeringsfonds gestopt
.
Door de methode van vullen uit vererving zal de inhoud van het fonds geleidelijk
groeien. Deze tijd kan gebruikt worden om de werking ervan te testen, en te
verbeteren. Is voldoende ervaring opgedaan, kan bij een later stadium ook
niet-verervende in particulier bezit zijnde kapitalen onteigend worden.
Tussendoor een woord over de persoonlijke aspecten. Kinderen van mensen met
kapitaal zullen tegen dit soort voorstellen grote bezwaren voelen, omdat hen een
makkelijke toekomst ontnomen wordt. Dat lijkt een objectief bezwaar, maar is het
niet. Het is inmiddels redelijk vaststaand dat erfgenamen van kapitalen een
weinig gelukkig leven leiden, juist omdat ze een leven zonder zorg en
verantwoordelijkheid leven. Voor de minder-slimmen onder hen is zulk bezit
sowieso volkomen onterecht, en voor de slimmeren is het fnuikend voor hun
initiatief . Ook uit redenen van geestelijke gezondheid van de betrokkenen is
afschaffing van dit soort vererving dus een groot voordeel.
Dan de bestemming van de nieuwe investeringskapitalen. Dat zal duidelijk aan
iedereen die zich ooit gedachten heeft gemaakt over de toekomst van aarde en
mensheid, en de huidige gewoontes van de laatste om steeds meer te willen: de
mensheid kan op langere termijn alleen overleven door op hulpbron-neutrale en
milieu-neutrale wijze te gaan produceren. Het geld van de investeringsfonds
heeft zijn natuurlijk bestemming als bron voor ontwikkelingskapitaal voor
bedrijvigheid die aan deze normen voldoet, en het uit de markt nemen van de
schadelijke concurrentie, het Rijnlandse industriebeleid
.
Een tweede natuurlijke bestemming is het financieren van de innovaties die nodig
zijn om dit soort bedrijvigheid te ontwikkelen
.
Naar Rijnlandse economie
,
Rijnlandmodel lijst
,
Rijnlandmodel overzicht
, of site home
.
|