De vicieuze cirkel van rijkdom
Rijkdom voelt al snel niet meer als rijkdom, wanneer de directe omgeving meer
bezit. Dat verklaart waarom topmanagers zichzelf exhibitionistisch zullen
blijven verrijken, ook als zij hun salaris openbaar moeten maken.
'Geld maakt niet gelukkig', grapte Arnold Schwarzenegger eens. 'Want vorig jaar
had ik veertig miljoen dollar en dit jaar heb ik tweeënveertig miljoen, en ik
ben geen spat gelukkiger geworden.'
Grapjes bestaan niet: Schwarzenegger heeft gewoon gelijk.
Boven een bepaald verzadigingspunt heeft een groter vermogen geen enkele invloed
meer op ons welzijn, welbehagen of geluk. Waarom zijn al die extra miljoenen en
die vette optieregelingen voor onze topmanagers dan toch nodig? Niet omdat de
topbestuurders anders naar het buitenland vertrekken - dat doen ze sowieso
alleen als ze zin hebben in een buitenlands avontuur. Toch sputtert niemand
tegen als werkgevers het hebben over een inhaalslag ten opzichte van het
buitenland of het volgen van internationale ontwikkelingen.
We begrijpen allemaal waar het om gaat, al zeggen we het niet
hardop. Als topmanager X drie miljoen per jaar verdient, terwijl andere kerels
in vergelijkbare posities in Amerika en Engeland dertien miljoen per jaar
verdienen, voelt X zich een loser. Al heeft hij in de praktijk ruim voldoende
aan zijn drie miljoen en kan hij die tien miljoen extra per jaar van zijn
levensdagen niet opsouperen, toch moet hij ze hebben. Anders weet hij zich
achtergesteld ten opzichte van de anderen. En dan wordt hij afgunstig - precies
zoals een kind dat een prachtige, gloednieuwe, vuurrode brandweerauto cadeau
krijgt, en toch in tranen kan uitbarsten als hij ziet dat een broertje of
vriendje op hetzelfde moment een nog grotere brandweerauto uitpakt. Deze
kleinzieligheid is de werkelijke reden van de exhibitionistische zelfverrijking
van onze elite. Maar oordeel niet te snel, want die kleinzieligheid zit
ingebakken in elk mens.
Wat je hebt, is alleen waardevol in relatie tot wat anderen
hebben. De mens heeft een ongelooflijk vermogen zich aan elke situatie aan te
passen, betoogt de Amerikaanse hoogleraar economie Robert H. Frank in zijn boek
Luxury Fever (Money and Happiness in an Era of Excess, Princeton
University Press, 1999) en dus voelt ook rijkdom al snel niet meer aan als
rijkdom. Maar er is overvloedig bewijsmateriaal uit psychologisch onderzoek dat
mensen altijd rijker willen zijn dan de andere mensen die ze kennen. We hebben
ergens in de geschiedenis stilzwijgend afgesproken dat we niet al te veel gaan
zeuren over andermans hogere inkomen, zoals de communisten deden, want het hele
systeem van het kapitalisme is gebaseerd op die natuurlijke menselijke
competitie. De drang om groter, sterker, mooier en rijker te worden dan onze
soortgenoten leidt tot veel en enthousiast particulier initiatief en
uiteindelijk tot grote welvaart.
Als er een medicijn bestond tegen onze neiging om belang te
hechten aan wat anderen hebben, schrijft Frank, dan zou je dat beter niet kunnen
innemen, want je zou minder goed in onze wereld functioneren. Frank vindt het
dan ook helemaal geen kleinzieligheid, hij constateert alleen dat de menselijke
geest nu eenmaal alles altijd in relatie tot de omgeving beoordeelt. Voor een
werkende vrouw uit de middenklasse in Manhattan is het vanzelfsprekend dat ze
geen zwembad heeft in haar huis, want niemand van haar vrienden in Manhattan
heeft een eigen zwembad. Precies dezelfde soort vrouw in een suburb van
Westchester County echter denkt er niet over om een huis zonder zwembad te
kopen, want haar hele vriendenkring heeft er een.
Toch is het duidelijk dat die natuurlijke competitie op dit
moment in de westerse welvaartsmaatschappijen meer schade aanricht dan nut. In
de evolutiebiologie is het principe bekend dat zich hier en daar in soorten een
trekje ontwikkelt dat voor individuen nuttig is in de competitie met
soortgenoten, maar voor de soort als geheel schadelijk. Het probleem daarbij is
dat een individu zich niet in zijn eentje kan onttrekken aan die ontwikkeling.
Mannelijke zeehonden zijn twee keer zo zwaar als de
vrouwtjes. De nadelen daarvan zijn dat ze ongelooflijk grote hoeveelheden vis
moeten eten en dat ze soms een vrouwtje bij de copulatie vermorzelen met hun
gewicht. Voor de soort als geheel zou het beter zijn als alle mannetjes allemaal
een stuk lichter waren. Maar één enkel mannetje dat lichter is dan de rest,
heeft geen kans meer op voortplanting. Zo werkt het bij mensen ook, stelt Frank.
Als je een goede indruk wilt maken bij een sollicitatie moet
je een duur pak aan doen, dus doe je dat. Maar alle anderen doen het ook, en
zodra iedereen een duur pak aan heeft bij sollicitaties maakt niemand meer
speciaal een goede indruk met een duur pak. Toch moet je wel meedoen met de
trend. Vogeltjes in een nest piepen zichzelf schor om de aandacht van de ouders
te trekken, want het jong dat het hardst piept, krijgt de eerstvolgende worm.
Als ze allemaal een toontje lager zongen, zouden ze met minder energie hetzelfde
effect bereiken. Maar een jong dat in zijn eentje zachter gaat piepen, wordt
overgeslagen en sterft.
Zo werkt het ook op cocktailparty's, schrijft Frank: er zijn
zoveel mensen tegelijk aan het praten dat je vanzelf een beetje harder gaat
praten om nog gehoord te worden. Maar aangezien iedereen dat doet, stijgt het
geluidsvolume in de zaal en heb je niets aan je stemverheffing. Toch moet je
hard blijven praten, anders ben je helemaal onverstaanbaar.
Het is makkelijk deze en de vele andere voorbeelden uit het
boek van Robert Frank aan te vullen met eigen observaties. De huizenprijzen zijn
idioot gestegen, je zou willen dat ze wat normaler werden. Maar kun je je eigen
huis verkopen voor een prijs die je in je hart redelijk vindt? Nee, want dan doe
je jezelf tekort. Dus haal je zelf ook het onderste uit de kan als je je huis
verkoopt - en daarmee drijf je de huizenprijzen nog wat verder op.
In sommige bedrijven is het algemeen aangehangen ideaal om
een snelle, dure auto te hebben, zeg een Alfa Romeo. De parkeerplaatsen van die
bedrijven staan vol metallic lichtblauwe en zeegroene Alfa's. Op een kwade dag
zijn er teveel mensen met Alfa's en moet je voor een Ferrari kiezen om de blits
te maken. Dat is de vicieuze cirkel van de rijkdom.
De abnormaal hoge topsalarissen maken uiteindelijk niemand
gelukkiger, want de topmanagers blijven ten opzichte van elkaar even rijk.
Bovendien hebben ze evenveel te wensen over als voorheen: nu willen ze geen
dertien miljoen per jaar, maar drieëntwintig miljoen, want dat wordt vanzelf de
nieuwe topnorm. Het is dan ook ijdele hoop van VNO-NCW-voorzitter Schraven dat
de inhaalslag met het buitenland voltooid zou zijn en dat het gedaan is met de
forse stijgingen. Het kan altijd hoger, meer.
Ook is het naïef te geloven dat openbaarheid van de inkomens
de trend zal stoppen. Integendeel: hoe beter men weet wat de topnorm is, hoe
harder iedereen zijn best zal doen die voorbij te streven. Ondertussen zijn er
redenen om aan te nemen dat de families van deze topmanagers niet gelukkiger
worden van al dat geld en zelfs per generatie steeds ongelukkiger. In The
Golden Ghetto (The Psychology of Affluence, Hazelden, 1997) schetst
Jessie H. O'Neill de gevolgen van grote rijkdom voor nakomelingen van
topverdieners in de Verenigde Staten. Zelf is zij een kleindochter van de
oprichter van General Motors en erfgename van een onmetelijk kapitaal.
Na een moeizame overwinning op een diep ongelukkige jeugd,
diverse verslavingen en bodemloos gebrek aan zelfrespect is zij psychotherapeute
geworden, gespecialiseerd in wat zij noemt 'affluenza', het geheel aan
trauma's en geestelijke storingen veroorzaakt door het opgroeien met veel geld.
In Nederland kennen we dit fenomeen nog niet, omdat onze families met 'oud geld'
tot voor kort nog allerlei ouderwetse normen en waarden hadden die het
familieleven moesten beschermen en de karakters van kinderen vormden. Waar die
normen en waarden wegvallen, zoals bij de rijken die O'Neill beschrijft, valt
het gezinsleven makkelijk uiteen onder de druk van hedonisme en egoïsme.
Generaliserend samengevat: de ouders hebben wel wat leukers
te doen dan kinderen opvoeden; alle disharmonie wordt met geld toegedekt in
plaats van opgelost; de nanny's houden vooral van hun salaris; de kinderen
krijgen alles wat ze willen in materieel opzicht en ontwikkelen daardoor
nauwelijks frustratie-tolerantie; door het tekort aan liefdevolle aandacht
missen ze de meest elementaire basis aan zelfrespect en zelfwaardering.
Het meest krankzinnige is dat hun psychische en emotionele
problemen uiteindelijk veel weg hebben van de psychische en emotionele problemen
van de allerarmsten in de samenleving, zoals O'Neill in haar boek aannemelijk
maakt. Ze hebben zoveel geld dat ze niet snel met de politie in aanraking komen,
maar van hun privélevens maken ze een puinhoop.
De opstapeling van rijkdom aan de top heeft echter ook wel
degelijk schadelijke gevolgen voor de maatschappij als geheel. Ten eerste moet
het geld ergens vandaan komen en dat doet het ook: de kloof tussen arm en rijk
wordt steeds groter. De vorige keer dat er in de politiek bezwaren rezen tegen
te hoge topinkomens was onder Den Uyl. De PvdA stelde toen voor om vast te
leggen dat het hoogste netto-inkomen niet meer mocht zijn dan vijf keer het
netto-minimumloon. FNV-voorzitter De Waal heeft onlangs hoon geoogst met zijn
voorstel voor een kleptocratentaks, letterlijk genomen een belasting op de
heerschappij van de diefstal. De Waal wilde inkomens hoger dan honderd keer het
minimum afromen.
Van geluksonderzoeker en psycholoog Ruut Veenhoven weten we
dat het gemiddelde geluksniveau in een land daalt, wanneer de
inkomensverschillen groter worden. Inkomens-ongelijkheid gaat ook gepaard met
sociale onrust en meer criminaliteit. Het competitieve koopgedrag van een
superrijke elite siepelt door naar beneden, beïnvloedt het geluksgevoel van de
lagen daaronder negatief en stimuleert het koopgedrag.
Robert Frank citeert Karl Marx: 'Zolang alle huizen even
klein zijn, is een klein huis sociaal acceptabel. Maar zodra er een paleis naast
het kleine huis verrijst, wordt het een armzalig hutje.' Hoe meer paleizen er
verrijzen, hoe meer we allemaal gaan verlangen naar een groter huis. Het geld
dat we zouden kunnen uitgeven aan een schoner milieu, een betere
gezondheidszorg, adequaat onderwijs, veiligheid op straat en andere zaken van
algemeen nut gaat nu naar nog grotere huizen in privé-parken, zwembaden,
Ferrari's, reizen, en al die andere vluchtige consumptiegoederen die niemand
gelukkig maken, maar die de superrijken wel moeten kopen om geen enkele andere
reden dan dat andere superrijken het ook doen, en omdat ze al dat geld nou
eenmaal hebben.
Red.: Hier staat bijna alles met betrekking tot de
waarde van geld en rijkdom op een rijtje, en nog wat andere opmerkenswaardige
zaken. Daarom eerst dat rijtje maar gemaakt:
- Boven een bepaald verzadigingspunt heeft een groter vermogen geen enkele
invloed meer op ons welzijn, welbehagen of geluk.
- De extra miljoenen aan salaris en bonussen voor topbestuurders zijn alleen
maar nodig omdat ze afgunstig zijn op collega's.
- De materiële afgunst zit in ieder mens.
- Het hele systeem van het kapitalisme is gebaseerd op de natuurlijke
menselijke competitie, op zich gebaseerd op afgunst.
- De drang om groter, sterker, mooier en rijker te worden dan onze
soortgenoten leidt tot veel en enthousiast particulier initiatief en
uiteindelijk tot grote welvaart.
- Als je minder belang hecht aan wat anderen hebben, kan je in onze wereld
minder goed functioneren.
- De natuurlijke competitie richt op dit moment in de westerse
welvaartsmaatschappijen meer schade aan dan nut.
- Er redenen om aan te nemen dat de families van deze topmanagers niet
gelukkiger worden van hun rijkdom, en per generatie zelfs steeds
ongelukkiger. Ze ontwikkelen psychische en emotionele problemen die
uiteindelijk veel weg hebben van de psychische en emotionele problemen van
de allerarmsten in de samenleving,
- De opstapeling van rijkdom aan de top heeft schadelijke gevolgen voor de
maatschappij als geheel.
- De rijkdom van de top gaat ten koste van anderen, en veroorzaakt dat de
kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt.
- Inkomensongelijkheid gaat samen met sociale onrust en meer criminaliteit.
- Het competitieve koopgedrag van een superrijke elite siepelt door naar
beneden, en beïnvloedt het geluksgevoel van de lagen daaronder negatief en
stimuleert het koopgedrag.
Hiertussen staan ook een paar zaken die niet of niet geheel juist zijn. Nummer 3
stelt dat de afgunst in ieder mens zit, maar dat is hetzelfde als de hele wereld
ophogen met een meter: het maakt niets uit. Het gaat om de verschillen, en we
mogen rustig aannemen dat afgunst, net als alle andere eigenschappen als lengte,
gewicht, enzovoort, verdeeld is volgens het patroon van de normale verdeling:
veel mensen bij het gemiddelde, en steeds kleinere aantallen daar steeds verder
vanaf.
Punt 4 lijkt overdreven. Prestatiedrang hoeft niet allemaal
op afgunst gebaseerd te zijn - bij bergbeklimmen komt prestatiedrang te pas,
maar afgunst lijkt wat verder weg. Punt 5 wordt gerelativeerd door punt 7. Punt
6 lijkt aanzienlijk overdreven. Stel het maar omgekeerd: hoe succesvoller, hoe
afgunstiger - dat zal onderzoeker Frank wel niet bedoelen. Punt 9 is een
algemene uitspraak, een verzameling van de erop volgende meer specifieke, en zou
in die zin weggelaten kunnen worden.
De rest valt heel weinig op af te dingen, en als geheel is het uiterst
opmerkelijk. De redactie kan zich niet zo snel zo veel waardevolle
constateringen in zo weinig ruimte herinneren. Veel scherper kan je kritiek op
het moderne kapitalisme niet formuleren zonder verdacht te worden van
communistische sympathieën. Opmerkingen als bij punten 5 en 7 laten zien dat dit
beslist niet het geval is, daar ze nog enigszins aan de gunstige kant zitten
(volgens de redactie). Even goed zijn al die opmerkingen op zich geen grote
nieuwigheden, ze zijn allemaal al te vinden op deze website, grotendeels in de
artikelen Rijken
,
Rijkdom en moraliteit
,
Rechtvaardiging rijkdom
,
Topinkomens rechtvaardiging
,
en Topinkomens zelfregulering
.
Ter illustratie van de verwarring die mogelijk is bij een minder heldere blik,
zie hier
.
Wat hier ook overduidelijk uit volgt is dat kapitalisme zelf geen duurzaam, 'sustainable',
proces is, zodra er een limiet opduikt die een einde maakt aan de mogelijkheden
van financiële en materiële groei. Het eerste komt al betrekkelijk dichtbij, met
een directeur die zichzelf een kleine half miljard geeft voor zijn pensioen
. Het tweede is verder weg, maar fundamenteler: de aarde kan de ervoor
noodzakelijke economische groei op een gegeven moment niet meer aan.
Naar Moraal lijst
,
Algemeen overzicht
, of site home
.
|