De rechtvaardiging van topinkomens
|
30 aug.2003; rev.8 okt.2008 |
De eerste versie van dit artikel is geschreven in 2003, ruim voordat de
topinkomens een maatschappelijk punt van discussie werden. De bedoeling van het artikel was aan te tonen
ten eerste dat die topinkomens niet in verhouding stonden tot de geleverde
prestaties, en ten tweede dat die topinkomens een stijgende kracht zouden
uitoefenen op de inkomens daaronder. Het eerste is nu, september 2008, ruim in discussie, het
tweede kan wel als bewezen worden gezien..Eerst min of meer een herhaling van
de weerlegging van de rechtvaardigingen voor het topsalaris uit dat oude
artikel De eerste rechtvaardiging is dat de topmensen met topbedragen moeten omgaan. Bestuurders van
grote bedrijven en banken hebben te maken met enorme sommen gelds, dus, gaan er
diverse redenaties, dan is het ook logisch dat ze veel geld verdienen.
De eerste
van die redenaties is het pure "percentage" argument: wie met een miljard
omgaat, kan je niet afschepende met een tientje - die geef je een miljoen of
tien - of iets dergelijks. Dat lijkt een redelijk argument. Maar als het
redelijk was, zou je het ook moeten toepassen op een bankbediende, of een
caissière, of een verpleegster (die gaat om met levens, en wat is er nu meer
waard dan een mensenleven ...). En die mensen krijgen beslist niet een
percentage van het geld waar ze mee omgaan - die krijgen gewoon betaald naar hun
echte inspanning. En natuurlijk is dat dan ook geen enkele reden om dit niet van
toepassing te verklaren op de topmensen. Dus het "Ze gaan met zo veel geld om"
is beperkt of niet geldig. Volkomen hetzelfde geldt voor het aantal mensen
waar de top mee omgaat. Ook dat zou je dan op iedereen moeten toepassen. Dan
moet bijvoorbeeld het salaris van een leraar meteen met een factor drie of zo omhoog, want de gemiddelde
middelbare-schoolleraar is verantwoordelijk voor rond de tweehonderd mensen. En
ook dat gebeurt niet Het tweede argument: "Het is zulk moeilijk werk." Dat
lijkt theoretisch zo, omdat het over grootschalige economische beslissingen gaat
- over investeringen in bepaalde producten, de aankoop van bedrijven enzovoort.
Dat wil zeggen: dat zijn zijn beslissingen waarvoor je inzicht moet hebben in
grootschalige en langere termijn economische beslissingen. Stel nu dat iemand
dat echt kon. Dat kon hij met die kennis van grootschalige en langere
termijn economische ontwikkelingen gaan beleggen op de beurs, en miljardair
worden. De praktijk wijst uit dat slechts een beperkt aantal mensen op die
manier miljardair worden, en je kan je afvragen of die gevallen niet gewoon het
gevolg zijn van statistisch toeval: ooit moeten een aantal mensen veel geluk
hebben met hun beslissingen op de beurs, en die worden miljardair - hetgeen
bevestigd wordt door de redelijk bekende apen-idex: door apen genomen, dus
willekeurige beleggingsbeslissingen lijken het ongeveer evengoed te doen als
beroeps beleggers en analysten. Dus die kennis van grootschalige en langere
termijn economische ontwikkelingen is onbestaanbaar, en dus die beslissingen van
topmensen over grootschalige en langere termijn economische ontwikkelingen zijn
gebaseerd op intuïtie en willekeur: "God zegene de greep". En deze theoretisch
conclusie wordt volkomen bevestigd door de ervaringen uit de praktijk - eerst
fuseert iedereen, en daarna worden dezelfde bedrijven weer verzelfstandigd -
gewoon omdat iedereen het doet - dat het "mode" is - dat is eigenlijk redelijk
simpel werk
. Het argument "Het is zulk moeilijk werk" is dus niet geldig. Het
volgende argument zou kunnen zijn: "Ja, het is misschien wel veel intuïtie, maar
dat doen we wel goed". Als dat waar zou zijn zou het werk van de top dus
aanwijsbaar iets moeten opleveren - de "sector" zou winstgevend moeten zijn. Als
je echter een gewone kosten-baten analyse doet,
blijken de hogere rangen in een bedrijf verliesgevend te geven
. Het
argument van "Maar we doen het wel goed" is dus niet geldig.
Een
andere versie van dit argument is dat men de beste persoon voor een bepaalde
positie wil hebben, en dus beter moet betalen dan de concurrent. Dit argument is
wat anders dan de andere, omdat het is
onjuist is om twee redenen: ten eerste is al aangetoond dat er geen echte
competenties zijn voor een topman, dus kan er ook geen "betere" of "beste" in
zijn. En ten tweede omdat het geldt voor iedere bedrijf, iedere positie en op ieder moment,
zodat er geen begrenzing is aan de stijging, en het netto-effect op het krijgen
van betere mensen nul is (iedereen verhoogt de beloning).
Beide argumenten gelden natuurlijk op precies dezelfde manier voor een wat
ouder argument, dat
van de concurrentie met het buitenland. Waar nog bij komt dat dat heel vaak
Angelsaksische landen betrof, landen met een slecht, asociaal, maatschappelijk
klimaat. Het goede sociale
klimaat in Nederland is wat men hoort als reden om naar hier te komen. Dat goede
sociale klimaat hangt ten nauwste samen met de inkomensverschillen die hier te
lande lager zijn. En dus een reden tegen hoge topinkomens.
Dan het argument van de verantwoordelijkheid: "We dragen grote
verantwoordelijkheden, dus we moeten vele verdienen". Net als de voorgaande
argumenten klinkt ook dit in eerste instantie redelijk - met hetzelfde negatieve
resultaat na analyse. Want iedereen weet hoe het dragen van
verantwoordelijkheden werkt - in de praktijk: als er ergens in een organisatie
iets goed gaat, gaat de verantwoordelijkheid omhoog - en gaat er in een
organisatie iets fout, dan gaat de verantwoordelijkheid omlaag
. Zinkt de veerboot omdat de boegdeuren open stonden, dan is dat niet de
verantwoordelijkheid van de directie die camera's te duur vonden, maar van de
bootsman die zich verslapen heeft (de ramp met de Herald of Free Enterprise).
Zijn er bezuinigingen in een bedrijf nodig geworden, wordt niet de leiding, maar
de arbeiders ontslagen. Ook het argument "We dragen grote verantwoordelijkheden,
dus we moeten vele verdienen" is dus volstrekt ongeldig. Oké, zo u kunnen
zeggen, het is dus moeilijk vooraf vast te stellen dat topinkomens
gerechtvaardigd zijn, maar misschien is dat uit te vinden door te kijken naar de
manier waarop topmens aan hun topsalaris komen - misschien vinden we daar een
goede reden. Oftewel: "Wat is het dan wel dat die topsalarissen veroorzaakt heeft, en steeds verder
omhoog drijft?"
Die vraag is al meerde malen beantwoord, want het is iets zeer menselijks.
Iets dat als je het wat flatteuzer wil
zien bekend staat als concurrentiedrang, en als als je het wat minder flatteus
wilt zien bekend is als jaloezie. Als topman Jan een ton heeft, wil topman
Klaas, die Jan wel kent en zichzelf eigenlijk beter vindt, op zijn minst 120
duizend. En omdat hij zijn eigen salaris bepaalt, krijgt hij dat dan ook.
Geen probleem als het hier zou ophouden. Maar dat gebeurt helaas niet. Want
Jan denkt er natuurlijk precies eender over als Klaas. En bij de volgende ronde
krijgt, of neemt, Jan dus 140 duizend. Und so geht's
immer weiter ...
.
Dit
is een versie van een algemene proces genaamd "vrije groei" - in het dagelijkse
leven wel bekend want het ook de manier waarop een geldbedrag met een vaste
rente groeit. Zo'n proces gaat in het begin vrij langzaam, maar dan een beetje
sneller, dan nog een beetje meer sneller, gewoon sneller, erg snel, enzovoort
- het percentage is wel iedere keer hetzelfde, maar het totale bedrag wordt
steeds grote, dus ook wat er iedere keer bijkomt - wetenschappers noemen dit een
exponentiële groei. Een eigenaardigheid ervan is dat het er niet toe doet met
welk percentage je begint - het begint altijd heel vlak, maar op den duur loopt
het altijd uit de hand, zie de illustratie hiernaast (in plaats van de 2, 3 en 4
kan je ook 1,2 , 1,3 en 1,4 (20 procent, 30 procent en 40 procent) gebruiken,
met wat andere getallen langs de assen - voor meer detail, zie hier
) Wat betreft de topsalarissen is er een duidelijk begin van het groeiproces
aan te geven - en wel de tijd dat in Nederland de maatschappelijke instelling
van het Rijnlandmodel werd overgenomen door het Angelsaksische model, dus ergens
in de jaren tachtig, als eerste in de sector van het bedrijfsleven.
In het begin viel dit proces niet zo erg op - vanwege die langzame groei.
Ergens rond 2000 was het duidelijk zichtbaar voor iedereen die het wilde zien.
De eerste opmerkingen op deze website dateren van de start ervan, midden
2002. Ergens in 2004 begon het ook in de rest van de maatschappij op te vallen,
waarna het steeds sneller ging tot huidige situatie, midden 2008, waarin de
topsalarissen vrij algemeen gezien worden als uit de hand gelopen. De reden
dat het de rest van de maatschappij ging opvallen was niet het proces van
autonome groei - de reden dat het ging opvallen was omdat andere sectoren dan
het bedrijfsleven aan het proces gingen meedoen. Die sectoren zijn bijvoorbeeld
instellingen als de energiesector, en delen van de zorgsector en het onderwijs.
Wat er gebeurde was dat die sectordelen overgingen van het Rijnlandse model,
gericht op het maatschappelijk functioneren, naar meer geprivatiseerde,
Angelsaksische vormen, gericht op monetaire factoren en prestaties. Dat hield
mede is dat die instellingen hun eigen salariëring konden bepalen, en de
topmensen begonnen onmiddellijk hun salaris op te trekken richting die van het
bedrijfsleven - marktconforme betaling, heet dat. Dat was geen geleidelijke maar
een plotselinge groei. En dat viel wel op. Vandaar de huidige (2008) discussie -
de Volkskrant houdt een speciaal dossier bij over de kwestie. Ook in de
huidige discussie zijn er nog steeds nog steeds behoorlijk veel
mensen die ook de hoogste inkomens verdedigden. Hun argumenten concentreren zich
nu ruwweg in twee extremen, overeenkomende met twee extremen in levenshouding:
de eerste groep gaat ervan uit dat alles wat je pakken kan, je eigenlijk ook
moet pakken, en dat dat dus ook geldt voor inkomens. De tweede groep
gaat er nog steeds van uit dat als mensen zo veel krijgen, ze het ook wel zullen verdienen.
De soorten levenshouding waarmee die twee extremen overeenkomsten zijn die van de
cynici
en
die van de argelozen. De eerste groep behelst een groot deel van de top van de
maatschappij - de tweede groep een aanzienlijk deel van de laagste groepen.
Beide groepen zijn nagenoeg onbehandelbaar - de eerste omdat het ze ontbreekt
aan moraal
, de
tweede omdat het ze ontbreekt aan voldoende inzicht Desalniettemin wagen
we hier een poging, met name dus gericht op de tussengroepen. We hebben al
gezien dat er geen rechtvaardiging voor het topsalaris, naast de prestatie die
men verricht net als iedere andere werknemer. Dat heeft al in 2004 geleid tot
pogingen om de salarissen in de semi-overheidssector te beperken, wat, zoals iedereen nu weet, geen enkel
succes heeft geboekt
. Later gevolgd door soortgelijke pogingen die ook voor het bedrijfsleven zouden
moeten gelden
- met hetzelfde resultaat
- zoals er werd opgemerkt
over een recente (2008) bonus: een normaal mens moet er 900 jaar voor werken - andere
voorbeelden verzameld hier
.
Ontwikkelingen in de tweede helft 2008 ondersteunen deze conclusie van een
volledige mislukking. Dat is de
tijd van de kredietcrisis in de financiële sector. Die financiële sector wordt
gezien als het de top van het bedrijfsleven, daar waar het meeste geld en belang
rondgaat, en waar (dus) de beste mensen werken. Die beste mensen uit de
bedrijfssector hebben wat gezien werd als het belangrijkste deel van de economie
volkomen inde vernieling geholpen . De beste mensen in het bedrijfsleven, de
beste topmensen. die ook veruit de hoogste salarissen, tientallen miljoenen en
tot in de honderd miljoen per jaar kregen, hebben dus de ook de grootste
wanprestatie geleverd. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat voor de
wat lagere topmensen niet evenredig lagere, maar toch nog grote wanprestaties
worden geleverd.
Dat is het laatste en definitieve bewijs dat geen enkel topsalaris voorbij wat
topmensen verdienen wat betreft de tijd die ze in een bedrijf steken,
gerechtvaardigd is. Toch krijgen ze veel meer, ondanks pogingen om die
salarissen te beperken. Dat komt omdat die eerdere pogingen één element niet
aanpakken, en dat element is hoe die salarissen kunnen groeien. Het voorgaande
heeft laten zien dat dat het proces van exponentiële vrije groei is. Wat dus uit
het proces moet worden gehaald is de vrije groei. Oftewel: de topmensen moeten
niet meer hun eigen salaris kunnen bepalen. En wel volledig, want ieder beetje
vrije groei leidt altijd tot exponentiële groei.
Kortom: er is maar één manier voor een vorm van betaling die
overeenkomt met prestatie: volledige regulering van de topsalarissen. Dit
betekent dat die regulering ook uit de handen gehaald moet worden van degenen
die het nu zogenaamd doen, de Raden van Bestuur of Commissarissen. Iedereen weet
dat er vrijelijk heen-en-weer wordt verhuisd tussen deze groep en de groep van
topbestuurders, en de twee groepen dus in feite een en dezelfde zijn
. Een
paar voorstellen voor de uitvoering zijn te vinden hier
. Wie
een regulering voorstelt, krijgt weer een nieuwe reeks argumenten voor het topsalaris te
horen, nu in de vorm van bezwaren tegen een maximalisering De eerste en
misschien meestgehoorde reden tegen de beperking van topinkomens is dat dat het
qua totaalbedrag op het totaal van loonuitgaven niet veel zou uitmaken.
Ook
dit argument is weer onjuist. De reden is dat de maatschappij een organisch
geheel is. De huidige situatie van sterk stijgende beloningen van de bedrijfstop
was in eerste instantie beperkt tot een beperkte groep in de top, en een beperkt
aantal van de grootse bedrijven, leidende tot een grafiekje als I in
nevenstaande figuur
. Maar
als de top in de grootste bedrijven zulke hoge salarissen heeft, kunnen de
functies en de bedrijven eronder er direct onder niet al te veel verschillen;
die zullen dus ook omhoog gaan
.
Vervolgens zullen uit concurrentieoverwegingen met betrekking tot "geschikte
managers" de salarissen van gelijksoortige functies in de semi-openbare sector
ook stijgen, enzovoort, zie
.
Uiteindelijk krijgt de grafiek van beloningen de vorm van II in de figuur
(tussen twee haakjes: deze illustratie is gemaakt in 2003, toen de
werkelijkheid nog in de buurt van grafiek I lag - op dit moment, 2008,
ligt hij redelijk dicht in de buurt van II).
Waar de totale som aan topbeloningen bij I nog beperkt is, zie het schuin-omhoog gearceerde
oppervlak onder grafiek I, komt er voor grafiek II schuin-omlaag gearceerde
hoeveelheid bij. Deze stijging wordt in het geheel niet gedragen door een
overeenkomstige productiviteitsstijging, het argument om de beloningen
in de lagere schalen te beperken. De stijging van de topbeloningen moet
alleen al om deze economische redenen dus beperkt worden, en wel in alle
sectoren, op welke manier dan ook. De tweede reden
die men aanvoert tegen beperking van de topinkomens is dat dit gebaseerd zou zijn op jaloezie. Deze
opmerking kan deels waar zijn, dat wil zeggen dat sommige mensen dit als argument hebben.
Toch is het als argument ongeldig - zoals we al gezien heen: de topman wil meer,
omdat zijn mede topman meer heeft. En dat argument is het argument van jaloezie
op die andere topman. En waar de stijging gebaseerd is op jaloezie, kan men
moeilijk bezwaar maken tegen beperking gebaseerd op jaloezie - als dit al waar
was.
Een ander argument is eentje dat niet expliciet gemaakt wordt, maar
taalkundig gesuggereerd wordt, door het gebruik van de term "zelfregulering" .
Zelfregulering wordt normaliter gezien als iets goeds - men vertrouwt op elkaars
redelijkheid. In dit geval: u kunt de topman vertrouwen. De weerlegging van dit
argumenten is het simpelst: de werkelijkheid heeft uitvoerig bewezen dat
topmensen absoluut niet te vertrouwen zijn met het regelen van hun eigen
salaris. Dat is ook nauwelijks verwonderlijk, daar allerlei psychologisch
onderzoek heeft uitgewezen dat topmensen allerlei extra nare trekjes hebben
, en
allerlei bijbehorend naar gedrag
. Om
heel precies te zijn: onderzoek heeft uitgewezen dat de hoge bonussen en
prestatiebeloningen stimulerend werken voor slecht gedrag
. Meer
over zelfregulering in het uit 2003 stammende artikel hier
.
Waar moeten die topmensen dan voor werken, als het geen super-topsalaris is? Het
antwoord is bekend genoeg: voor de eer om topwerk te mogen doen, voor het
sociale maatschappelijk klimaat in Nederland dat het land aantrekkelijk maakt om
in te werken, en voor de werkliefde. Het argument van werkliefde wordt vooral
gebruikt als het gaat om leraren en verplegenden "Het is toch ook leuk werk", en
"Mensen doen het met liefde" - maar het geldt natuurlijk ook voor
topposities: die worden ook graag gedaan, en kunnen dus ook met een normaal of
zelfs bescheiden
salaris af
. Als
laatste een argument uit het ongerijmde, dat wil zeggen: uitgaande van het
tegendeel: het gevolg van een topsalaris is rijkdom. Het blijkt dat rijkdom en
rijken, vooral zodra het geërfd wordt, in sterk verminderde mate bijdragen aan
de maatschappij, waarover meer wat betreft het
verschijnsel hier
, en over de personen
hier
.
En deze negatieve maatschappelijke rol uit zich ook in vele vormen van ongeluk
,
en/of diverse vormen van decadentie
. De
conclusie is dus dat alles, maar dan ook alles, er voor spreekt om een
gereguleerde top aan te brengen in de salarisstructuur. Als dat niet mogelijk is
binnen onze maatschappij, is de conclusie helder: dan moet onze maatschappij
aangepast worden. Een maatschappij die niet zo'n voor de hand liggende zaak kan
regelen, deugt ongetwijfeld even weinig op veel meer terreinen.
Addendum okt. 2010:
Latere bevestigingen van de hier getrokken conclusies zijn te vinden hier
.
Naar Houding
top II
,
Economie lijst
, Economie
overzicht
, of site home
.
|