Alfa's vs. bèta's, academisch
De academische wereld is een van de weinige plaatsen waar er min of meer
openlijk wordt gestreden tussen alfa's en bèta's, als vertegenwoordigers van
twee houdingen om in de wereld te staan
. Alfa's is de benaming in de academische wereld voor mensen die werkzaam zijn
in vakken als Nederlands, Frans, kunstgeschiedenis, rechten, enzovoort. Bèta's
zijn degenen die werkzaam zijn in de natuurkunde, biologie, medicijnen,
wiskunde, enzovoort. Het is duidelijk dat de bèta's voor de stelling van de
objectieve werkelijkheid zijn, alfa's zijn meestal tegen.
Er is ook nog een derde groep groep, de gamma's, bestaande uit de
wetenschappen die sterk opgekomen zijn in de twintigste eeuw, met als
belangrijksten sociologie, psychologie en economie. In de alfa-bèta tweedeling
nemen ze ook min of meer een middenpositie in, met binnen hun eigen vakken
deeldisciplines die meer naar de alfa en bèta kant neigen. Maar als groep staan
de gamma's veelal aan de alfa-kant, vandaar dat ze hier samen genomen worden,
meer over de gamma's hier
.
Tussen de academische alfa's en bèta's bestaat over het algemeen weinig tot
geen contact. Het contact dat er is, ontstaat door beheersactiviteiten binnen de
universiteit als geheel, en af te korten tot "Wie krijgt hoeveel geld en
faciliteiten, en waarom?" Het startpunt van de discussie is veelal de
constatering dat de bèta faculteiten van oudsher meer geld krijgen dan de alfa's
, en de
laatste met argumenten komen dat dit onrechtvaardig is
; de
laatste decennia boeken de alfa's aanzienlijke successen in deze strijd, mede
omdat de politiek geen zicht heeft op de verschillen, of deze verschillen niet
wil zien
.
In de academische strijd tussen alfa's en bèta's hebben beide zijden schijnbaar
goede argumenten. De alfa's voeren aan dat alle academische vakken in principe
hetzelfde zijn, en dus evenveel gesteund moeten worden. Zij zien geen verschil
tussen natuurkunde en kunstgeschiedenis als menselijk intellectueel streven. De
bèta's voeren aan dat natuurwetenschappers en hun studenten laboratoria gevuld
met dure apparatuur nodig hebben om hun vak uit te kunnen oefenen. Bovendien
zijn er dan nog speciale vormen van natuuronderzoek waarvoor echt gigantische
bedragen, miljarden, nodig zijn, zoals ruimteonderzoek en dat naar fundamentele
deeltjes. Is het niet zo dat de alfa's dan ook recht hebben op zulk soort
projecten en bedragen?
De argumenten van die bèta's aanvoeren voor het geld dat ze krijgen is
tweeledig. Het eerste is dat de natuurwetenschappen als wetenschap het verst
gevorderd zijn, in de zin dat ze wetten en regels kunnen opstellen die door
experimenten getest kunnen worden. Juist dat testen kost grote hoeveelheden
geld. Andere wetenschappen kunnen wel theorieën opstellen, maar die theorieën
zijn dusdanig vaag dat er nog nauwelijks experimenten opgezet kunnen worden om
ze testen.
Hun tweede argument is dat van de toepasbaarheid. De resultaten van de
natuurwetenschap zijn in veel gevallen van nut en waarde voor de maatschappij
als geheel, en in sommige gevallen van onschatbare waarde. De term onschatbaar
moet hier letterlijk genomen worden. Een ontwikkeling als de beheersing van de
elektriciteit is iets zonder welke de huidige maatschappij ondenkbaar is. Hier
kan in feite geen geldbedrag, geen economische waarde, aan toegekend worden.
Vergeleken met de economie van 1900, vlak voor de grootschalige toepassing van
elektriciteit, is de huidige economie dusdanig veel groter dat het alleen zinnig
is te zeggen dat de huidige economie door de het toepassen van elektriciteit is
geschapen. En de toepassing van elektriciteit komt direct voort uit het door
natuurkundigen gedane fundamentele onderzoek naar elektrische verschijnselen
gedurende het tweede deel van negentiende en het begin van de twintigste eeuw.
Dat lijken sterke argumenten, en de alfa's kunnen er geen soortgelijke
argumenten tegenover stellen. Het blijft bij de bewering dat alle academische
vakken in principe evenveel waard zijn. Wat de argumenten achter het principe
zijn, of waar het überhaupt vandaan komt, is tot nu toe onduidelijk. In
feite is het dus een emotioneel argument: we willen ons niet minder voelen, dus
zijn we niet minder.
Een alternatieve tactiek die wel gevolgd wordt, is het afzwakken van de
argumenten van de tegenstander. Dus wordt er vaak op gewezen dat de ontwikkeling
van de techniek uit de wetenschap ook vele nadelige gevolgen heeft gehad. Men
kan wijzen op zaken als milieuverontreiniging en cultuurverwording.
Dat deze argumenten voornamelijk bedoeld zijn voor deze specifieke discussie
over geld, blijkt uit andere ontwikkelingen binnen de alfa wetenschappen. Ook
deze wetenschappen maken een aanzienlijke vooruitgang door, en in vele,
misschien zelfs de meeste, gevallen zijn de nieuwe ontdekkingen het gevolg van
het toepassen van nieuwe techniek, bijvoorbeeld in de taalwetenschappen het
gebruik van de computer, en in de kunstgeschiedenis het gebruik van allerlei
analyse apparatuur als röntgenscans. Ook de alfawetenschappers stemmen "met hun
voeten" dus in met de stelling dat de natuurwetenschappen een grote vooruitgang
teweeg hebben gebracht.
Maar ook binnen de universiteit zelf is genoeg feitelijk materiaal voorhanden
om het verschil te bewijzen. Bij de beoordeling van wetenschappelijk werk wordt
tegenwoordig meestal uitgegaan van hoeveelheid wetenschappelijke publicaties, en
het gebruik van die publicaties, te meten via citatie-indices. De normen die
hierbij gehanteerd worden zijn bij natuurwetenschappen veel strenger dan bij
alfa-wetenschappen
.
Waar het hier om gaat is het volgende: daar waar de alfa's er door gedrag blijk
van geven dat de rationele argumenten de bèta's gelijk geven, gebruiken ze in
hun financiële strijd emotionele argumenten waarvan ze dus weten dat ze niet
geldig zijn.
Deze conclusie lijkt alleen interessant voor een
discussie binnen de wetenschap en de wetenschapspolitiek. Een blik op de rest
van de maatschappij laat zien dat deze situatie overal speelt. De politiek wordt
beheerst door mensen met een alfa achtergrond, en als ze die niet hebben, hebben
ze een alfa mentaliteit. Bij rechtse politici blijkt dit uit hun houding dat
besluiten genomen dienen te worden uit een positie van gezag, en niet vanuit een
onderzoek naar de feiten. En bij links uit de mening dat mensen en de
maatschappij gevormd kunnen worden naar bepaalde ideeën en ideologieën, zonder
een werkelijkheid te hebben waar die ideeën en ideologieën op berusten.
De constatering van de tweespalt tussen alfa en bèta denken in de politiek is
niet nieuw. De eerste openbare uiting ervan was een rede door de schrijver en
wetenschapper C.P. Snow, gegeven in 1959, genaamd The Two Cultures. Het
er in 1963 op volgende boek met dezelfde naam is het onderwerp verder
uitgewerkt. Dit boek is een klassieker binnen de filosofie van de
natuurwetenschappen. Het zou ook een klassieker moeten zijn binnen de politieke
wetenschappen. En bij praktische politiek zelf, omdat de problemen die daar
behandeld worden zich nog dagelijks voordoen, zij het met steeds andere namen:
medische ethiek en biotechnologie zijn het meest recent. Het oplossen van deze
problemen is onmogelijk als niet eerder het probleem van Snow wordt opgelost:
hoe krijgen we het aan het verstand van politici dat om zinnige besluiten over
de vooruitgang in de maatschappij te kunnen nemen, men eerst het nodige moet
weten over de motor die deze vooruitgang drijft: de techniek en de
natuurwetenschappen. Het eerste wat daarvoor moet gebeuren is de
alfa-intellectuelen bewust maken van de meestal onbewust afkeer die ze van de
bèta-wereld hebben
.
De volgende stap is het herkennen van de werkelijkheid van de twee werelden,
tijdens de studie en later in de maatschappij
.
Uiteindelijk kan dit dan leiden naar de belangrijkste stap: dat de alfa's en de
de maatschappij in het algemeen de mentaliteit overneemt die maakt dat techniek
en natuurwetenschappen zo succesvol zijn: de mentaliteit dat acties moeten
worden bepaald door de werkelijkheid, en niet wat je zou willen wat de
werkelijkheid is. Meer over de sociologische achtergrond van deze strijd hier
.
Naar Alfa-bèta denken
,
Wetenschap, cultuur
, of site
home
·.
|