De cultuur van de wetenschap
In Wetenschap, ontstaan
hebben we gezien dat
de moderne wetenschap ontstaan uit een amalgaam van het abstracte, theoretische,
denken dat zijn ultieme uiting heeft in de vorm van de wiskunde, de mathematica,
en de eerbied voor de materiële wereld, in de vorm van arbeid verricht in de
wereld, en de toets die geëist van de theorie dat ze zich naar de
werkelijkheid van deze materiële wereld moet richten.
Deze laatste
stap was een radicale breuk met het verleden. Van alle grote periodes van
wetenschappelijke bloei, Chinees, Arabische, Grieks, weten we dat het de
theoretiseren absoluut dominant was - enkele uitzonderingen als Archimedes
daargelaten. Dat dit uitzonderingen waren blijkt uit het feit dat op hun werk
nooit is voortgebouwd. Het Griekse denken, dat wij het beste kennen, werd
bepaald door een opeenvolging van filosofen met diverse opvattingen die naar de
algemene opinie uiteindelijk culmineerde in Plato en Aristoteles. De
Platoniaanse ideeënleer kan gezien worden als het wereldlijke hoogtepunt van het
theoretistische denken: hij vond dat de wereld van de werkelijkheid maar een
slap aftreksel was de wereld van de ideeën. Aristoteles was in dat opzicht
minder extreem, maar wat van hem als beste bewaard is gebleken, is zijn logica,
de Aristoteliaanse propositielogica, die uitgaat van het redeneren met absolute
waarheden - en absolute waarheden zijn net zo onwerkelijk en theoretisch als de
ideeën van Plato.
Er is maar één ding waarmee deze opvattingen van Plato en
Aristoteles vergeleken kunnen worden, en dat is het religieuze denken. De
Platoniaanse ideeënleer sluit naadloos aan bij de ideeën van de joods,
christelijke en mohammedaanse godsdiensten, waarin de wereld ook maar een slappe
reproductie is van iets veel beters: de hemel of het paradijs. En dit, zowel als
de Aristoteliaanse absolute waarheden, past perfect bij zaken als de tien
geboden, en religieuze schriftwijsheid in het algemeen: beiden zijn niet te
beargumenteren noch onderhevig aan de toets aan de werkelijkheid.
Waarmee we gekomen zijn bij een stelling die bekender is: het
wetenschappelijke denken is onverenigbaar met het religieuze denken - of:
wetenschappelijk denken en religieus denken zijn elkaars directe tegenstrevers
of zelfs vijanden
.
Deze stelling is bekender, omdat bij het ontstaan van de moderne
wetenschap, de religieuzen, de kerk, openlijk strijdt hebben gevoerd tegen de
wetenschap, met als bekendste voorbeeld dat van Galileo Galilei, die inbond, en
als meest extreme voorbeeld dat van Giordano Bruno, die op de brandstapel werd
gezet.
Hier wordt wel tegen in gevoerd dat er ook wetenschappers zijn
geweest, en zijn, die gelovig waren/zijn, op allerlei manieren - veelgenoemd is
het voorbeeld van Isaac Newton.
De constatering is juist - de conclusie niet. Wetenschap is altijd
een kwestie van ene kleine groep, een elite, geweest, en die kleine groep bevond
zich altijd in een maatschappij die voor 95 procent en meer gelovig was, deels
diep. Gelovigen hadden ook altijd de maatschappelijke macht. Er bestond dus de
facto nauwelijks een vrijheid om niet-gelovig te zijn - of beter: die vrijheid
bestond absoluut niet. Zelfs in het moderne Amerika, gebouwd op de vruchten van
wetenschap en techniek, kan men niet in het openbaar verklaren niet-gelovig te
zijn, zonder diepe weerzin op te roepen, en iedere vorm van openbare
maatschappelijke carrière onmogelijk te maken
. Die (diep)
gelovige maatschappelijke omgeving maakt het ook als persoon bijzonder moeilijk
om afstand te doen van iets dat behoort tot het hele maatschappelijke netwerk -
het vergt een zeer uitzonderlijke mentale houding, zoals geïllustreerd door het
aanzienlijke latere voorbeeld van Darwin, die zijn grote maar
religie-ondermijnende ontdekking verborgen hield tot aan het moment dat hij
dreigde van zijn primeur beroofd te worden door anderen.
De tegenstrijdigheid tussen wetenschappelijke denken en religie kan
men uitbreiden tot diverse andere geestelijke grondhoudingen. Want waar het
voorgaande normaliter vertaald wordt in termen van de christelijke godsdienst,
en soms haar directe aanverwanten, is die godsdienst ook maar een enkel
voorbeeld van het algemene "magische" denken: het idee dat de gebeurtenissen in
de wereld bestuurd worden vanuit een onkenbare wereld of door onkenbare machten.
Griekse goden, winti, voodoo, er bestaan alleen maar graduele verschillen met
bekendere godsdiensten als het christendom, en zelfs het oordeel over wie het
primitiefst is, valt over te twisten - oftewel: er is geen enkele objectief
criterium voor te formuleren.
Maar het proces kan nog een niveau hoger worden getild. Want nog
primitiever dan godsdienst, is de manier waarop we met elkaar omgaan in
samenlevingsgroepen. En ook hier gaat de wetenschap dwars door bestaande
verbanden en regels heen. De bekende, aloude, regels van samenlevingsgroepen
gaan allemaal uit van verwantschap: bloedverwantschap of genetische
verwantschap. Als je moet kiezen tussen Jantje of Pietje, kijk je eerst naar wie
het meest verwant is. Wie kiezen we als onze leider? De zoon van de vorige
leider! Althans, zo ging het meer dan eeuwen lang.
Al deze oude regels zijn volstrekt in tegenspraak met een aanpak die
past bij de wetenschappelijke methode. Die zegt: kijk naar de praktijk - dus
kijk eerst welke mensen er beschikbaar zijn, en kies daaruit je leider. Iets dat
we samenvattend kennen als democratie.
Wetenschap is dus in het geheel niet cultuurneutraal, zoals zo vaak
verondersteld wordt. Wetenschap heeft zijn eigen cultuur.
Deze observatie maakt wetenschap strijdig met en potentieel
gevaarlijk voor bestaande structuren en machten in de maatschappij. Op precies
dezelfde manier als dat bleek bij het ontstaan van de moderne wetenschap en de
strijd met de kerk. Het is een verschil dat overal zichtbaar is als het verschil
tussen competentie-gericht en hiërarchie-gericht denken
, of tussen gezag en macht
.
De meeste van deze processen zijn relatief onopgemerkt gebleven,
omdat men tot voor niet al te lang geleden de wetenschap in een apart kamertje
had gestopt, uit welk kamertje men door een soort schuifluik alleen de materiële
resultaten naar buiten liet komen, maar de rest angstvallig hield
binnengesloten. De wetenschap leverde in tijden van hoge nood de atoombom,
tezamen met adviezen hoe deze te gebruiken. De atoombom werd gebruikt, maar niet
de adviezen.
Op dit moment in de geschiedenis van de mensheid zijn we aangekomen
op het punt dat deze dubbele houding ten opzichte van de wetenschap zich op
hardhandige wijze wreekt, in de vorm van steeds sneller groeiende klimaat-,
milieu-, en grondstoffenproblemen.
Men kan deze zaken rustig op hun beloop laten, en zien waar het
schip strandt. Welke stranding dan mogelijk, of waarschijnlijk, bestaat uit een
of andere klimaat- of andere natuurramp. Deze decimeert dan de menselijke
beschaving, waarna er eventueel een nieuwe en verbeterde versie opgebouwd kan
worden - een niet geheel onnatuurlijke gang van zaken
.
Men kan de huidige stand van zaken ook zien als een echt, op te
lossen, probleem. In dat geval is, net als in het gezegde, tezamen met de
correcte herschrijving van het probleem ook meteen al de helft van de oplossing
gegeven: men moet de wereld wetenschappelijker maken. Samengevat: de klimaat- en
milieuproblemen zijn veroorzaakt door de technische vooruitgang van de mens
dankzij de natuurwetenschappen, de bèta's, en de sociologische stilstand dankzij
de macht en/of onmacht van de alfa's en gamma's, de menswetenschappen.
Dit is de ene helft van de analyse en dus oplossing van het
probleem. De andere helft is het overtuigen van een groot genoeg deel der
mensheid van het bestaan en de noodzaak van deze oplossing. Hetgeen betekent:
hoe spreek je voldoende mensen aan met voldoende gezag? Vragen die in principe
behoren tot: de menswetenschappen!
Daarmee zijn we dus een heel eind op weg richting een concretere
oplossing, als we de huidige stand van de wereld en haar klimaat en
mogelijkheden om ons te onderhouden zien als een probleem: eerst zullen de
menswetenschappen en menswetenschappers ingeschakeld moeten worden, ten einde
dit proces te sturen.
Maar nog daarvoor zal eerst nog iets anders moeten worden gedaan: de
menswetenschappen zullen eerst een wetenschap moeten worden. Het criterium om
een wetenschap te zijn is al gegeven in Moderne wetenschap
en Wetenschap, methode
: men moet de meting van de werkelijkheid prioriteit geven, en die voortdurend
herhalen. De huidige menswetenschappen voldoen daar grotendeels niet aan.
Wat zijn nu in meer detail de eigenschappen van de wetenschappelijke
cultuur die op de rest van de maatschappij overgebracht moeten worden. De basis
hebben we al gezien: de prioriteit van de waarneming van de werkelijkheid oven
de theorie, en het herhaald testen ervan. Daaraan vast zit meteen dat het niet
gaat om de inbreng van het individu, maar om de inbreng van de groep of het
samenwerkingsverband. Theorie kan iedereen voor zichzelf verzinnen, en een lange
tong uitsteken tegen zijn buurman of collega die wat anders denkt - over de
werkelijkheid zal je het met elkaar eens moeten worden, want die werkelijkheid
is de gemeenschappelijke werkelijkheid van beiden. Jij denkt dat een steen
omlaag valt als je hem loslaat, en je buurman of collega denkt dat hij omhoog
valt. Daarover kan je vooraf afspreken hoe je dat gaat testen, en dat je zult
meegaan met de uitkomst ervan. En wie denkt dat dit een opzettelijk absurd
gekozen
voorbeeld
is: dat is het beslist niet. Vanaf Aristoteles tot aan het eind van de
Middeleeuwen geloofde men dat een voorwerp in beweging bleef door een inherente
eigenschap genaamd
impetus ('onstuimigheid') en dat die impetus afnam gedurende het bewegen
- was de impetus op, dan hield de beweging op. Bijvoorbeeld een kogel ging eerst
langs een rechte lijn omhoog, en viel als de impetus op was, al dan niet na een
(korte) cirkelboog, loodrecht naar beneden. Dat de werkelijkheid anders was, wat
iedereen kon controleren, viel geen wetenschapper op, omdat geen van die
wetenschappers ooit op het idee kwam om het te gaan controleren - Aristoteles
had het bedacht, en dat was goed genoeg.
Een idee dat hier automatisch aan vastzit is dat van samenwerking.
Voordat je op deze manier een objectieve werkelijkheid kan construeren, moet je
eerst met de collega of concurrent gaan praten, om afspraken te maken over de
methode. Het samenwerken binnen steeds grote groepen is een essentieel element
van de moderne natuurwetenschap. Zelfs tussen concurrerende onderzoeksgroepen
wordt vaak een grote hoeveelheid informatie uitgewisseld - hoewel dan natuurlijk
niet alles.
Het volgende onlosmakelijke idee is dat van vertrouwen: als je
afspraken maakt, moet je erop kunnen vertrouwen dat je collega zich aan de
afspraken houdt.
Als we nu even samenvatten komen we tot dit: wetenschap bestrijdt
persoonlijke willekeur
, bevordert samenwerking en bevordert vertrouwen.
De wetenschap is dus apert geen maatschappelijk neutrale kracht,
zoals zo vaak verondersteld - het invoeren van de wetenschappelijke benadering
van de maatschappij zou ten opzichte van de huidige verhoudingen niet minder
zijn dan een volledige revolutie.
De machtsverhoudingen is de huidige maatschappij zijn wel beter dan
het grootste deel van de geschiedenis, maar persoonlijke willekeur voert nog op
alle mogelijke manieren de boventoon.
Wat betreft samenwerking zien we hetzelfde beeld. De huidige
natuurwetenschap is op het vlak van de menselijke samenwerking veel verder dan
de hele westerse maatschappij. Maar kijk je verder dan zie je dat de westerse
maatschappij zelf weer oneindig veel verder is in dit opzicht dan vrijwel alle
niet-westerse maatschappijen. Er is op het vlak van de kwaliteit van de
menselijke samenwerking een duidelijke lijn te trekken, die loopt van de
volledige chaos in Afrika met clan- en veteculturen als in Somalië
, via de machoculturen in bijvoorbeeld de Latijns-Amerikaanse landen
, de
religieuze dictatuur van de Arabische wereld, de Aziatische landen die in
opkomst zijn, en het Amerikaanse imperialisme naar de bakermat van deze
ontwikkeling: Europa
. Een lijn die parallel loopt met hun vooruitgang op wetenschappelijk niveau:
Afrika: nul, Arabische wereld: waardeloos
, Azië: een begin
, en Europa: in ontwikkeling
.
Waarnemingen die parallel lopen met kennis vanuit de discipline van
de biologische evolutie. Die stelt dat de biologische diversiteit binnen een
soort of soorten het grootst daar waar ze zijn ontstaan. In de bovengeschetste
culturele ontwikkeling is de diversiteit veruit het grootst binnen Europa, haar
rol als bakermat bevestigende.
En die diversiteit binnen is Europa is groot, lopende langs ruwweg
een lijn van zuid naar noord, van de clan-, vete-, en oplichtersculturen als in
Albanië
, via de wat betere vormen van samenwerking in de Latijnse landen, naar
de meer ontwikkelde samenwerking in het noorden van Europa, van waaruit het naar
het oosten weer minder wordt
. En ook in de West-Europese culturen zelf zie je binnen de deelculturen dat het
de cultuur van de wetenschap is die de meeste samenwerking kent.
En wat voor samenwerking geldt, geldt vrijwel identiek voor
vertrouwen, zoals al blijkt uit de in de vorige alinea's genoemde culturen.
Het staat vast dat wetenschappelijke houding dus grote objectieve
voordelen heeft. Ook staat vast dat de wetenschappelijke houding voor vele
bestaande maatschappelijke machten en belangen grote nadelen heeft. Zelfs als je
voorbij de natuurwetenschap en bij de menswetenschappen aankomt, zie je sterke
tegenkrachten. Hoe essentieel is het idee van een door iedereen waarneembare,
dus objectieve werkelijkheid ook is, een groot deel van de menswetenschappen wil
hier absoluut niet aan. Om de heel simpele reden dat de menswetenschappen vol
zitten met allerlei ideologieën die het daglicht van de werkelijkheid niet
kunnen verdragen - denk maar aan de gelijkheid van alle mensen, en de gelijkheid
van alle culturen. Vanuit de alfa- en gammawereld bestaat er dan ook een grote
weerstand tegen de regels van de wetenschap
.
Dit geldt nog veel sterker als je de wetenschap verlaat en in de
gewone maatschappij terecht komt. De eigenschap waarin de mensen die de
maatschappij besturen, de rijken en de bestuurlijke top, verschillen van de rest
van de maatschappij is hun geneigdheid tot samenwerking, dat wil zeggen: hun
gebrek eraan
- het gaat alleen om het eigen gewin. Precies het tegenovergestelde van hoe het
toegaat in de wetenschappelijke cultuur, waarin de zucht voor het eigen gewin
zeer beperkt is, en de beroepsmatige neiging tot samenwerking groot - ondanks
het feit dat er ook concurrentie is. Het kan dan ook niet anders dat het
overgrote deel van de huidige bestuurders moet verdwijnen bij een overgang naar
een wetenschappelijke cultuur.
Het zal duidelijk zijn dat de verandering naar een wetenschappelijke
cultuur niet snel of makkelijk zal verlopen. Eigenlijk is het alleen
voorstelbaar bij geleken noodzaak, bij overduidelijke blijken van dwingende
gebreken in onze huidige cultuur
Milieuverontreiniging, roofbouw en klimaatproblemen zijn zulke
duidelijke uiterlijke kenmerken van dwingende gebreken in onze huidige cultuur
. Het kan dan bijna niet anders dat daar ook innerlijke kenmerken van gebreken
bij horen, kenmerken in geestelijke houdingen en moraal. Ook die zijn niet
moeilijk aan te wijzen: mensen die miljoenen, tientallen miljoenen en soms
miljarden verdienen zonder daar iets passends voor te doen - en die gaan klagen
als andere mensen daar iets over opmerken
. En dan vanuit die positie die andere mensen wel voorhouden dat ze niet te veel
loon kunnen krijgen, want "dat is niet goed voor economie". De overeenkomst
tussen deze uiterlijke en innerlijke gebreken is dat wie er geen probleem in
ziet om de natuur als geheel uit te buiten, dat waarschijnlijk ook makkelijk met
mensen doet - en omgekeerd. Eén van de vele voorbeelden van "de continuïteit der
dingen".
Welke benadering men ook kiest: de kans op een ramp, de keuze voor
moraliteit, of de continuïteit der dingen, oftewel: de pragmatische, de ethische
of de intuïtieve, alle drie de benaderingen pleiten ervoor om niet alleen de zo
ontzettend aantrekkelijke materiële producten van wetenschap en techniek over te
nemen, maar ook de cultuur die de wetenschap en de techniek daartoe in staat
stelt.
Wat hieraan te doen? Als eerste zal de bestaande weerstand tegen de
bestaande wetenschap moeten worden aangepakt. Die weerstand zit in de hele
maatschappelijke top vanwege diverse belangen, en de vraag is wat het beste als
eerste kan worden aangepakt. Omdat dit toch iets vergt van een campagne, lijken
de media tot die eerste doelen te behoren. Dat is een probleem omdat de huidige
media matig tot sterk anti-wetenschap zijn
. De media zijn dat, omdat ze bezet zijn door alfa's, en alfa's hebben een grote
weerstand tegen de wetenschap
. Wetenschap is bèta, en bèta's zijn introverte nerds, geheel in tegenstelling
tot de extraverte levensgenieter die de alfa is
. De alfa zal uitgeduid moeten worden dat in de alfa ook het meest van die
eigenschappen zit die de wantoestanden in de wereld veroorzaken
.
Dan komt als tweede grote doel voor verandering die maatschappelijke
kracht wier eigenlijk rol het is deze ver-wetenschappelijkende taak op zich te
nemen en uit te voeren: de menswetenschappen. Wat bijna hetzelfde is als zeggen
dat de menswetenschappen moet stoppen een hobby-tuin voor ideologen te zijn, en
een wetenschap te worden
.
Wat het individu daar aan kan bijdragen is op zijn minst tweeledig.
Hij kan bij verkiezingen stemmen op partijen die zich tegen de uitbuiting van
mens en natuur keren, maar dat is slechts één keer in de zoveel jaar. Wat hij
voortdurend kan doen is daar waar de hier gesignaleerde vormen van slechtheid
gepropageerd worden, dit ook signaleren en aan de kaak stellen.
Bij dit selecteren van een geschikte politieke partij komt weer een
probleem om de kijken, maar eentje dat sterk lijkt op de voorgaande. Er zijn
ruwweg twee soorten politieke partijen: de rechtse en de linkse. De rechtse
politieke partijen zijn degenen die sterk voor het uitbuiten van de natuur zijn.
Dat zeggen ze natuurlijk niet zo, maar ze zijn sterk voor het kapitalistische
systeem, en het kapitalistische systeem leidt onontkoombaar tot die uitbuiting
van de natuur, omdat het draait op zo groot mogelijke economische groei, boven
iedere andere overweging.
De linkse partijen zijn voor milieu, maar vooralsnog niet bereid tot
het uiten van de consequenties, die inhouden dat de hele kapitalistische
maatschappij op de schop moeten - dit omdat er onder hun kiezers onvoldoende
steun voor is - omdat de ramp er nog niet is. Maar het echte probleem is dat de
linkse partijen gedomineerd worden door alfa's en gamma's - en die zijn, zoals
al gezien, sterk anti-wetenschap, dus de linkse partijen zijn ook weer
anti-wetenschap
.
Wat betreft de politiek zijn de mogelijkheden om iets aan de strijd
voor voor behoud van de wereld en een meer wetenschappelijke en beschaafde
wereld dus beperkt.
Wat iedereen wel kan doen is het bestrijden van het propageren van
de keerzijde: van de kapitalistische natuurvernietiging en de wetenschap- en
beschavingsvijandigheid. Dit propageren is een zeer wijd verbreide zaak, en dat
wordt allemaal gedaan via het woord. Wat iedereen zelf kan doen, is gedurende
alledag iedere vorm van misbruik van het woord opmerken en indien mogelijk
aankaarten. Het misbruik van het woord is een kwestie van taal, taal afkomstig
van mensen die staan voor de beschreven slechtheden: politici, voorlichters,
journalisten, reclamemakers. Deze mensen propageren in de samenleving termen als
"schone oorlog", "eerlijke politiek", "klimaatneutrale verbranding" en
"multiculturele samenleving", woorden die zichzelf tegenspreken. Woorden die
leiden tot oorlog, machtsmisbruik, klimaatramp, en sociaal verval.
De ontmaskering van dit soort slechtheid bevorderende taalgebruik is
een automatisch neveneffect van de wetenschap van het taalgebruik: de Algemene
semantiek
. Deze website gebruikt de Algemene semantiek als één van haar basiselementen.
De bestudering ervan is één van de meer voor de hand liggende manieren ter
verbetering van de wereld, en tevens ter verbetering van het denken van het
studerende individu zelf .
Naar Ontstaan moderne wetenschap
, of site home
.
|
11 aug.2003; 29 mei 2008; 11 jul.2008 |
|