De houding aan de top II, financieel

Een ingewikkelde en georganiseerde maatschappij als de westerse maatschappij is, heeft van nature ook een hiërarchische structuur, dat wil zeggen dat er mensen met meer gezag zijn dan anderen. Hier dient nauwkeurig onderscheid gemaakt te worden tussen termen gezag en macht, waarbij de kern van het verschil zit in het begrip willekeur: gezag berust op meer capaciteiten, macht op willekeur, voor meer detail zie hier .

In vroeger tijden was die willekeur het meest zichtbaar in de vrijheid van de vorst om ieder willekeurige onderdaan de kop af te hakken. In de moderne tijd worden zaken meestal in financiële termen gemeten. Er zijn een aantal financiële zaken waaraan men de sterkte van de machtsfactor in de balans van gezag en macht kan afmeten

Ten eerste is de middels vele malen gedane constatering dat er geen limiet is aan wat de top toebedeeld. Dat laatste is natuurlijk een essentiële factor, inherent aan de combinatie macht en geld: de top bepaald zijn eigen inkomen. De constateringen zijn ook dat die hoeveelheid geen enkele relatie heeft tot prestaties, loon-naar-werken, arbeidsproductiviteit en soortgelijke termen. Er wordt wel beweerd dat topmensen die slecht presteren ontslagen worden, maar de overgrote meerderheid krijgt eenzelfde soort baan terug, en de rest is maar weinig minder goed af, in ieder geval oneindig veel beter dan de rest van de bevolking.

Het tweede dat opvalt is dat naarmate de mensen aan de top meer geld of inkomen hebben, des te minder ze geneigd zijn dit te delen. Hoe meer men heeft of krijgt, des te minder belasting men wil betalen . Dat blijkt er uit dat men het kapitaal of inkomen indien mogelijk verplaatst naar landen met een lagere belasting, of de betrokken verhuizen zelf naar een land met een lagere belasting. Als betrokkenen gevraagd wordt naar het waarom, hebben ze het altijd over het geld dat de ze niet krijgen, en niet over het geld dat ze wel krijgen.

Een derde aspect blijkt op algemeen economisch niveau. Het wordt algemeen gezien als een wetmatigheid van de economie dat een verhoging van de belasting op de top een vertragende werking heeft op de economie. Omdat een beperking van de lagere inkomens volgens dezelfde economische theorie gezien wordt als een stimulans voor de economie, moet de slechte invloed van de beperking van de inkomens middels belastingverhoging slaan op de belasting of beperking van de hoge inkomens, van de topmensen. Aangezien de kracht van de economie direct samenhangt met hoe hard er gewerkt wordt, is de constatering of stelling dat belastingverhoging of beperking van topinkomens slecht is voor de economie hetzelfde als de constatering of stelling dat naarmate de top meer moet afdragen aan de gemeenschap, ze minder hard gaan werken.

De denkfout in de bewering dat belastingverhoging voor de top slecht voor de economie zou zijn, is het misverstand dat dat extra belastinggeld dan zou verdwijnen, oftewel dat de overheid het in een grote put in de aarde zou begraven. Dat is natuurlijk niet zo, de overheid geeft dit geld in zijn geheel weer uit. Kortom: belastingverhoging is alleen de verlegging van een geldstroom. Die verlegging is van het uitgeven door steenrijke particulieren aan luxe, naar het uitgeven door de overheid aan zorg, onderwijs, en veiligheid. Dat dit zo werkt is overduidelijk waar te nemen door het vergelijken van de toestand in Amerika en Europa, en door het vergelijken binnen zowel Amerika, West-Europa, als Rusland van de toestand nu en die van twintig jaar geleden - in alle gevallen geldt: hoe meer toprijkdom, hoe minder zorg, onderwijs, en veiligheid.

Als de bewering dat belastingverhoging voor de top slecht zou zijn voor de economie waar is, bewijst dat dus dat de top van de maatschappij een vorm van chantage gebruikt: als we dat extra geld niet krijgen, werken we minder hard. Als overige werknemers dat zouden doen, dan zou het een staking heten, en als ze het zo lang zouden doen als de top het nu al doet, zou er ernstige maatschappelijke onrust ontstaan -  in tijden niet zo heel erg lang gelden zou het leger op de stakers worden afgestuurd.

De top heeft zelf argumenten waarom zij die hoge beloningen wel zouden verdienen. Deze argumenten (concurrentie met het buitenland, de bezwaren ertegen zijn alleen maar jaloezie), zijn dermate onzin , dat ze de bezwaren tegen deze hoge inkomens alleen maar versterken. De directe oorzaak voor het ontstaan van de hoge topinkomens is simpel: dat is omdat ze hun eigen inkomen kunnen bepalen, dat wil zeggen: omdat ze de macht hebben . Of in een meer gebruikelijk eufemisme: zelfregulering . De werkelijk reden erachter is van een meer psychologische aard .

De situatie is eigenlijk volkomen duidelijk: iedereen die er niet zijn hoofd voor in het zand wil steken, weet dat de situatie rond de betaling van de top op dit moment (juli 2005) al volledig uit de hand is gelopen. Ook weet men dat er maar een ding op korte termijn aan gedaan kan worden: een sterke verhoging van belasting op topinkomens, met eventueel een maximum-inkomen. Tot voor kort was dit letterlijk onbespreekbaar. Nu komen de eerst stemmen op, maar dat is alleen uit echt linkse kring ; gematigd links, wat normaliter de socialisten heet, is er nog mijlenver van af. De reden daarvoor is de redenatie van boven: het is slecht voor de economie. En als dit in dusdanige mate waar is, dan zou die top dus echt verdorven zijn. Meer argumenten voor dit oordeel worden gegeven in Houding Top I .


Naar Loon naar werken I , Economische klassenstrijd  , Het recht van de sterkste , Sociologie lijst , Sociologie overzicht , Economie overzicht , of site home .