Marokkaanse leidersWat er ook gezegd kan worden van de allochtonendiscussie, een ding staat vast: dat ze er is. En ook staat vast dat een belangrijk deel van die discussie gaat over het Marokkaanse deel van de groep. Het vertellen van de Marokkaanse zienswijze in deze discussie valt natuurlijk voornamelijk toe aan hun leiders. De religieuze leiders bleken weinig effectief in hun archaïsche taalgebruik en normen en waardenpatroon. De rol van Marokkaans woordvoerder is dus toegevallen aan voornamelijk hier in Nederland gevormde intellectuelen. Wat je van deze leiders zou kunnen verwachten, is onderstaand uitstekend verwoord door Marcia Luyten, in haar bespreking van een van de producten van die leiders, het Marokkaans manifest . Deze bespreking, het manifest, en nog twee andere voorbeelden van Marokkaans leiderschap onderstaand (het geval van allochtone leiders uit andere gemeenschappen wordt behandeld elders ) (waterlandstichting.nl, maart 2005, door Marcia Luyten ):
In zijn eenzijdigheid laat het manifest een aantal zaken weg, waarvan een deel benoemd door Luyten. Hier nog een paar andere. Er bestaat een lange geschiedenis van overlast door voornamelijk Marokkaanse jongens, en van Turkse kant het wijdverspreide wapenbezit, zie de Allochtonen incidentenverzameling die eind 2004 is bijgehouden , of een recent voorbeeld . Op scholen is er een direct verband tussen een slechter schoolklimaat net het percentage allochtone jongeren. Dit zijn ontwikkelingen niet van de laatste twee jaar (sinds de moorden op Fortuyn en Van Gogh en het doorbreken van het allochtonenprobleem taboe), maar van de laatste twintig tot dertig jaar. Dat is een deel van van het Marokkaans manifest stelt als 'Samen met anderen hebben wij Nederland gemaakt tot wat het nu is, in economisch, sociaal en cultureel opzicht.' Met dat deel is de rest van Nederland niet zo erg blij. Voor het volgende punt eerst een citaat: Wij komen op voor het recht van vrouwen en meisjes om hun cultuur of geloofsovertuiging in hun kleding tot uitdrukking te brengen. Zoals ook andere groepen zich kleden en tooien op een manier die naar hun mening het beste past bij hun identiteit. We verzetten ons tegen het gebruik van vrouwenlichamen als louter lustobject en commercieel product, maar eisen respect voor vrouwen en mannen, voor hun gevoelens, hun seksuele voorkeuren en hun eigenheid. Kortom: We verzetten ons tegen de Hollandse omgang met vrouwen, maar Hollanders mogen zich niet verzetten tegen de Marokkaanse omgang met vrouwen. Let vooral ook om de neutraal gehouden omschrijving van het Marokkaanse gedrag, en de sterk beoordelende toon over het Hollandse: 'louter lustobject'. Hier staat dus in nauwelijks verholen termen dat de Marokkaanse manier de leidslijn moet zijn, de dominante. Als men deze houding op dit detailpunt doortrekt, maakt dat het hele manifest een stuk begrijpelijker. Luyten verbaast zich over de afwezigheid van enig melden van of begrip voor de Hollandse kant; dat is dan helemaal niet de bedoeling. Als statement van de dominantie van de eigen cultuur is het volstrekt overbodig naar de andere kant te kijken. Als men met deze blik het manifest terugziet, blijkt dat naast het stuk over vrouwenkleding, ook de rest van deze houding doortrokken is. Het verklaart ook het door Luyten geconstateerde verschijnsel van het aannemen van de moslim-kledij als een nieuwe etnie. Men is helemaal niet bezig te integreren, maar met de start van het domineren. Men zet een hoofddoek op en begint tegelijkertijd schande te spreken van en hoer te roepen naar een kort rokje. Hier een aantal voorbeelden van doe houding van leiders uit die gemeenschap (NRC Handelsblad, 18-11-2004, door Said Bouddouft, voorzitter van het Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs (SMT) )
Even opsommen waar Bouddouft zo'n bezwaar tegen heeft: de oorlogsverklaring van het kabinet tegen het terrorisme, het plan om verdachten van terrorisme met een dubbel paspoort hun Nederlandse paspoort te ontnemen, en het vaak roepen van gezagsdragers dat mensen die niet tevreden zijn met de normen en waarden van Nederland, uit Nederland kunnen vertrekken. Hoe ernstig zijn deze zaken? De 'oorlogsverklaring van het kabinet' was een enkele verklaring van minister Zalm, die snel en alom bekritiseerd en weer ingetrokken werd. Een afgevallen. Het tweede, het intrekken van Nederlandse paspoort van terrorisme verdachten, kan alleen een bezwaar gevonden worden door terrorismeverdachten, en hun sympathisanten. Twee afgevallen; tenzij Bouddouft zich tot een van deze twee groepen wil verklaren, wat onwaarschijnlijk lijkt. Dan het derde, het vaak roepen van gezagsdragers dat ontevredenen kunnen vertrekken. Ten eerste: misschien is het een enkele keer gezegd, door minister Verdonk, maar in ieder geval niet vaak. Het 'vaak' is dus een leugen. Ten tweede: het is, gericht aan degenen die door terrorisme hun afschuw van de westerse wereld en waarden willen uiten, een uitermate ter zake doende opmerking. Degenen die geen of weinig bezwaar hebben tegen de westerse wereld en waarden hoeven zich er niets van aan te trekken. Drie ook afgevallen; tenzij Bouddouft zich een terrorist, of iemand met ernstige bezwaren tegen de westerse wereld en waarden wil verklaren. Alle drie bezwaren van Bouddouft zijn dus ongeldig; tenzij Bouddouft iets met extremisten heeft. Toch blaast hij zeer hoog van de toren over die zaken. Omdat het er drie zijn, laadt Bouddouft de verdenking op zich dat hij inderdaad iets met extremisten heeft. Alleen al dat hoge van de toren blazen is een vorm van extremisme, als het inhoudelijk gaat over relatief kleine zaken zoals we hebben laten zien. Als Bouddouft deze zaken groter wil maken, doet hij hetzelfde als waarvan Nederlanders voortdurend van beschuldigd worden: het gebruiken van een klein aantal slechte voorbeelden om een hele groep de stigmatiseren. Bouddouft doet dus het volgende: bij ontkent de terechtheid van de klachten van Nederlanders, en steunt daarmee de misdragers onder de Marokkaanse jeugd. Hij beklaagt zich over Nederlandse acties tegen extremisten en steunt daarmee hun zaak. En hij versterkt de het denken in een slachtofferrol van Marokkanen in het algemeen, met potentieel zeer nadelige gevolgen. Bouddouft levert zijn paspoort in, voor zover de redactie bekend een fictieve daad, omdat de Marokkaanse wet dit niet mogelijk maakt. Maar het zou het wel willen, om te voorkomen dat zijn zoons eventueel het Nederlanderschap ontnomen zou kunnen worden. Omdat hun loyaliteit aan Nederland in twijfel zou kunnen worgen gaan getrokken. En met dat laatste heeft Boudouft waarschijnlijk wel gelijk. Bouddouft is niet de enige Marokkaanse intellectueel die zich onverkort achter zijn landgenoten stelt, tasjesdief of moordenaar dus incluis. Het is dan niet verwonderlijk dat Nederland zich vragen stelt over de loyaliteit van Bouddouft met Nederland. En omdat de zoons van Bouddouft kennelijke in dezelfde, zichzelf boven alle kritiek verheven voelende, Marokkaanse cultuur worden opgevoed, geldt die vraag ook voor die zoons. De tweede (de Volkskrant, 03-03-2005, artikel van Mohammed Boubkari, student Arabisch en geschiedenis in Leiden
Ook een bekend verhaal: de boodschapper heeft het gedaan. Het probleem van Boubkari is dat hij uitgaat van een verkeerd ijkpunt, namelijk de berichtgeving voor de Fortuyn-revolutie. Het is nu algemeen aanvaard dat in die tijd een een politiek correct taboe was op alle berichtgeving waarin allochtonen minder dan goed te voorschijn kwamen. Na die revolutie zijn de media gaan schrijven over alles dat eerst niet mag, en door die overgang lijkt het dus erger qua intensiteit dan het is. Er valt redelijk wat te berichten over allochtone aangepastheid en misdragingen, en dat wordt nu gedaan, van buurt-terroriserende hangjongeren, via tasjesdieven, naar gedwongen huwelijken en eerwraak. Dat is waar Boubkari een probleem mee heeft. Dat is of het veroordelen van de boodschapper, of het ontkennen van de boodschap; of allochtonen doen niets fout. Dat laatste zou betekenen dat bij het bestaan van een wederzijds probleem, de schuld dus aan de autochtone kant ligt. Dat laatste is de expliciete boodschap van Ahmed Dadou, mogelijkerwijs de bekendste van alle genoemde Marokkaanse woordvoerders, gezien zijn veelvuldige optredens in het tv-discussieprogramma Het Lagerhuis. In deze optredens was reeds opvallend dat in discussies waarin belangen van allochtonen versus die van autochtonen ter sprake kwamen, Dadou onafhankelijk van de omstandigheden de kant van de allochtonen koos (De Volkskrant, 29-07-2005, ingezonden brief van Ahmed Dadou (Amsterdam)
Hier de uiterst voor de hand liggende reactie (de Volkskrant, 03-08-2005, ingezonden brief van Albert van der Vliet (Amsterdam)):
Het is bijzonder illustratief dat Dadou, een zo simpel te weerleggen argument gebruikt. Dadou is intelligent (2003: rechtenstudent) en welbespraakt. Het feit dat hij met met al deze bagage zo'n denkfout maakt, toont de omvang van de blinde vlek die hij heeft. Die blinde vlek is dus dat waar er een probleem is tussen autochtonen en allochtone, het per definitie de autochtonen zijn die fout zijn; zelfs als ze niets anders gedaan hebben dan de allochtonen doen (in bovenstaande voorbeeld: het niet-herdenken van de Londense aanslagen door de moslims van Sharm el Sheikh). Het Marokkaanse manifest spreekt zich uit voor burgerschap en cohesie, en gaat er dus vanuit dat dar problemen mee zijn. Vervolgens volgt een lange lijst van eisen waaraan de Nederland-se samenleving moet voldoen. De facto is dat de Nederlandse autochtone gemeenschap, want de allochtone gemeenschap vormen de kant van de eisers. Nog explicieter blijkt dat uit een ander manifest, genaamd Koerswijziging (www.koerswijziging.nl), waarvan Dadou één ven de medeopstellers is. Dit manifest doet naar eigen zeggen pogingen om een toenadering tussen allochtonen en autochtonen tot stand te brengen, maar waar het de facto op neerkomt is dat deze wijzigingen allemaal van de autochtone kant moeten komen. Aan allochtone kant is er alleen maar sprake van een paar individuele criminelen, waar de rest niets aan kan doen. Als dit een geldig argument is, werkt het ook de andere kant op: de opmerkingen waar Bouddouft, Boubkari, Dadou, c.s. zich druk over maken zijn ook maar uitspraken van enkele individuen, waar de rest niets aan kan doen. Het is duidelijk dat er een objectief probleem is tussen allochtonen en autochtonen, zie hier . Een objectief probleem is iets waar beide iets aan kunnen doen, en een objectieve oplossing gaat uit van het uitgangspunt dat degene die het meest bijdraagt aan het probleem, ook het meest moet doen aan de oplossing. Het slechtste dat een van de partijen kan doen is te stellen dat de schuld volledig bij de andere partij ligt, als dat niet waar is. Dat is wat de Marokkaanse leiders hier boven aangehaald doen. Daarmee zeggen ze tegen hun groepsgenoten: jullie worden ten onrechte minder behandeld dan de rest van de bevolking. Die groepsgenoten worden daar begrijpelijkerwijs boos om, een gevoel dat vooral sterk en groeiende is bij allochtone jongeren. Bij een continu bereik van boosheid, zijn daar ook zeer bozen bij. Door hun boosheid te sterken, drijven de Marokkaanse leiders, gewild of ongewild, sommigen van hen over de grens die we beschrijven als radicalisme en extremisme, naar een gebied waar ook aanslagen gepleegd kunnen worden. Maar dat is slechts een extreme uiting van een in principe groter gevaar, namelijk een gevoel van vervreemding en vijandschap tussen grote delen van de bevolking, iets dat in het kader van de discussie over de bommenleggers in Londen (dit deel is geschreven augustus 2005) door David Rieff besproken is als het gevaar dat we de moslims als vijfde colonne kunnen gaan beschouwen . Tenzij, zo schrijft hij, de moslimleiders iets duidelijks doen (wat ze zouden kunnen doen staat bijvoorbeeld hier ). De stukken van de Nederlandse Marokkaanse intellectuele woordvoerders doen wat dat betreft het ergste vrezen. Addenda In april 2006 zijn er naar aanleiding van de Deense cartoonrel en de gemeenteraadsverkie-zingen van 2006 waarin allochtonen voor 90 procent op allochtone kandidaten hebben gestemd weer de nodige kenmerkende uitingen van allochtone leiders geeweest, zie de bijdrages van Naima Azough en Mohammed Rabbae . Dat het syndroom niet beperkt is tot Marokkanen, blijkt uit de vrijwel identieke houding van de Turkse Nebahat Albayrak . Na de verkiezingen in november 2007 is er weer een nieuwe stap door autochtonen richting allochtone door het opnemen in het nieuwe kabinet van een Turkse en een Marokkaanse staatssecretaris: Nebahat Albyrak en Ahmed Aboutaleb. Natuurlijk bij zo'n belangrijke functie nieuwe eisen, waaronder die van het exclusieve Nederlanderschap - geen staat kan in zijn bestuur de aanwezigheid van buitenlanders dulden. Het feit dat dit aan de orde werd gesteld door Geert Wilders werd gebruikt als excuus om dit niet te doen, hoewel de argumenten glashelder zijn . Het niet-opgeven van de buitenlandse nationaliteit als lid van de regering is natuurlijk van de betreffende allochtonen een kwestie van disloyaliteit. Het feit dat dit ook als zodanig besproken wordt, is voor allochtone woordvoerders weer aanleiding tot nieuwe beschuldigingen richting autochtonen (de Volkskrant, 21-03-2007, door Peyman Jafari en Mohamed Rabbae):
Het antwoord is duidelijk genoeg (De Volkskrant, 26-03-2007, door Max Pam):
Foute moraal en dubbele moraal - ze gaan bijna altijd samen. En de molens malen voort. Volgende affaire, en volgende blunder van Rabbae (de Volkskrant, 10-08-2007, door Mohamed Rabbae is oud-lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks en lid van de initiatiefgroep ‘Eén land, één samenleving’):
Gunst, Ehsan Jami heeft een paar beledigende opmerkingen gemaakt. Kijk voor de lijst van beledigingen van de islam in de richting van ongelovigen en anderen hier . Daar kan Ehsan Jami nog heel veel van leren. Geen woord daarover natuurlijk van Mohamed Rabbae. Want is tenslotte zijn cultuur, en geen kwaad woord daarover. Nee, die islam moeten gewon beschouwen als een gegeven, waar we maar aan moeten wennen, zie het volgende citaat:
Waarom dan de ophef? Simpel: dat is het gevoel van belediging. De gevoeligheid van de prinses op de erwt, die net van het executiepeloton komt. Deze man is lid dus van een initiatiefgroep genaamd ‘Eén land, één samenleving’. Om te testen of hij die naam waarmaakt gaan we terug naar een nabij verleden, namelijk één van de eerste keren dat islam en verlichting met enige rumoer in botsing kwamen: bij de kwestie van de fatwa tegen schrijver Salman Rushdie - Rabbae koos de zijde van de islam (De Volkskrant, 11-08-2007, door Thomas von der Dunk):
Nog een herinnering aan deze affaire - het onderstaande artikel is naar aanleiding van het VPRO-interviewprogramma Zomergasten, waarin een gast zijn eigen televisieavond samen mag stellen. Het artikel interviewt anderen over hun ideale televisieavond, onder de verzamelnaam Dwaalgast (VARA TV Magazine, nr. 34-2007 ):
Rabbae's "Eén land, één samenleving" is misschien correct, maar dan alleen in de zin dat dat dan kennelijk een islamitische samenleving is - bij de keuze tussen vrijheid van meningsuiting vaneen auteur, Salman Rushdie, en de belangen van de islamieten, gingen de islamieten voor. Aangezien het pure bestaan van een incompatibel islamitisch belang en het automatisch darbij behorende belangenconflict natuurlijk nooit kan zonder tweestrijd en geweld kan, is zijn huidige oproep en comité er een van pure hypocrisie. Er zijn weinig mensen die zo sterk de culturen uit elkaar trekken als Mohamed Rabbae. Naarmate de kwestie branderder en gevoeliger ligt, trekt de groep meer samen. Zelfs iemand als Fouad Laroui, die in andere zaken zich realistisch heeft uitgelaten, gaat in de fout als het gaat over zoiets fundamenteels als het huwelijkspatroon. Elders is aangetoond dat met name de berber-Marokkanen een huwelijkspatroon van, veelal gearrangeerde, neef-nicht huwelijken hebben, dat tot de bekende gevolgende van inteelt leidt: veel zwakzinnige en gehandicapte kinderen . Hoewel er nog nauwelijks over beleidsmatige gevolgen van deze ernstige constatering is gepraat, probeert Laroui de zaak goed te praten (De Volkskrant, 14-11-2007, door Fouad Laroui):
Hier worden diverse fouten gemaakt. Ten eerste: het inteelt-probleem wordt ontkend met beroep op enkele gevallen: Lord Byron, Voltaire hebben iets gehad met nichtjes, dus moeten de berbers het ook kunnen. Weerlegging: het inteeltprobleem kent statistische gevolgen, dat wil zeggen: het gaat niet altijd fout, maar het gaat te veel fout. Dus het noemen van enkele gevallen waarin het goed gaat is een onjuist argument. Bovendien komt het in het westen zelden voor, en bij de berbers frequent, hetgeen het risico sterk verhoogt. Ten tweede: Laroui haalt de doelstelling van inteeltbeperking en immigratiebeperking door elkaar. Het gaat om de inteeltbeperking in verband het de gevolgen voor de lichamelijke en geestelijk gezondheid, gevolgen die voor betrokkenen en maatschappij ernstig en duur zijn. Dat Laroui de koppeling maakt bewijst alleen maar dat het probleem inderdaad ernstig is, omdat het kennelijk grote delen van de bevolking betreft. hetgeen de noodzaak van maatregelen alleen maar nijpender maakt. Ten derde: een maatregel voortvloeiende uit de noodzaak van gezondheidszorg kan nooit strijdig zijn met de Universele Verklaring van de Rechten van de mens, omdat gezondheid voor alles gaat - ook rechten als vrijheid van verkeer. Dit soort misbruik van de UVRM is ernstig, daar ze die verklaring ondermijnt. Ten vierde: dat meneer Foaud Laroui er een persoonlijk nadeel van ondervindt, heeft geen enkele weerslag op de geldigheid van de maatregel. Het laat alleen zien dat dat een mogelijkheid is waarom hij in dit geval kennelijk de rede volledig uit het oog is verloren. Conclusie: ook Fouad Laroui laat zich uitsluitend leiden tot het als zodanig gevoeld groepsbelang (het werkelijke belang is natuurlijk dat deze praktijk onmiddellijk wordt gestopt), waarbij de emotie van solidariteit gaat boven alle andere, meer verstandige, overwegingen. Er kwamen ook reacties op dit stuk (de Volkskrant, 15-11-2007, ingezonden brief van Henny Ridderikhoff (Amsterdam)):
En (de Volkskrant, 15-11-2007, ingezonden brief van Cora Vonk (Amersfoort buitengewoon ambtenaar)):
Waarbij de laatste reactie demonstreert dat de immigratie van een bevolkingsgroep die zich niet aan de normale normen houdt, de aanpassing van die normen vraagt: dat verbod kon opgeheven worden omdat het in Nederland door de vooruitgang zo zeldzaam was geworden - het is het nu niet meer. Er is in de tussentijd heel veel meer gebeurd, maar deze viel even op (de Volkskrant, 08-09-2008, ANP):
Cohen had deze informatie direct van de verzamelde hulpverleners zelf. Die dus uit de praktijk vertelden dat het meestal Marokkanen waren. Hetgeen de reactie van de Marokkaanse leiders tot de zoveelste "eigen volk eerst"-leugen maakt. Nog een voorbeeld van de slachtofferrol (De Volkskrant, 08-11-2008, van verslaggever Willem Vissers):
Grappig dat in het voorgaande gedeelte nog eens duidelijk uit de doeken wordt gedaan dat er absoluut geen belemmering is voor Marokkanen - hun maatschappelijk presteren wordt (vrijwel) volledig bepaald door eigen vermogen - en dus voor het grote negatieve deel door eigen onvermogen. De constatering van dat onvermogen wordt door alle Marokkanen, op enkele na, gezien als 'Er wordt op ons ingebeukt.' De slachtofferrol. Naar Allochtonendebat juli 2005 , site home . |