Bronnen bij Alfa's en bèta's, sociologisch: onderwijs
In de jaren na de oorlog was werken vrijwel exclusief iets voormannen - iedereen
trouwde en vrouwen zorgden voor de kinderen. Werkende vrouwen waren
geconcentreerd in beroepen die te maken hadden met verzorging: verpleging,
kleuteronderwijs en dergelijke - zeg maar: "plaatsvervangende moeder"-beroepen.
Dat is allemaal veranderd, en in sommige beroepen zijn
vrouwen dominant geworden. Met als eerste natuurlijk die beroepen waar ze al in
zaten: de medische wereld en het onderwijs. In het onderwijs begon dat met de
uitvoerende beroepen, maar de laatste decennia zijn daar ook de beleidsmatige
bijna gekomen: pedagogen, onderwijsdeskundigen, het zijn veelal vrouwen. De
directeur-generaal onderwijs gedurende lange tijd: een vrouw -
staatssecretarissen onderwijs: vrouwen.
In hetzelfde tijdsbestek waren er een andere ontwikkeling gaande: grotere delen
van de bevolking gingen naar hoger onderwijs, scholen werden groter, en
onderwijs werd anders. dat laatste betrof de gestage overgang van het aanleren
van specialistische kennis naar algemene vaardigheden - het ideaal gedurende
lange tijd was: iedereen naar het algemeen vormende onderwijs. Huishoudschool
(huishoudelijke werkzaamheden leren) en ambachtsschool (technische vakken leren)
werden gesloten en de leerlingen gestopt in de lesbanken samen met de mulo'ers.
En vervolgens werden de concrete vakken als "Nederlands", en Engels" grotendeels
vervangen door diverse vormen van leerling-gebaseerd leren ("competentie gericht
onderwijs"): zelf werkstukjes schrijven, zelf zaken opzoeken, in groepjes
projectjes doen. Met als motivatie: Het haalt de dwang uit het onderwijs dus
leerlingendoen dat liever, het bevordert de zelfwerkzaamheid en
zelfstandigheid - als leerlingen competenties leren, hebben ze geen kennis meer
nodig, want die kennis veroudert snel en nieuwe kennis moeten ze zelf kunnen
opzoeken. En in de moderne maatschappij is iedereen zelfstandig worden, dus dat
moeten ze op school al leren.
Die laatste reeks opmerkingen klinken op het moment van schrijven gelukkig als
enigszins schrijnend, omdat het nu (2010) redelijk algemeen gedragen
kennis is dat het eindproduct van dit proces nogal wanstaltig is geworden: een
sterke daling in het niveau en structuur van het onderwijs
. Desalniettemin: toen men dit allemaal opschreef en propageerde, klonk het
iedereen prachtig in de oren, en het werd dan ook dwingend opgelegd. Vanuit het
onderwijsveld waren wel tegengeluiden te horen van leraren die beter wisten,
maar die geluiden werden gesmoord in kreten als "ouderwets, "conservatieven",
"rechts", en "dwarsliggers' - en ontslag - zie voor een beschrijving van de
stand van zaken in 2005 hier
.
Hierbij past dus nog een kleine verfijning: in 'klonk iedereen prachtig in de
oren' staat 'iedereen' voor iedereen in de betrokken beleidssectoren. Allemaal
alfa- en gamma-intellectuelen - de al genoemde pedagogen, onderwijskundigen
enzovoort. En de bijbehorende politici.
De onderwijsramp, want zo wordt het inmiddels wel genoemd, is dus een alfa- en
gamma-onderwijs-ideeën ramp. Zoals de deelaspecten ervan laten zien, bij
vergelijking met de karakteristiekentabel
.
Ten eerste: het is een ideologie ramp. Want achter die alfa-gamma
onderwijsideeën zit een ideologie: "Alle mensen zijn gelijk"
: iedereen is geschikt voor algemeen vormend onderwijs, en iedereen kan
iedere vorm van onderwijs aan - men stelde zich de doelen al: minstens vijftig
procent van de leerlingen naar het hoger onderwijs. Enigszins raillerend
gesteld: iedereen naar de universiteit - wat niet eens zo raillerend is gezien
de voorstellen om hbo en universiteit samen te voegen. Zo min mogelijk
scheiding, zo min mogelijk cijfers, zo min mogelijk beoordeling, zo min mogelijk
ongelijkheid.
Ten tweede de verschuiving van inhoud naar vorm. Niet meer kennis en feiten
leren, maar competenties verwerven. En dat begint al op de basisschool. Het
volgende is uit een utzending van Pauw & Witteman (04-05-2009) over
analfabetisme
.
En dit plant zich voortop alle verdere lagen, maar richt veruit het meest schade
aan op de lagere opleidingen als de roc's, vmbo's, en mbo's (De Volkskrant,
19-03-2010, van verslaggever Robin Gerrits):
Het zeer verhelderend antwoord die laatste sociaal-correcte opmerkingen stond
een paar dagen in dezelfde krant (De Volkskrant, 23-03-2010, ingezonden
brief van Hans Woutersen, Rotterdam)
En wie een nog schrijnender illustratie wil, kijke naar de volgende reportage
van het onderzoeksprogramma Zembla, 21-03-2010
. Zie de persoon en reacties van de sprekende roc-directeur (inclusief
spreekverbod voor klagers), en de waarschijnlijk nog erger figuur van de
niet-sprekende roc-directeur - je gaat denken aan Toonder's "Super en Hyper"
, of Van Kooten en De Bie's "Jacobse en Van Es"
. Let ter vergelijking ook nog op de kleinschalige meubelmakersschool, waar nog
(gewoon!) les wordt gegeven. "Schijnend" is niet meer het juiste woord - wat je
hier ziet geïllustreerd, is de verlies van op zijn minst enkele
onderwijsgeneraties.
Ten derde: de praktische bevestiging van de sterke achteruitgang van de
bèta-vakken in het onderwijs en überhaupt de belangstelling ervoor. Hoe sterk
dat is, blijkt uit het geval dat er sprake is van enige verbetering
(uit: de Volkskrant,12-02-2010, van
verslaggever Robin Gerrits):
Als scholen iets ondernemen met de buitenwereld, is het museum, theater
enzovoort. Als scholen binnen de school iets aparts ondermen, is het zang,
theater enzovoort. Oftewel: de scholen zijn strak alfa-gericht. Geen wonder dat
de belangstelling voor bèta-vakken zo is gedaald (DePers.nl, 09-12-2009):
Wat natuurlijk uiteindelijk ook zijn weerslag heeft in het docentenkorps:
En iets dat zich ook in de rest van de maatschappij voortplant. Let in dat
verband ook nog eens op die allereerste zin in het "Schiedam"-artikel:
Kennelijk is deze op onderwijs gespecialiseerde journalist er niet van op de
hoogte dat er op alle lagen in de maatschappij, met als meest essentieel
natuurlijk in de economie, een schrikbarend gebrek is aan bèta-mensen en een
grote behoefte aan de innovatie die ze brengen
. Maar alle gamma-opleidingen zitten overvol, en iedere derde Nederlander vindt
zijn beroep in het verkopen van hypotheken aan de overige twee
.
Het vierde aspect van de dominantie van de alfa-gamma's in het onderwijs en de
bijbehorende achteruitgang is een min of meer parallel aspect. Dit is namelijk
het proces van de feminisering. In theorie is er geen verschil tussen man en
vrouw aangaande dit soort houdingen en processen - de praktijk wijst echter
anders uit. Een decennium of drie terug was de aanspreektitel van een
collegezaal op de toen nog TU-Delft: "Mevrouw, mijn heren" - en dat was op de
gezamenlijke colleges van vier studierichtingen. Dat is gelukkig drastisch
veranderd, maar niet zo drastisch dat er er sprake is van evenwicht - verre van
dat. En aan de andere kant van de medaille: de alfa- en gamma studierichtingen
worden overbevolkt door vrouwen. Er is ook hier sprake van een duidelijke
tweedeling, en eentje die samenvalt met de alfa(gamma)-bèta scheidslijn.
Dit samenvallen van de man-vrouw- en alfa-bèta-tweedelingen
heeft samen met de feminisering van het onderwijs bijgedragen en draagt bij aan
de ver-alfa-isering van dat onderwijs. En, weer langs datzelfde parallelle
traject, aan een slechtere positie voor de jongens (van
Volkskrant.nl, Opinie, 10-02-2010, door Ferry Haan):
Meer over de feminisering hier
.
En dan is er nog een aspect waarvan de invloed nauwelijks overschat kan worden:
dat van de orde. Voor iedereen die maar een seconde over de effectiviteit van
onderwijs, dat wil zeggen: dertig kinderen in een enkel lokaal, heeft nagedacht,
weet dat er niets kan gebeuren zonder orde. Dit is de huidige situatie (uit
de Volkskrant, 24-04-2010, boekrecensie door Aleid Truijens)
Leerlingen die om meer orde vragen ... nou dan weet u, die ook ervaring heeft
met het onderwijs, het wel: het is eigenlijk een grote puizooi. En het is
volkomen duidelijk waar dit vandaan komt: de alfa-intelectuele afkeer van en
weerstand tegen iedere vorm van orde en orde handhaven, want "dat is voor
burgermannetjes, en dan krijg je enge toestanden - Hitler enzo"
.
Met al deze aspecten tezamen is wel duidelijk en afdoende bewezen dat de sterke
achteruitgang van de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs, het gevolg van de
sinds de jaren zestig toegenomen invloed op en uiteindelijke dominantie van het
onderwijs door het alfa- en gamma-denken. Natuurlijk waren er in het allereerste
begin al mensen met gezond verstand die op de fouten wezen. Dat waren de oudere
"brompotten" die klaagden over het verlies aan inhoud en kwaliteitsnormen. Dat
groepje is in de loopt van de jaren steeds verder gegroeid, maar er gebeurde
niets omdat de leiding van het onderwijs, ministerie, universitaire opleidingen,
en instituten, inmiddels volledig gedomineerd waren door de alfa-gamma's.
Het enige dat ervoor heeft gezorgd dat de problemen nu wel bespreekbaar zijn, is
het naar buiten komen van de ramp middels sterk gedaalde kwaliteitsniveaus,
bijvoorbeeld van beginnende studenten - universiteiten moesten bijles gaan even
- in zowel bèta- als (!) alfa-vakken. En ook universiteiten zelf zijn deels ten
offer gevallen aan de trends van inhoud naar vorm, en aanverwante (de
Volkskrant, 28-04-2010, door Jelle van Baardewijk, student wijsbegeerte):
En met deze houding gaat de student de maatschappij in.
Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat wat geldt voor het onderwijs,
niet geldt voorde rest van de maatschappij. De dominantie van de alfa's en
gamma's zorgt ook op dit niveau voor een sterke daling van de standaarden en de
kwaliteitsniveaus. Populair gezegd: "Lesgeven" kunnen ze niet, en "besturen"
kunnen ze ook niet. Een toenemend aantal burgers neemt dit waar, en dat noemt
met "Het afgenomen vertrouwen in de politiek". Het zou moeten zijn:
"Het afgenomen vertrouwen in de alfa-gamma wereld".
Laat deze mensen hun plaatsen ruimen. Ze zijn een groot gevaar.
Nog een illustratie van de ernst en aard van dit gevaar. In 2011 is er een nieuw
rechts kabinet, dat afstapt van het idee van "gelijk onderwijs voor iedereen" en
"iedereen naar de universiteit". een van de basiselementen van die nieuwe aanpak
is "hoe krijg je de juiste studenten op de juiste plaats". Dit is wat men heeft
bedacht (de Volkskrant, 02-07-2011, van verslaggeefster Maartje Bakker):
Citaat: 'Niet alleen cijfers mogen daarbij de doorslag geven; er moet ook gelet
worden op bijvoorbeeld de capaciteiten'. Een redelijk denkend mens stelt hier
onmiddellijk drie vragen: "Hoe onderscheiden cijfers zich van capaciteiten?" ,
"Hoe meet je capaciteiten?", en "Waarin druk je die capaciteiten uit?". Het
antwoord op vraag één is een samenspel van vele factoren, deels individueel,
deels systematisch, en er is tot nut toe geen samenhangend antwoord op gekomen.
De reden is dat het een theoretische vraag is: Hoe werkt het?
Bij gebleken moeite met de theoretische vraag, is het
handiger de aandacht te verleggen tot de praktische vraag. Dat is hier vraag
drie: "Waarin druk je de capaciteiten uit die niet te vinden zijn in het
cijfer?" Dat kan dan dus duidelijk geen cijfer zijn. Maar dan is de
vervolgvraag: "Waarin druk je het dan wel uit?". En hier kan deze redactie geen
ander antwoord vinden dan "gevoel", "intuïtie", en dergelijke - en uiteindelijk:
"woorden". En het is ook volkomen duidelijk dat het materiaal waarop die test
wordt afgenomen bestaat uit woorden.
Waarna het onmiddellijk duidelijk is dat een test op
capaciteiten twee enorme problemen heeft, met als eerste het gaat over de
capaciteiten van de student om zich uit te drukken in woorden. En ten tweede: de
objectiviteit van de test is volstrekt kwestieus: hoe vergelijk je de test naar
capaciteiten aangaande student A afgenomen door capaciteitsmeter Y met de
capaciteiten van student B afgenomen door capaciteitsmeter Z, als Y en Z werken
met zaken als gevoel, intuïtie, enzovoort, ook uiteindelijk uitgedrukt in
woorden. En het hier niet betoogt hoeft te worden dat de capaciteiten op het
vlak van "emotie"en "intuïtie" dramatisch verschillen tussen mensen, dus ook
tussen capaciteitsmeters Y en Z. Oftewel: een test naar "capaciteiten" bevat
grote hoeveelheden willekeur.
Een beleid dat op zoek gaat naar capaciteiten en vooral motivatie naast cijfers
is een beleid voorgesteld door alfa's, zoals dus blijkt zodra je het gaat
uitwerken: het gaat over de capaciteiten tot gebruik van woorden, en het
introduceert willekeur.
Naar Alfa's en bèta's, vorm, bronnen
,
Alfa's en bèta's
,
of site home
.
|