De houding van het midden, deel I, management
|
23 sep.2007 |
In Houding top I
hebben we gesteld dat de top in belangrijke mate de sfeer bepaald in de
organisatie, instituut en maatschappij. In grotere organisaties gaat dit niet
direct, maar via het middenmanagement. In eerste instantie al door het soort
mensen dat aangesteld wordt, de personeelskeuze, en ten tweede door de houding
ten opzichte van dat middenmanagement - wat dat betreft geldt de aloude grap:
"Baas is boos tegen chef, chef blaft arbeider af, arbeider schopt zijn hond."
De functionele positie van de middenmanager is duidelijk: hij geeft het
topmanagement, de baas, de praktische input voor de algemene beleidsbeslissingen
die de top moet nemen ("de omschakeling van het productieproces kan wel of niet,
en kost zo veel"), en hij vertaalt de genomen beleidsbeslissingen naar
aanpassingen op de werkvloer - een twee-weg communicatie, dus.
In de prakrijk werk het vaak, en waarschijnlijk zelfs "meestal, heel anders: de
middenmanager luistert slecht of niet naar de uitvoerenden, en hij geeft zijn
baas geen onafhankelijk advies, maar praat diens meningen naar de mond. Als
zodanig is middenmanagement geen oplossing maar een probleem voor de
organisatie, vaak aangeduid met de term kleilagen
.
Omdat de middenmanager het beleid van de baas moet uitvoeren, is er ook een vorm
van wederzijdse afhankelijkheid. Dat blijkt zodra er problemen tussen manager en
personeel ontstaan: ook al ligt het probleem nog zo duidelijk bij de manager,
vrijwel altijd kiest de baas voor de manager
.
Een belangrijke oorzaak van de problemen met het middenmanagement ligt in haar
positie boven de uitvoerenden. Zodra dit professionals met eigen, midden of
hoger opgeleide, beroepsvaardigheden zijn, ontstaat er fundamentele problemen
zodra de middenmanagers die beroepsvaardigheden missen. Die managers kunnen niet
fatsoenlijk oordelen over het werk van de professionals, en kunnen het al
helemaal niet aansturen. Deze situatie kan alleen maar opgelost worden door
alleen managers met beroepsvaardigheden aan te stellen, het geen dus mensen met
(alleen) allerlei juridische, bedrijfskundige, managements- en dergelijke
opleidingen uitluit. Of door de positie van die managers te veranderen: niet
meer die van bovengeplaatste, maar van naastgeplaatste, die van een
faciliterende functie
.
Wat een manager in feite heel vaak ook is: iemand om ervoor te zorgen dat de
professional zijn werk goed kan doen - een positie niet geheel ongelijk aan die
van de schoonmaker. Het feit dat ze wel die bovengeplaatste functie hebben,
terwijl dat niet gerechtvaardigd is, leidt meestal niet tot bescheidenheid, maar
tot arrogantie
.
Het leidt weinig twijfel dat een groot deel van de huidige bestuurlijke
problemen van met name overheidsinstellingen begonnen is ergens in de jaren
zeventig, toen van het normale carrièremodel dat de beste professionals weden
benoemd in de leidinggevende functies, naar het model waarin eerst werd gekozen
voor "generalisten", wat aanvankelijk voornamelijk juristen en economen waren,
en later mensen van speciale managementsopleidingen, de beroepsmanagers. Het
eerste was een totale ramp, het tweede nauwelijks beter. Juristen zijn
slechtopgeleide mensen die alleen iets van de wet weten
, economen zijn zeer
matig opgeleide mensen die alleen iets van optellen en aftrekken weten (economie
is geen wetenschap)
.
Een bijkomend probleem is dat management zich nog harder vermenigvuldigt dan de
spreekwoordelijke konijnen. Al in de jaren zestig is dit uit de doeken gedaan
door één van de eerste realistische schrijvers over economische en
bedrijfskundige verschijnselen, C. Northcote Parkinson in Parkinson's' Law
- meer recent, korter, en even illustratief is de anekdote van Das Wettrudern
.
De redactie kent uit eigen kring meerdere situaties waarin teams van 7 tot
twintig mensen aangestuurd worden door een full-time manager, daar waar slechts een dagdeel tot
enkele dagen aan coördinerende werkzaamheden nodig zijn. En het effect van een
onnuttige manager is dat hij zijn "ondergeschikten" gaat zitten lastig vallen
met allerlei zelfverzonnen regeltjes (vaak alleen om zijn gezag te bevestigen of
laten gelden), en het werk dat hij moet aansturen hindert, en vaak ernstig
hindert
.
Op het ogenblik worden de eerste, zwakke, pogingen gedaan dit terug te draaien.
Bedrijven nemen weer techneuten aan in plaats van managers
, en in het
onderwijs probeert men de macht nieuw opgekomen managers van de grootschalige
scholen nu wat in te perken
. Maar ondertussen zijn ook instellingen als
ziekenhuizen en de zorg in het algemeen al sterk verpest door de miljarden per
jaar kosten managementslagen die men heeft geïntroduceerd, met de
oorspronkelijke bedoeling de kosten te verminderen - zelden heeft een boemerang
zo efficiënt zijn werk gedaan.
De gevolgen daarvan zijn zo zichtbaar, dat er vooral de laatste twee jaar
uitvoerig over gepubliceerd wordt, zie deze verzameling
en
het menu rechts ervan.
De oplossing voor veel van dit soort verschijnselen is simpel: laat al die
managers een rapport van een A4'tje schrijven over hun eigen output en die van
een paar directe collega's, en doe hetzelfde met een paar betrokken
professionals. En ontsla alles dat onnuttig is - het zal een groot deel blijken
te zijn, in veel gevallen het overgrote deel
-
een bedrijf als Philips (waar de term kleilagen vandaan komt), dat in de jaren
tachtig zieltogend was, heeft het gedaan, en is er daardoor weer bovenop
gekomen.
De hele maatschappij heeft een grote schoonmaak in haar kleilagen van
middenmanagement nodig
.
Het bespaart (tientallen) miljarden, en zal allerwegen de productiviteit en
innovativiteit doen toenemen.
Naar Houding top I
, Economische klassenstrijd ,
Sociologie lijst
, Sociologie overzicht
, of site home
.
|