Innovatie: bèta tekort
Het innovatieprobleem heeft raakvlakken met diverse andere andere
maatschappelijke problemen. Een daarvan is hoe de top van de maatschappij
organisatorisch in elkaar zit: voor innovatie zijn meerdere partijen nodig:
wetenschap, techniek, industrie, en overheid, en de vraag is hoe de samenwerking
tussen deze partijen te organiseren, met als belangrijke nevenvraag: wie gaat
wat betalen (en hoe).
Het tweede grote maatschappelijke probleem is wie het gaat doen. Of,
nauwkeuriger geformuleerd, hoe we omgaan met degenen die het moeten gaan doen,
want wie het gaan doen is in principe duidelijk: de technici, de
(natuur)wetenschappers, de bèta's. Want dat is het probleem: bèta's zijn
impopulair. Het zijn eigenwijze betweters, die zich niet af laten houden van hun
mening door het pure feit dat iemand anders een andere mening heeft, en ook
weinig tot geen neiging hebben de waarheid dan maar in het midden te gaan
zoeken. Nee, als een bèta beweert dat een plus een twee is, en zijn alfa-collega
beweert dat een plus een drie is, is de bèta niet bereid tot het compromis dat
een plus een anderhalf is. Dit maakt de bèta in de omgang op zijn minst
vervelend, en voor de meeste alfa's en gamma's onmogelijk. Oh, en wie niet
bekend is met de term alfa's en gamma's: alfa's zijn de verkopers en de
managers, de mensen met de mooie praatjes, en gamma's de mensen van
personeelszaken, die menselijk gedrag (denken te) kunnen beoordelen. Voorbeeld:
als de bèta-technicus zegt dat het te koud is om de raket te lanceren, en de
alfa-PR-man zegt dat het te slecht staat om niet te lanceren, kiest de
gamma-manager voor de lancering (en ontploft de raket na 65 seconden, omdat het
te koud was
).
Die slechte naam van bèta's is bijna universeel, maar speciaal hevig bij
alfa-intellectuelen, schrijvers, journalisten, filosofen, juristen, priesters,
de mensen die vroeger intellectueel de baas waren, maar door de opkomst van de
wetenschap naar de achtergrond dreigen te worden gedrongen. Zo kan het dus dat
in de media, naar aanleiding van de overduidelijke behoefte aan innovatie omdat
we daar toch onze gezamenlijk rijkdom vandaan halen waar ook de alfa's van
willen profiteren, dat ondanks die overduidelijke behoefte
, er ook een overduidelijke tegenstroom bestaat die die behoefte relativeert, of
het tekort aan bèta's afschuift op de bèta's zelf
.
Een van de duidelijkere voorbeelden van dit proces is de bewering van
CPB-economen dat er geen tekort aan bèta's is, omdat, als dat tekort er wel was,
ze beter betaald zouden worden dan andere gelijkwaardige functies als management
en verkoop, wat niet het geval is. Dus is er geen bèta-tekort. Aan de hand van
de volgende analyse van deze argumentatie zien we meteen een groot deel van de
oorzaken van het gebrek aan innovatie.
De eerste aanname die onze CPB-economen doen is dat betaling geschiedt naar
arbeidsmarkt. Dat is patentonzin. Voor alle gewone productiebanen, dat wil
zeggen: alles tot aan het niveau van management, is niet de arbeidsmarkt
bepalend, maar de winstmarge op de arbeid. Ook al is er nog zo'n groot te kort
aan timmermannen, ze worden niet meer betaald dan ze aan productie opleveren,
minus de marge die nodig is om overhead als bazen, financiers en dergelijke te
betalen.
Dit proces geldt niet voor de managementlagen (en hoger)
zelf, want die hebben geen productie, dus dat kan niet in de overwegingen worden
betrokken. Bij gebrek aan een objectief criterium, worden die betaald naar het
gebruikelijke alternatief: vriendjespolitiek: wie het dichtst staat bij degene
die beslist, krijgt het meest betaald. Hoe hoger de manager, hoe hoger het
salaris. Het is volkomen duidelijk dat dit niets met objectieve, productieve,
resultaten te maken heeft.
Dit verschil in methodiek in vaststelling van betaling is
mede bepalend voor een essentiële scheiding tussen soorten werknemers, meestal
ook een soort glazen plafond.
Het is volkomen duidelijk dat de rol van de technicus in een
bedrijf, ook al bevindt hij zich temidden van de hoger opgeleiden, die is van
onder dit sociale plafond, bijvoorbeeld in tegenstelling tot de manager die zijn
activiteiten "aanstuurt". Of er nu een tekort is aan technici of niet, het is
ondenkbaar dat de technicus meer zou verdienen dan zijn manager, laat staan de
mensen die daar weer boven staan. Die manager is meestal een figuur die rechten,
economie, bedrijfskunde, of iets dergelijks heeft gestudeerd, of gewoon een
iemand met een vlotte babbel is - een alfa, of in ieder geval geen bèta.
Daar waar de CPB-economen constateren dat bèta's minder verdienen, en dus
er geen tekort is, is dus flagrante onzin. Niet-bèta's worden nu altijd meer
betaald, en bèta's worden bovendien ook nog eerder ontslagen, om precies
dezelfde reden: ze hebben de lagere functie. Het gebrek aan innovatie bij de
grote bedrijven is omdat ze in het kader van verbetering van het
bedrijfsresultaat onderzoekers ontslagen hebben, terwijl managers gewoon bleven
zitten (de laatste jaren komt daar enige kentering in)
.
Dit soort zaken worden natuurlijk niet openlijk beleden, maar bekend zijn ze
wel. De ambitieuze student zal niet kiezen voor een innoverende technische baan,
maar een managersbaan, want die laatste wordt als hoger gezien en beter betaald
. Een land als Amerika weet dat te compenseren door een voortdurende instroom
van immigranten, die vanuit een lagere sociale positie genoegen nemen met de
bèta-banen (nu bijvoorbeeld immigranten van Aziatisch afkomst, of directe
import)
.
Kortom: wat er echt nodig is voor een beter innovatieklimaat is een verandering
van de huidige anti-bèta mentaliteit
. En dat kan in eerste instantie alleen via de publiciteit, de media. En daar
wringt de schoen. Want de media worden gedomineerd door de echte alfa's,
schrijvers, journalisten en dat soort volk. Die niet alleen weinig ophebben met
bèta's, maar er vaak ook gewoon een hekel aan hebben - het zijn bijna twee
mensensoorten die een verschillende taal sporen. De hekel uit zich in een hekel
aan technische zaken zoals ruimtevaart en kernenergie, elders gedocumenteerd
. Ook hierin is enige kentering te bemerken, vanwege het langzaam doordringen
van het besef van het belang van techniek en wetenschap, maar nog steeds is de
bèta de nerd, de zielige figuur die niet meetelt. En daar willen weinige
jongeren mee geassocieerd worden, vandaar het gebrek aan bèta's, en vandaar het
gebrek aan innovatie.
De hele vraag draait er dus om of we bereid zijn onze maatschappij zodanig te
veranderen dat we in staat zijn om de dominantie van de huidige alfa-mentaliteit
aanzienlijk te verminderen, ten gunste van een meer evenwichtige verdeling. Voor
vele groepen zou dit een merkbare vermindering van hun macht zijn, omdat
beslissingen niet meer op grond van macht, maar op grond van werkelijkheid en
competentie zullen worden genomen
.
De waarschijnlijkheid van zo'n verandering kan men afmeten naar overeenkomstige
gevallen uit het bedrijfsleven: het management laat een bedrijf veelal eerder
failliet gaan, dan de eigen, loodzware managementlagen te ontslaan, met als
bekende illustratie de vliegtuigbouwer Fokker. Het is daarom niet bijzonder
waarschijnlijk dat op een veel groter vlak als de hele maatschappij, waar de
krachten van de macht nog veel groter en behoudender zijn, zo'n verandering
plaats zal vinden. De verstandige Nederlander zal zich mentaal voor moeten
bereiden op een nieuwe Pruikentijd
.
Naar Innovatie
, Innovatie lijst
, Wetenschap lijst
, Wetenschap overzicht
, of site home
.
|