Algemene semantiek | Dialoog
Het verwerven van allerlei capaciteiten (zie bijvoorbeeld Trainingsprogramma
) heeft weinig zin, als men die capaciteiten niet in het contact met de medemens
kan uiten. Heel principieel bekeken zijn er twee soorten uitingen: de verbale en
de non-verbale. Hier gaat het om de verbale interactie met de medemens, meteen
maar hoopvol tot "dialoog" bestempeld. Noot: voor wie alleen
geïnteresseerd is in praktische regels, zie hier
.
Het adjectief 'hoopvol' slaat op het feit dat de meeste vormen van verbale
interactie tussen mensen voornamelijk beperkt blijven tot de variant beschreven
in Termen
onder de naam Discussie als (wie meteen over wil stappen naar de
behandeling van discussies, zie hier
):
De algemene semantiek leert dat daar wat betreft 'monoloog' een zekere logica in
zit - iedereen heeft het tenslotte niet over de werkelijke wereld, maar over het
beeld van de werkelijke wereld dat in zijn hoofd zit, en er is geen enkele
garantie dat die beelden hetzelfde zijn
. Gelukkig is dat in de praktijk voor een groot deel wel zo, anders
was intermenselijke conversatie überhaupt niet mogelijk.
Maar even menselijk is de eigenschap om zich te concentreren op de verschillen
in plaats van de overeenkomsten, en de onvermijdelijk geconstateerde verschillen
tussen mensen brengen velen ertoe de poging tot dialoog op te geven, en zich te
beperken tot het houden van een monoloog, in de hoop dat zijn of haar monoloog
overkomt. Ondertussen zelf niet luisterende naar wat de ander zegt, maar dat
houdt over het algemeen betrekkelijk weinig mensen tegen om toch stevig door te
praten tegen anderen.
Hoe dit op te lossen? Een mogelijk aanpak is volgens een aforisme van Korzybski
: "Ik zeg wat ik
zeg, en ik zeg niet wat ik niet zeg". Helaas is dat te simpel, zoals Hayakawa
uitlegt in
secties als The 'One Word, One Meaning' Fallacy
en Advice to the Literal-Minded
. Het blijkt zo te zijn dat de mens helemaal niet letterlijk leest wat er staat,
ook niet op een fysiologisch of neurologisch niveau. Het blijkt zo te zijn dat
het taalproces niet lettertje voor lettertje leest, maar aan de hand van een
paar letters, vooral in het begin, een patroon zoekt, en zodra hij een patroon
gevonden heeft, dat in één keer inpast, in de hoop dat het goed is. Dat boekt
tijdwinst, en met die tijdwinst wordt alvast verder gelezen naar het volgende
woord. En de geest gaat pas weer terug naar het voorgaande, als één van de
opvolgende woorden iets lijkt te zeggen dat in strijd is met het voorgaande. De
snelheid van lezen van mensen wordt vrijwel volledig bepaald door de efficiëncy
van dit proces. Wat ook meteen laat zien waarom die snelheid zo sterk afhangt
van wat men leest: naarmate de inhoud bekender is, leest men sneller. En dit
"invullen" gaat nog een niveau lager, want uit tests is gebleken dat de onderste
helft van de letters van een woord of zin vaak voldoende is om te het
geschrevene kunnen lezen: het bovenste gedeelte wordt automatisch ingevuld (en
met bepaalde drugs kan zelfs de onderste derde voldoende zijn).
Verder omhoog in het lees-, herken- en begrijpproces, oftewel bij het lezen van
een zin bestaande uit losse woorden, speelt hetzelfde: veel wordt ingevuld aan
de hand van al gelezen en herkende woorden.
Dan is het sowieso op grond van simpelheid al volkomen logisch om te
veronderstellen dat voor het proces van begrijpen, dat wil zeggen: het vertalen
van de woorden naar betekenis, precies hetzelfde geldt: er wordt zeer veel
ingevuld aan de hand van (nog) niet volledige informatie. En naarmate dit proces
zich op een hoger vlak bevindt, is het risico van blijvende misverstanden
natuurlijk groter: een verkeerd gelezen letter of woord komt men sneller achter
dan een verkeerd geïnterpreteerd woord. Een proces waar iedereen ervaring mee
heeft in zijn conversaties.
Gegeven dus het feit dat het risico op misverstanden 100 procent is, dat wil
zeggen: dat er zich altijd een aantal misverstanden zullen voordoen, en het feit
dat er geen taalkundige oplossing voor is, blijft de vraag: Wat dan wel?
De
oplossing ligt in eenzelfde soort methodiek als gebruikt wordt in het proces van
lezen en herkennen zelf. Hoewel dat niet met zekerheid bekend is, mag je er
vanuit gaan dat die methodiek lijkt op wat men in softwareprogramma's
gebruikt - bijvoorbeeld voor een woord: Neem een letter (in het begin: de
beginletter) - begrijp ik het woord? - "Nee": neem een volgende letter; "Ja":
neem het volgende woord - enzovoort (tussen twee haakjes: een storing in dit
proces, zoals het verwisselen van letters, is bekend als dyslexie).
Kortom: dit is een cirkelproces. En de oplossing in de conversatie met anderen
is dus om iets dergelijks te doen - om jouw deel van de dialoog niet te
beschouwen als een éénweg-uitzending, maar het te beschouwen als een deel van
een cirkelproces: Zeg iets - controleer of de ander hetzelfde begrijpt als ik
bedoel - "Nee": corrigeer je woorden; "Ja": zeg het volgende - enzovoort.
Nu is het wat omslachtig om dat voortdurend te gaan doen, en dat doet dan ook
niemand, maar waar het om gaat is dat je je hiervan bewust bent, en regelmatig
controleert, bijvoorbeeld door iemand in de ogen te kijken, of datgene dat je
meldt wel overkomt. En als je vermoedt dat er iets niet goed gaat, dan wel
expliciet te controleren of dat al dan niet zo is.
Dit alles kan je samenvatten in een set basisregels van de algemene semantiek
qua communicatie:
-
Alle communicatie in de omgangstaal is per definitie onvolledig -
"volledigheid" is een begrip dat beperkt is tot de wiskunde (logica).
-
Als een bepaalde stap of gegeven in een redenatie niet vermeld wordt, vult
de andere partij meestal de voor hem/haar meest gangbare of wenselijke optie
in (in computertaal: de default- of afwezigheidswaarde).
-
Wil men een niet-gangbare betekenis overbrengen, ligt de plicht tot
expliciete vermelding ervan bij de spreker/schrijver.
-
Begrijpt de luisteraar/lezer iets niet, of bemerkt hij/zij een vermoedelijke
niet-gangbare of ongewenste betekenis, ligt bij hem de plicht tot
verificatie.
Als
beide partijen zich aan dit proces houden, verloopt de conversatie oneindig veel
makkelijker dan als ieder een statische boodschap uitzendt, waarvan hij dan maar
moet hopen dat de ander die begrijpt zoals bedoelt - het nevenstaande plaatje
illustreert dit allemaal nog eens op een zeer grafische manier.
Natuurlijk liggen er hier enkele adders onder het gras, want de werkelijkheid is
dat inhoudelijke discussies zelden soepel verlopen, terwijl deze regels toch
eigenlijk wel redelijk voor de hand liggend zijn. De giftigste adders zitten
waarschijnlijk onder 4. Ten eerste is daar het probleem dat een hoog percentage
niet geneigd is vragen te stellen bij al gewone simpele onduidelijkheden.
Daarvoor zijn diverse motieven te bedenken: men durft niet, men acht
vragen-stellen dom, men acht vragen-stellen beneden zijn niveau, en dergelijke.
En daarmee is de cirkel meteen doorbroken, en stokt het proces - en meestal de
dialoog.
Het
tweede grote probleem is dat van mensen die al een vaststaand idee hebben over
de boodschap van de ander. Meestal gaat dat ook ermee samen dat ze zelf ook een
vaststaand idee hebben van hoe de wereld er uitziet of zou moeten zien. Dat deze
mensen niet voor de algemeen semantische aanpak vatbaar zijn, is logisch - want
als je al een vaststaand idee hebt van de wereld, of van de ideeën van een
ander, dan hoeft je ook niet (goed) te luisteren naar die ander. Dit is het
moment waarop de zwart-wit- of monologen-discussie zijn intrede doet, zie
illustratie hiernaast. Een clou hier ligt in de term "luisteren"
.
Het onderhouden van vaststaande ideeën omtrent de wereld is in één woord bekend
onder de term "ideologie", en de meest verspreide vorm hiervan vindt men in
religies
. De ervaringen met religie en dialoog zijn dusdanig bekend dat dit in de
volksmond al is vastgelegd in het gezegde: "Met gelovigen valt niet te
discussiëren".
Religieuzen onderscheiden zich op dit punt fundamenteel van niet-religieuze
ideologen, omdat religieuzen hun meningen uit een bron met oneindig hogere
autoriteit hebben.
Over religie zullen de meeste mensen die teksten als de onderhavige lezen dan
ook niet gaan discussiëren. Anders ligt dat met de niet-religieuze vormen van
ideologie. Die komen ook heel veel voor - ook onder mensen die vallen in de
categorie "intellectuelen" of degenen die zichzelf als zodanig zien. Hoewel je
dus zou denken dat intellectualiteit, dat wil zeggen: het hebben van een
onderzoekende en creatieve geest, incompatibel was met het onderhouden van
ideologie, dat wil zeggen: vastheid in ideeën - voor een humoristische versie
van dit argument, zie de eerdere link naar Discussie
.
Voor niet-religieuze ideologen geldt dat ze minstens net zo vast overtuigd zijn
van de juistheid van hun opvattingen als religieuzen, en er, juist omdat ze
niet-gelovig en meestal intellectueler zijn, schijnbaar betere argumenten bij
kunnen vinden.
Het verschijnsel van de vaste overtuiging bij religie en andere ideologie heeft
een fysiologische basis. Zoals al gezien bij het proces van het begrijpen van de
conversatie van anderen, vindt een voorverwerking plaats, het zoeken naar al
bekende patronen, waarin ook eerder in de geest vastgelegde gegevens en
opvattingen een rol spelen. Dit proces gaat zodanig snel, en/of ligt zodanig
vroeg in het proces van het vormen van begrip en bewustwording, dat het zich
voor de ontvanger voordoet als een werkelijkheid - en niet als (deels) zijn
interpretatie van de werkelijkheid - voor de wetenschappelijke aanwijzingen
hiervoor, zie hier
- wat in deze link beschreven wordt, is dus wat er gebeurt onder regel 2 boven.
Wat hier allemaal staat voor ideologie geldt, wat betreft het proces van
beïnvloeding van het communicatieproces, voor nog een andere cruciale factor: de
emotie. Emotie werkt grover dan ideologie. Wat betreft de uitgewisselde
boodschap werkt emotie meer op het persoonlijke vlak, en ideologie op het
inhoudelijke. Ideologie zorgt ervoor dat bepaalde zaken niet goed vertaald wordt
op grond van inhoudelijke factoren, emotie zorgt de hele boodschap niet goed
vertaald worden door bijvoorbeeld een emotie met betrekking tot de persoon die
het zegt. Dat komt mede omdat ideologische zaken in het neurale netwerk nogal
gelokaliseerd zijn, en emoties over het algemeen grotere delen van het neurale
netwerk tegelijk beïnvloeden - neurologische signalen zijn voornamelijk
elektrisch en lopen via specifieke zenuwbanen, emoties worden doorgeven middels
chemische stoffen in de omgeving van het netwerk.
De combinatie van ideologie en emotie is meestal dodelijk voor wat voor dialoog
dan ook. Men kan het meestal herkennen aan het gebruik van één of meerdere van
de retorische trucs uit de volgende verzameling
. Wie één van deze trucs tegenkomt kan de ander daarover waarschuwen, en dan
kijken naar de reactie. In de meeste gevallen zal dat razendsnel leiden tot de
conclusie dat een inhoudelijke discussie vrijwel onmogelijk is. Wie toch door
wil gaan, kan proberen eerst de dialoog te neutraliseren qua emotie. Wie daarna
nog energie heeft voor het aanpakken van de ideologische barrières, is een sterk
en moedig persoon.
Tenslotte nog wat een paar praktische organisatorische aanwijzingen:
-
Zorg voor een gelijk speelveld. Dat wil zeggen: als er twee standpunten
zijn, van beide standpunten evenveel vertegenwoordigers. Als er publiek bij
is, uit beide kampen ongeveer evenveel vertegenwoordigers. (Deze regel wordt
bij de publieke omroep op systematische basis geschonden bij bijvoorbeeld
(bijna) alle politiek-correcte onderwerpen en discussieprogramma's
)
-
Neem één onderwerp per keer of per ronde. Het meer onderwerpen per ronde
introduceren is in feite ook een retorische truc, omdat je impliciet
aanneemt dat het eerste afgehandeld is.
En een paar praktisch individuele:
-
Gebruik min of meer verifieerbare zaken. Dat wil zeggen: geen beroep op
hogere inzichten als goden en kabouters (dat laatste om aan te geven dat het
eerste qua dialoog ook niets waard is). Dialoog over religie en dergelijke
is dus überhaupt zinloos
.
-
Interrupties dienen vermeden te worden. Maar kunnen bij overtredingen
van de andere partij, zoals onwaarheden van de ernstige of persoonlijke
soort en de retorische truc van de waterval
wel noodzakelijk zijn.
-
Hanteer bij overige overtredingen en als algemene houding de strategie
van tit-for-tat
: begin coöperatief, maar beantwoordt niet-coöperatieve taal met
niet-coöperatieve taal.
Het voorgaande zijn allemaal regels en aanwijzingen aangaande het proces van de
dialoog zelf, en niet van de inhoud van het uitgewisselde. De bespreking daarvan
staat hier
. Voor een vollediger set regels, zie hier
.
Voor wie zich wil mengen in discussies, als onderscheiden van een dialoog, staan
wat aanwijzingen verzameld hier
. Voor de sociologische implicaties, zie hier
.
Naar Alg. semantiek, trainingsprogramma
,
of site home
·.
|