Media: eenzijdigheid berichtgeving |
12 apr.2009 |
De grootste externe bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting is de binding
tussen de media en commerciële activiteiten - de grootste interne bedreiging is
de zichtbare partijdigheid van de media zelf.
Er is een inherent risico van partijdigheid in het simpele feit dat de media
bemand worden door mensen uit de middenklasse. Waar je aanvaardt dat er
tegenstellingen van belangen zijn tussen de drie maatschappelijke klassen:
lager, midden en top, verkeert de middenklasse dus in de comfortabele positie
dat ze de macht heeft in één van de belangrijkste maatschappelijke krachten: de
informatieverspreiding.
Het risico op eenzijdigheid door dominantie van de middenklasse wordt enigszins
verzacht door het feit dat de middenklasse ook geen homogeen geheel vormt. In de
traditionele links-rechts indeling zien we zowel aanhangers van links en rechts,
die in de papieren media redelijk in evenwicht zijn. In de elektronische media
is in Nederland er wel een duidelijk krachtsverschil, gevangen in de
uitdrukking: "De actualiteitenrubrieken Eén Vandaag (TROS en AVRO),
Netwerk (NCRV en EO) en NOVA (NPS en VARA) is drie keer de
Volkskrant." Voor wat dat links-zijn inhoudelijk betekent kunnen we
verwijzen naar het geschrevene in Linkse denkfouten
:
obsessies met gelijkheid, de rechten van het individu, alles-moet-kunnen, het
"zielige-negertjes"-denken, en natuurlijk vooral de steun aan alles in verband
met vluchtelingen, allochtonen, immigranten, de multiculturele samenleving
enzovoort. Zowel dat laatste als de hele groep van eigenschappen is terug te
vinden in een sterke aanhang bij de media-middenklasse van het kosmopolitisme
. Of
in de woorden van een relatieve insider (uit de Volkskrant, 24-10-2011,
door Loes Reijmer):
Een glaszuivere weergave van de werkelijkheid. Voor het specifieke geval van de
NOS uitgewerkt hier
.
Even natuurlijk als het bestaan van dit proces, zijn de
ontkenningen ervan vanuit eigen kring - onder een recent voorbeeld uit de vele
(uit de Volkskrant, 04-04-2009, door Edwin van Huis, zelfstandig adviseur
en was tot 1 januari algemeen directeur van het Nederlands Instituut voor Beeld
en Geluid):
Hierin staan een paar denkfouten en enige leugens
. Er
zijn meerdere onderzoeken gedaan naar de frequentie van het optreden van linkse
en rechts politici in de media, die allemaal op een ongeveer gelijke verdeling
uitkomen. Dat zegt echter helemaal niets. Pim Fortuyn was er niet uit weg te
branden, maar werd ronduit gedemoniseerd
. Rita
Verdonk trad wel vaak op in de media, maar in vrijwel alle gevallen was de
benadering licht tot zwaar kritisch
.
Geert Wilders, die zich, vermoedelijk om deze reden, zelden in
discussieprogramma's vertoont, was wel vaak in de media te zien, maar de
benadering van hem is vrijwel altijd zwaar kritisch
.
In deze tijd (april 2009) hebben columnisten in kranten het waarschijnlijk veel
vaker over Wilders dan over linkse politici, maar meestal gaat dat gepaard met
diepe minachting en vaak zelfs rechtstreekse beledigingen. Dat rechtse politici
'met een zijden handschoen' aangepakt zouden worden, zoals Van Huis stelt, is
een regelrechte leugen. Het gebruik van de term "demoniseren" met betrekking tot
Fortuyn was volkomen terecht, en voor Wilders geldt precies hetzelfde. Eindeloos
wordt gerefereerd aan de "erge uitspraken" die hij doet - terwijl de koran, waar
Wilders het over heeft, letterlijk bol staat van uitspraken die veel erger zijn,
en waarvan men zegt, indien erop aangesproken: "dat moet je niet zo
erg/letterlijk opnemen." De frequentie tezamen met de leugenachtigheid maakt dit
tot de meest grove mediamanipulatie. En omdat het zo opzichtig is, leidt het tot
een steeds sterker stijgende populariteit van Wilders (schrijvende april 2009).
Voor wie dit niet alleen van deze website wil aannemen, is er inmiddels een
analyse verschenen van iemand die de wereld van binnen uit kent (uit:
De Volkskrant, 23-10-2009, door Geke van der Wal):
Wat er voor in plaats moet komen is natuurlijk bekend genoeg:
Tot aan de laatste bekende kwesties (dit stukje stamt van okt. 2009): de
kredietcrisis, de val van de DSB-bank en de AOW, valt nog steeds hetzelfde waar
te nemen: men loopt als media geheel braaf achter de smerigheden vanuit de top
van de samenleving aan - de echte onthullende informatie en het (echt) kritisch
geluid moet je zoeken met een lantaarntje, en is voornamelijk vinden op het
internet of "kleine" buitenstaanders als Dagblad De Pers.
Een inmiddels klassiek voorbeeld van partijdigheid in de media is het
Israëlisch-Palestijnse conflict. Dat de media hierin partijdig zijn, blijkt al
alleen uit deze naamgeving, want een meer objectieve benaming zou zijn de
Joods-Palestijnse oorlog. De feiten over dit conflict zijn namelijk heel simpel:
in de jaren 1945-1948 zijn de Joodse immigranten er door terreur en oorlog in
geslaagd Palestina te veroveren op de Palestijnen, en de laatste voor een
belangrijk deel te verdrijven. De Palestijnen verzetten zich daartegen tot op de
dag van vandaag. Dat verzet is een oorlog. De Palestijnen zijn in deze oorlog
strijders tegen bezetting, verzetsstrijders, in plaats van hun gewoonlijke
aanduiding in de media als terroristen - de Joden, verzameld onder de banier
"Israël", vechten terug met oorlogen en terreur. Voorbeelden van dat eerste zijn
de Suez-oorlog van 1956 en de Zesdaagse oorlog van 1967, en voorbeelden van het
laatste zijn de Libanese oorlogen van 1982 en 2006, en de Gaza-oorlog van 2008/9
- die laatste zijn terreur, omdat het aantal burgerslachtoffers het aantal
militaire slachtoffers vele malen overtrof, en het kennelijk ook de bedoeling
was zoveel slachtoffers te maken, ter afschrikking.
Het is noodzakelijk deze zaken als feiten te herhalen, omdat een groot deel van
de publiek opinie ze niet als feiten herkent. Dat is veroorzaakt door de
voorstelling van zaken in de media. Die media hebben dus in deze situatie een
sterk eenzijdig, of partijdig, beeld gegeven van de situatie
. Ook
hiervan een recent voorbeeld (uit:
VARAGids, nr. 6-2009, door Roy van Vilsteren):
Natuurlijk probeert men het niet al te openlijk te doen en zijn er ook hier de
hardnekkige ontkenningen, maar door die rommel eruit te snijden, wordt het hier
toch volkomen duidelijk: de Israëlische 'precisiebombardementen' die 1300
slachtoffers veroorzaken moet je op dezelfde voet zien als de Palestijnse
Qassam-raketten, die 'dreiging' veroorzaken - beide zijn grijs. Een houding die
elders verder werd toegelicht (uit:
VARAGids, nr. 6-2009, column door Paul Witteman):
Sander vindt het maar vervelend dat er gediscussieerd wordt over woorden. Tja.
Het antwoord is al gegeven door Paul Witteman. Het toont ten stelligste de kwade
bedoelingen van Van Hoorn aan - want hij weet natuurlijk dondersgoed van het
verschil tussen Israëlische 'precisiebombardementen' en de 'dreiging' van
Palestijnse Qassam-raketten. Het is een even sterk verschil als dat tussen 1300
doden en een enkele. Met zijn grijs-grijs voorstelling van een conflict dat een
oorlog is die heel dicht tegen zwart-wit ligt, demonstreert hij de partijdigheid
van de Nederlandse media in dit conflict - een partijdigheid die vroeger nog
veel erger was.
De oorzaken van deze partijdigheid in de media zijn ook niet moeilijk te
achterhalen. Ten eerste was daar het wij tegen zij gevoel - de Joden destijds
dichter bij ons staande dan de Palestijnse Arabieren. Ten tweede het
schuldgevoel voor het lot van de Joden in de Tweede Wereldoorlog, en ten derde
de aanwezigheid mensen met Joodse bindingen in de media. De eerste oorzaak is in
de loop van de jaren steeds minder geworden, door onder andere de allochtone
immigratie. De tweede is sterk verminderd door de Joods-Israëlische wandaden
versus de Palestijnen. En de derde is hetzelfde gebleven, en mogelijk zelfs iets
sterker geworden. Twee belangrijke actualiteitenprogramma's op de televisie:
Nova en Buitenhof, tellen als hoofdpresentatoren twee mensen met
Joodse bindingen. Het is praktisch gezien onvoorstelbaar dat dat hun blik op dit
conflict niet kleurt, en het is nauwelijks voorstelbaar dat collega's van deze
mensen geen rekening houden met deze gevoeligheden - je komt elkaar bij de lunch
weer tegen. Dat de partijdigheid vroeger nog veel erger was, lag er voor een
deel aan dat destijds vrijwel alle correspondenten ter plekke van Joodse komaf
waren - een grove overtreding van het neutraliteitsbeginsel, dat zegt dat
niet belangenverstrengeling, maar zeker ook de schijn ervan ten stelligste
vermeden moet worden.
"Het Israëlisch-Palestijnse conflict veroorzaakt door terroristen" versus "de
Joods-Palestijnse oorlog veroorzaakt door vrijheidsstrijd" laat dus zien dat
partijdigheid een groot en actueel gevaar is voor de vrijheid van meningsuiting,
zodra die vrijheid van meningsuiting verbonden wordt aan wat er verspreid wordt
aan informatie via de media.
Een ander voorbeeld is de berichtgeving rond de Koude Oorlog. Gedurende een half
centennium is er in Europa ten stelligste geloofd dat Tweede Wereldoorlog in
Europa gewonnen is door de Amerikanen. Een flagrante leugen, die alleen maar kon
standhouden door een langdurige en uitvoerige censuur op de waarheid, namelijk
dat de Tweede Wereldoorlog in Europa gewonnen is door de Sovjet-Unie. Ten tijde
van de Geallieerde invasie in Normandië, voorjaar 1944, was de oorlog in het
Oosten allang beslist, en waren de Duitsers strategisch al verslagen. Zoals
sinds de val van de Sovjet-Unie geleidelijk steeds meer wordt toegeven in het
Westen, onder gebruik van terminologie als "Je zou kunnen zeggen ..."
.
In de decennia daarna, tijdens de Koude Oorlog zelf, is er decennia lang gelogen
over "de bedreiging uit Rusland", en talloze andere vormen van propaganda en
leugens, die doorgaan tot op vandaag, en waarvoor nog steeds precies hetzelfde
geldt: het is alleen mogelijk door diverse mates van censuur, veroorzaakt door
de sterke partijdigheid van degenen die de media bevolken. Iets dat op dit vlak
nog steeds geldt, zie dit voorbeeld (De Volkskrant, 01-07-2011, door
Evelien Flink):
En wie denkt dat dat geen invloed heeft, is volstrekt naïef al was het maar
omdat het staat voor een groot deel van de rest
.
Het verschil tussen gevallen als de Koude Oorlog, de oorlog in Palestina, en het
multiculturalisme is de mate waarin de eenzijdige berichtgeving en propaganda
overeenkomt met de mening van de rest van de bevolking. In het geval van de
Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog werd dit gesteund, aangaande de
Palestijnse oorlog aanvankelijk ook, maar wat betreft de multiculturele oorlog
niet. En dat laatste is mede de oorzaak van veel maatschappelijke onvrede.
Het voorgaande ging over de berichtgeving in Nederland. In andere westerse
landen is dat van niet veel beter tot aanzienlijk slechter. In niet-westerse
landen, meestal geen democratieën, ligt het weer vanaf een hele schaal erger. En
eens speciaal geval is dat van Amerika: dat heeft de reputatie het meest vrije
land te zijn met (dus) de meest vrije media. Je zou bijna zeggen: het omgekeerde
is het geval. Amerika is op het gebied van berichtgeving praktisch gezien
vrijwel gelijkgeschakeld - zie de uitwerking daarvan hier
.
Verdere voorbeelden van vervorming in de Nederlandse media zijn verzameld onder
diverse rubrieken: multiculturalisme
,
kernenergie
,
kranten
,
televisie
, de
maatschappelijke tweedeling
, en
een specifiek maar illustratief gevalletje hier
.
Werkmethoden van de vervorming zijn toegelicht onder de noemers: focus
,
selectie
,
selectieve bronnen
,
selectieve gasten
,
selectieve herhaling
,
selectief citeren
,
selectieve aspecten
,
selectieve twijfel
,
oordeel
,
weglating
en
leugens
.
Naar Vrijheid van meningsuiting
,
Sociologie lijst
, Sociologie overzicht
, of site home
.
|