De bron van moraal
| 21 nov.2006; 23 mei
2010 |
Het is een algemeen aanvaarde gedachte dat moraal, geweten, schaamte, en
dergelijke typisch menselijke zaken zijn. Mensen die in de praktijk nauw met
dieren omgaan weten dat emoties als vreugde verdriet, en schaamte wel
degelijk bekend zijn bij dieren. Ze worden niet uitgedrukt in woorden, maar
in gedrag. Het gedrag dat een hond tentoonspreidt bij het betrapt worden op
iets waarvan hij geleerd heeft dat het niet mag lijkt in hoge mate op
gedragingen van de mens in overeenkomstige gevallen. Bij mensen zijn er meer
mogelijkheden om dit te uiten, maar de "hondse" uitingen behoren tot het
vaste repertoire. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat hieraan
niet dezelfde geestelijke processen ten grondslag ligt als bij de mens, mede
gezien het feit dat emoties zetelen in een deel van de hersenen dat mens
gemeenschappelijk heeft met de dieren.
De reden dat dit soort gedrag ontstaat bij zulk op het oog verschillende
soorten is omdat die verschillende soorten iets gemeen hebben met de mens:
samenwerking. Samenwerking behoeft regels, en een aantal van die regels zijn
dusdanig fundamenteel dat ze voor vrijwel alle samenlevende diergroepen gelden
.
Gevoelens als "schaamte" die we bij mens en deels ook bij dieren waarnemen
hebben alles te maken met de samenwerking binnen de groep.
De volgende stap is dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat deze
overeenkomsten abrupt stoppen bij zaken als vreugde, verdriet en schaamte, en er
dus alle reden is om aan te nemen dat die overeenkomsten deels ook zullen slaan
op samenvattingen van emoties als geweten en moraal. Deze constatering kan
samengevat worden in een enkel begrip: de evolutionaire visie van moraal. Moraal
is geen door de mens van boven gegeven ding, maar een zaak die zich op
natuurlijke wijze heeft ontwikkeld uit de vormen van moraal die dieren ook al
hebben en met name natuurlijk de hogere dieren, de apen en de mensapen, waar dit
bij uitstek valt waar te nemen
.
Dit uitgangspunt staat haaks op de dominante opvatting over moraal in de
huidige westerse cultuur (en diverse andere), namelijk dat deze afkomstig is van
een vooronderstelde alwetende en almachtige godheid, en de die godheid
aanhangende religies. Uit de alwetendheid van de godheid volgt dat die godheid
en degenen die in haar geloven ook alles weten over moraal. Waarbij degenen die
niet geloven in die godheid, bij implicatie en vaak direct uitsproken, geen
moraal hebben. Oftewel amorele mensen zijn.
De rol van religie als bron van moraal is één van haar belangrijkste claims
op de nuttigheid ervan - zeker wat betreft de christelijke variant, die alles
aangaande de materiële wereld heeft moeten afstaan aan de wetenschap. De
belangrijkste verdedigingslinie van de religie op die aanval is de bewering dat
wetenschap dan wel de baas is in de materiële wereld, maar dat wetenschap niets
zegt over moraal, en dat dat de rol is van haar, de religie.
Deze stand van zaken duurt al enige tientallen jaren. Het grote probleem
van de moraal ontleend aan religie dat daarbij voortdurend naar voren komt, is
dat deze afkomstig is van een hogere macht, in vastomlijnde regels is
vastgelegd, en dus niet aan voldoende amendering onderhevig is - religie
veroordeelt bijvoorbeeld homoseksualiteit, terwijl het inmiddels volkomen
duidelijk is dat dit ten onrechte is.
Deze rigiditeit is een kenmerk van religie in het algemeen. Het idee dat
religie de enige bron van moraal is, maakt de moraal rigide, zet dus een sterke
rem op de ontwikkeling van de mens op dat gebied. Iets dan in ieder geval is
bewezen te gelden voor de joods-christelijk-mohammedaanse religies met een
oppergod
.
Het is deze rigiditeit die waarschijnlijk ook verantwoordelijk is voor het
langzame doordringen van het belang van de onderzoeken van evolutionaire moraal.
Waar de eerste publicaties, van onder andere de al genoemde Frans de Waal,
stammen uit de jaren tachtig, begint nu pas het idee op zich door te dringen tot
een wijder publiek
.
De essentiële meerwaarde een menselijke moraal, van welke vorm dan ook, is
dat het voor mensen mogelijk is zelf aan de moraal te werken, en nieuwe vormen
moraal te ontwikkelen. Dat is in de huidige tijd een essentiële constatering,
omdat de traditionele religieuze vorm van moraal aan erosie onderhevig is, en de
eerste vervanging de afgelopen decennia niet in staat is gebleken de
opengevallen ruimte op te vullen.
Die eerste vervangende moraal is de libertijnse moraal van de intellectuele
bovenlaag in de westerse maatschappijen geïntroduceerd met de zogenaamde
jaren-zestig revolutie, het meest bekend uit Frankrijk en met name Parijs, maar
ook in Nederland manifest middels diverse studentenopstanden, de
provobeweging, relletjes op de Dam en dergelijke. Deze revolutie heeft een
aantal ongewenste zaken opgeruimd, zoals de al te grote eerbied voor alle
bovengeplaatste personen, maar, zoals zo vaak bij een revolutionair-achtig
proces dat volgt op een al te lange periode van het tegenhouden van verandering,
meteen aanzienlijk doorgeslagen de andere kant op
. Die nieuwe moraal werd gedragen door de alfa- en gamma-intellectuele elite
,
voornamelijk vanuit linksige hoek - de doorgeslagen aspecten ervan zijn
uitvoerig beschreven hier
,
met als voornaamste ideologische punten "de gelijkheid der culturen", "de
gelijkheid der mensen" en een veel sterkere rol voor het individu, en daarnaast
diverse zaken samen te vatten in de term "permissiviteit", staande voor het al
dan niet oogluikend toestaan van allerlei licht of sterk maatschappelijk
subversief gedrag
.
Bekende uitwassen: de anti-autoritaire opvoeding, de gelijkwaardigheid van
geestelijk gehandicapten, de ondermijning van het gezag van de politie, en
dergelijke. Maar met als constante dat de ideologieën, met name die van "de
gelijkheid der culturen" en "de gelijkheid der mensen", net zo weinig ter
discussie gesteld mochten worden als de morele leerstellingen van de kerk.
Op het moment van schrijven (mei 2010) is het volkomen duidelijk dat deze
nieuwe moraal volkomen tegen de klippen is gelopen. De anti-autoritaire
opvoeding heeft tot zulk ongewenst gedrag geleid, de korte-lontjes dergelijke
,
dat zelfs de jeugd zelf om meer gezags-uitoefening vraagt
.
Maar het voornaamste bezwaar is dat de top van de maatschappij de sterk
toegenomen individualisering heeft aangegrepen om volledig los te slaan van haar
maatschappelijke boeien, en het op een tot nu toe onbeperkt graaien te zetten.
Toen de bijbehorende vormen van globale financiële fraude leiden tot een grote
crisis op financieel gebied in 2008-2009, werd de schade ervan afgewenteld op de
rest van de maatschappij. Waarvoor men zelf op geen enkele wijze verantwoording
wil afleggen, en waar de overige bestuurlijke elite, nauw verweven met de
financiële wereld, dusdanig zwakke maatgelen ter voorkoming tegenoverstelt, dat
het vrijwel vaststaat dat het systeem van graaien en uitbuiten volkomen op de
oude voet zal doorgaan.(diverse links).
Dit is allemaal dusdanig duidelijk dat er enige discussie over is. Niet erg
veel, gezien de ernst van de situatie, en omdat die discussie zou moeten
plaatsvinden in de kringen van degenen die normaal over dat soort zaken
discussiëren: de intellectuele en bestuurlijke bovenlagen van de maatschappij,
en de daarbij behorende personen in de media. Die zijn echter in sterke mate
bevangen door jaren-zestig-achtige ideologie, zie de hardnekkigheid waarmee men
vasthoudt aan de gelijkheid der culturen, en ook nog voor een groot deel gaan
collaboreren met de graaiende elite in de top - meer geld in de top ("de
koning") betekent dat er ook meer overblijft voor de lagen daar direct onder
("de lakeien").
Er zal dus op andere plaatsen gezocht moeten worden naar een nieuwe moraal.
Hier wordt dat gedaan door terug te grijpen op aloude gezond-verstand zaken die
men ook terug kan vinden in de dierenwereld in groepen die intensiever
samenleven, en al vroeg in de geschreven geschiedenis van de mensheid zijn
genoteerd door mensen als Confucius
, en
bij ons bekend in de vorm van gezegdes als "Wat gij niet wilt dat u geschiedt,
doe dat ook een ander niet". Deze gezond-verstand wijsheden is men nu bezig te
herontdekken als stammende van ons door de evolutie meegegeven vormen van
moraal, uitvoeriger beschreven hier
.
De basiselementen en -processen van een evolutionaire moraal zijn op deze
website al eerder behandeld, via het centrale begrip vertrouwen
, de uitwerking in de Westerse organisatie
en
cultuur
,
het controlemechanisme van tit-for-tat
,
tot de tegenkrachten die daarbij bestreden moeten worden
.
Naar Moraal lijst
,
Algemeen overzicht
, of site home
.
|