Onderwijsbeleid: vorm en inhoud

Een groot deel van de problemen in het onderwijs en de strijd erover zijn terug te voeren naar de begrippen vorm en inhoud, en de strijd daartussen. Natuurlijk hoeft er geen strijd te zijn tussen vorm en inhoud, en in de techniek is het een gulden regel dat als de vorm goed zit, het met de inhoud ook meestal wel redelijk oké is. Maar in de maatschappelijke context is die strijd er wel degelijk, en is dit een aspect van de strijd tussen twee levenshoudingen: de alfa en de bèta uitleg of detail . De alfa, de kunstzinnige, literaire enzovoort, is van nature voor de vorm uitleg of detail . De bèta, de technicus, de wetenschapper, is van nature voor de inhoud.

Het onderwijs zoals in de eerste decennia na de oorlog gegroeid is, was een bèta-vorm van onderwijs: het ging erom de leerlingen wat te leren. Hoe dat ging was minder belangrijk. De onderwijsvernieuwingen vanaf de jaren zeventig waren in groeiende mate gericht op het aanleren van vorm, met als hoogtepunt studiehuis-achtige leervormen waarin de leerlingen met een opdrachtje worden losgelaten en het daarna zelf mochten uitzoeken. Dit onder het motto: later moeten ze ook zelfstandig werken, dus het is goed ze dat nu te meteen als aan te leren.

Dat laatste was natuurlijk een drogreden van het zuiverste water, van de soort: gooi je peuter maar in het diepe, wat later moet hij/zij toch zelfstandig kunnen zwemmen. Dat modern neurologisch onderzoek laat zien dat de hersens van pubers nog dusdanig onvolgroeid zijn dat dit soort zelfstandigheid er nog even niet inzit, was voor mensen met enig gezond verstand natuurlijk mosterd na de maaltijd uitleg of detail .

De valse argumenten waren natuurlijk slechts een rookgordijn voor iets anders. dat "wat anders" was de ideologie die als groep in de alfa's ingebakken zit: de sterke voorkeur voor de vorm boven de inhoud. De inhoud is bedreigend, omdat ze objectief is. En de inhoud is bedreigend, omdat bèta's er vaak beter is zijn. Want steeds meer inhoud heeft een wetenschappelijke vorm, en de wetenschappelijke vorm is steeds meer een bèta-vorm, en bèta's zijn nu eenmaal beter in de bèta-vorm.

De inhoud is rekenen en aanverwante. De vorm is het verhaaltje. De capaciteiten tot rekenen en dergelijke kan je redelijk goed uitdrukken in Cito-toetsen en IQ. De capaciteiten tot het vertellen vaneen verhaaltje aalleen in waardering van mensen. En heeft hoeft hier geen betoog hoeveel hekel alfa's hebben aan Cito-toetsen uitleg of detail  en IQ uitleg of detail .

In de loop  van de laatste decennia hebben de alfa's, en daarmee bedoelen we hier altijd de groep van alfa's en gamma's tezamen, een steeds invloedrijke en uiteindelijk dominante rol gekregen in aansturing en beleid van het onderwijs. Vaak waren het ook nog vrouwen, die met hun sterkere taalvaardigheden nog meer een vormgericht neiging hebben. Het resultaat is bekend: het competentiegericht onderwijs (De Volkskrant, 09-03-2010, van een verslaggever):

  Vernieuwing van bovenaf pakt funest uit voor mbo

Lesvoorschriften onwerkbaar gedetailleerd | Te weinig vakkennis.

Het competentiegericht leren in het middelbaar beroepsonderwijs dreigt op een fiasco uit te lopen. Hoewel inmiddels 84 procent van de scholen is overgegaan op deze verplichte onderwijsvernieuwing, klagen directeuren van roc’s (mbo-scholen) en de MBO Raad zelf over gediplomeerden met te weinig vakkennis en onwerkbare papierwinkels.
    Het competentiegericht onderwijs (CGO), dat sinds 2004 wordt ingevoerd, gaat bij de opbouw van het beroepsonderwijs (met ruim 500 duizend deelnemers de grootste schoolsoort) niet uit van per vak te halen eindnormen, maar van voor elk beroep benodigde ‘competenties’. Die beslaan zowel vaardigheden en kennis als houdingsaspecten (omgang met klanten, samenwerken), en zijn geformuleerd in vuistdikke ‘kwalificatiedossiers’.   ...


Dit competentiegerichte onderwijs, oftewel vormonderwijs, heeft het hele onderwijsbouwwerk heeft ondermijnd. Hieronder wat voorbeelden van deze stand van zeken, beginnende met het mbo (uit de Volkskrant, 09-03-2010, van verslaggever Robin Gerrits):
  'We zijn aan de verkeerde kant begonnen'

Mbo-wereld komt in verzet tegen competentiegericht onderwijs: ‘Eerst vakkennis aanleren, dan de juiste houding.’

Tussentitel: 'Niemand weet meer waar een mbo-opleiding nu eigenlijk voor staat

‘Natuurlijk is het fijn als de loodgieter niet met zijn vieze schoenen door het huis banjert’, zegt collegevoorzitter Kees Tetteroo van ROC Eindhoven. ‘Maar wat heb je aan iemand die netjes bij de deur zijn schoenen uitdoet, als hij de verwarming niet kan repareren? Dát is toch de volgorde: eerst vakkennis, dan de houdingsaspecten die erbij horen. Bij competentiegericht leren zijn we aan de verkeerde kant begonnen.’
    Volgens steeds meer directeuren van roc’s (regionaal opleidingencentrum, mbo-school) heeft de invoering van het competentiegericht onderwijs (CGO) de balans van vakkennis en houdingsaspecten stevig verstoord. Vroeger was het duidelijk: als je lts had gedaan en je ging nog niet werken, volgde mts. Ook bij meao wisten ouders, decanen, leerlingen en bedrijfsleven wat ze konden verwachten. ‘Nu staat er een opleiding tot leisure assistant of zoiets in de folder, en tast iedereen in het duister over welk niveau dat is’, zegt Tiny Pheninckx van horeca-beroepsopleiding De Rooi Pannen in Tilburg. ‘Als je zo het onderwijs inricht, roep je de ellende over jezelf af.’    ...


Maar het geldt overal  - om te beginnen bij degenen die het uiteindelijk moeten doen (uit De Volkskrant, 04-05-2010, column door Aleid Truijens):
  Juffie

‘Ik wil voor de klas’, zei J. beslist. ‘En het liefst op een basisschool.’ J. heeft haar gymnasiumdiploma op zak. Ze kan bijna alles studeren, maar ze wil werken met jonge kinderen. Niet als pedagoog of therapeut, maar als juffie.
    Haar ouders zien liever dat ze rechten gaat studeren, of economie. Haar vrienden verklaarden haar voor gek toen ze liet vallen misschien naar de pabo te willen. Dat was toch een opleiding voor losers die niks anders konden? Niks voor de ambitieuze J. Die werd het moe om haar keuze te verdedigen.   ...
    Mensen als J. zijn hard nodig. Gelukkig vindt Annette Roeters, directeur-generaal van de Onderwijsinspectie, dat ook. Een unicum trouwens: voor het eerst in lange tijd geeft de inspectie toe dat de kwaliteit van onderwijs in hoge mate bepaald wordt door de kwaliteit en het niveau van de mensen die er werken. Jarenlang werd beweerd dat slechte prestaties kwamen door de vele allochtonen, de grote klassen, de slechte wijken. De grootscheepse verbeteractie die op initiatief van wethouder Lodewijk Asscher is ingezet op zwakke Amsterdamse scholen, laat zien dat door het opschroeven van eisen die scholen zichzelf en leerkrachten aan de kinderen stellen, enorme winst te boeken is.
    Het gaat overal beter als de eisen op de lerarenopleidingen fors omhoog gaan. Goed uitleggen, zodat kinderen de leerstof begrijpen en kunnen toepassen, daar schort het volgens de inspectie bij veel leraren aan. Die overdosis didactiek op de opleidingen werkt dus niet.
    Misschien is het probleem vooral dat je zelf de stof superieur moet beheersen voordat je een kind iets helder kunt uitleggen. Dat lesgeven draait om zoiets saais als ‘inhoud’, wilde er bij de opleiders jarenlang niet in. Op een checklist voor universitaire stagiaires op havo-vwo die mij onder ogen kwam, zag ik honderden doelen en ijkpunten, maar ‘beheerst zelf de lesstof’ stond daar niet bij.
     Meer academici in het onderwijs hoeft niet een kwestie van fewer but better te zijn, zoals Roeters meent. Waarom niet meer én beter? In landen waar alle leraren, ook die voor de basisschool, universitair zijn opgeleid, zoals Finland en Frankrijk, is geen lerarentekort. In Finland bestaat een strenge selectie, alleen de allerbesten mogen leraar worden. De kandidaten stromen toe. Er lopen vele J.’s rond. Laat ze niet ontglippen.


De strijd tegen het vorm-onderwijs zal hard zijn en nog lang duren, aangezien ze staat midden in de strijd tussen alfa's en bèta's . En de alfa's zullen niet zonder slag of stoot hun bestaande positie van overmacht uitleg of detail opgeven.
    Ferry Haan was jarenlang economie-journalist bij de Volkskrant geweest, toen hij zij-instroomde richting het onderwijs, als economieleraar. Hij schrijft regelmatig over zijn ervaringen in column-vorm (op de Volkskrant-website), en af en toe in wat grotere vorm, als onder (uit de Volkskrant, 12-06-2010, door Ferry Haan, leraar economie):
  Leraar, boei of ga ten onder

Een goede docent communiceert makkelijk, heeft vakkennis en kan relativeren en doorzetten. Die kwaliteiten zijn moeilijk in één persoon te vinden, maar wie ze heeft, heeft een geweldig leven in het theater van het klaslokaal.

‘Het onderwijs is één groot theater’, roepen ervaren krachten in koor. Ze hebben gelijk. De docent is een podiumkunstenaar die zeven voorstellingen per dag geeft. Dat is niet iedereen gegeven.
    De leerlingen van nu verlangen niet veel van een docent. Ze hebben eigenlijk maar één eis: ‘Boei, of ik schiet.’ Wanneer de scholier geboeid is, dan kan er heel veel en is het een feest om voor de klas te staan. Wordt de puber matig gevoed, dan duurt een lesuur ineens heel lang.
    Het boeien van jongeren is niet eenvoudig. Ze zappen snel weg naar andere verleidingen wanneer hun aandacht niet gevangen blijft. Of ze sneller hun aandacht verliezen dan ik zelf deed toen ik in de schoolbanken zat (in de jaren tachtig), weet ik niet. Ik vermoed van wel.
    De kunst van het lesgeven, is de kunst van het vasthouden van aandacht. Dat hoeft niet per se aandacht voor de persoon van de leraar te zijn. Aandacht voor een goed ontworpen opdracht werkt ook. Wanneer de leerlingen hun aandacht erbij hebben en die richten, dan leren ze. Dat is wat onderwijs beoogt.   ...


Waarna Haan verder gaat over de eisen te stellen aan de docent. Hij ziet echter een belangrijk ding over het hoofd: de organisatie. De boeiende leraar is een enthousiaste leraar. En de commando-structuur van de moderne onderwijsmanager uitleg of detail is de vijand van enthousiasme. Dus de vijand van de boeiende leraar. Dus de vijand van onderwijs.
    Maar nu even over dat "boeien" zelf. De allereerste en allerbelangrijkste zaak dienaangaande is een vervelende maar keiharde waarheid: (veruit) de meeste mensen weten zichzelf nog niet eens te boeien. Laat staan een ander!
    Het verst dat de meeste mensen komen is oppervlakkige zelfbevrediging, en nog veel frequenter is allerlei misbruik van eten en genotsmiddelen, tot diverse vormen van verslaving als roken, te veel drinken, koopverslaving en erger aan toe. En er is geen enkele reden om aan te nemen dat onderwijsgevenden in dit geheel een dusdanig grote uitzondering vormen dat je daar wel van kan stellen dat het voor het merendeel boeiende mensen zijn - of met meer dan een zekere minderheid.
    De eis stellen dat een leraar moet boeien, is de eis stellen dat in iedere leraar  een goede acteur schuilt. Het is onmogelijk en onzin. De gemiddeldeleraar is iemand die een aantal aspecten van zijn vak goed beheerst, de meest redelijk, en een paar minder of niet. Acteur-zijn en boeiend-zijn zitten eerder in de laatste dan de eerste groep.
     Te stellen dat een leraar boeiend moet zijn, is een uitingsvorm van het dwaze idee dat ede gemiddelde leerling vrijwillig naar school moet kunnen gaan. Op gelijke voet met de eis dat werk vrijwillig moet zijn - iets dat je doet als je zin hebt naast de ruime uitkering die je sowieso al geniet. Het zou het beste van twee werelden zijn, maar geen van deze werelden bestaat.
   Wat niet wegneemt dat een boeiende leraar een enorme pre is. Maar is absurd je systeem op deze persoon in te richten. Je systeem moet erop ingericht zijn dat de gemiddelde leraar niet boeiend is, en de leerlingen toch gedwongen zijn om op te komen dagen. Boeiende wiskunderegels - boeiende grammatica - boeiende schwere Wörter - het is allemaal onzin.
    Haan's waanzin is een speciaal geval, of een gevolg  van, een algemeen maatschappelijke waanzin. Hieronder een archetypisch voorbeeld van die algemeen maatschappelijke waanzin (de Volkskrant, 03-06-2010, door Yvonne Zonderop):
  Interview | Inez Groen, publiciste

'Lesgeven is ingewikkeld geworden'

In de Onderwijsagenda zoekt de Volkskrant naar oplossingen voor problemen in het onderwijs. Ook jonge kinderen willen serieus worden genomen, zegt Inez Groen.

Pubers zijn slimmer en socialer dan ooit, ook al kunnen ouderen hun gedrag vaak moeilijk volgen. Dat was de strekking van het boek Generatie Einstein, waarmee Inez Groen en Jeroen Boschma een paar jaar geleden furore maakten.


Een typisch geval van "aan het einde van de regenboog ...". De auteurs hadden die mening ongetwijfeld al, en zijn er vervolgens de jeugd naar gaan vragen - de aloude "enquête"-valkuil uitleg of detail uitleg of detail . Ook een enquête, maar dan eentje zonder de valkuil, namelijk door over anderen te vragen, leerde al snel de waarheid: ruim 80 procent van de ouders vindt de kinderen van anderen matig tot slecht opgevoed uitleg of detail - met als hoofditem discipline. Sociale discipline, natuurlijk. Oh ja, bij de eigen kinderen viel het natuurlijk allemaal reuze mee. Net zoals het slim en sociaal zijn van de huidige pubers natuurlijk reuze "meevalt" ...
    Maar het idee van de zelfstandige jeugd is nog steeds reuze populair in links-ideologische kringen, dus reden genoeg om mevrouw Groen haar expert opinion over het onderwijs te vragen:
  Sindsdien doet Inez Groen onderzoek, geeft ze lezingen en houdt ze de vinger aan de pols van de jeugd, in een samenleving die technologisch en sociaal in rap tempo verandert. Als lid van het Panel van Wijzen van de Onderwijsagenda vroeg ze aandacht voor de weerslag van de sociaal-culturele veranderingen op het onderwijs.

In welke richting dat gaat, blijkt al snel:
  Samen met Jeroen Boschma ze is druk bezig met een update van Generatie Einstein. En ze leggen de laatste hand aan een boek over kinderen tot 12 jaar. Want ook die ontkomen niet aan de veranderende tijdgeest.

Vertonen kinderen op de basisschool ook al dezelfde trekken als pubers?
‘Voor een deel. De basisschoolleeftijd is doorgaans gemakkelijker. Acht- tot tienjarigen zijn enthousiast en vrolijk, ze vinden het leuk om met elkaar wedstrijdjes te doen. Ze zijn op een andere manier met elkaar bezig dan pubers. Maar toch duidt recent onderzoek op overeenkomsten, met name onder jongetjes van 9 en 10 jaar. Zij zeggen: ik heb voor iedereen respect, behalve voor de leraar, want die heeft geen respect voor mij. Die term respect hoor ik te vaak om het te negeren.

Je gelooft je ogen niet. Kinderen van 10 over "respect" ... Ze weten ongetwijfeld niet eens wat het woord precies inhoudt, want het is een redelijk abstracte term - iets waarover je zou kunnen leren op de middelbare school - en dat dan nog alleen de vwo's. Die kinderen van 10 gebruiken wel het woord "respect", maar bedoelen ongetwijfeld iets dat niet overeenkomt met het volwassen "respect". Wat ze bedoelen is: "Mijn zin krijgen".
    Met deze vertaling is het voorgaande meteen volkomen begrijpelijk: kinderen willen hun zin krijgen. En dat "de leraar ze geen respect geeft" moet je vertalen als: "de leraar geeft me mijn zin niet". Althans, niet zo veel als mijn ouders. Wat naadloos past in het genoemde onderzoek over de houding van andermans kinderen: die zijn slecht opgevoed omdat ze te veel hun zin krijgen.
    Maar naast dit essentiële punt staan er in deze passage nog andere zeer opmerkelijke zaken. Ten eerste: het heeft iets met geslacht te maken want het gaat vooral over jongetjes. Ten tweede: er wordt hier meteen ook over geslacht gelogen, want van de onderwijsgevende wordt het verkeerde geslacht vermeldt: de 'leraar' van het jongetje van 10 is in overgrote meerderheid een "lerares". En dan is er nog een leugen, want de 'leraar' is geen "leraar" maar "onderwijzer", tezamen met de andere correctie dus "onderwijzeres" - of "juf" - zie ook boven.
    Met al een stuk ideologie en een aantal leugens achter de rug, is het gerechtvaardigd om bijzonder achterdochtig te worden aangaande alle uitspraken en motieven van deze mevrouw. Laten we nog eens terugkomen op dat respect en het feit dat het jongetjes betreft.  Er is in deze tijd wel een natuurlijke bron van het gebruik van de term "respect" te vinden: de allochtone cultuur: vooral bij Marokkanen, Antillianen en dergelijke ligt het woord vooraan hun mond bestorven. Niet meteen bij jongetjes van 9 of 10, maar wel bij jongetjes van 15, 16 en ouder uitleg of detail uitleg of detail . En met wie gaan de jongetjes van 9 en 10 om? Juist: hun broertjes van 15, 16 en ouder.
    We hebben hier dus al meerdere zaken uit de links-ideologische beerput te pakken: gelijkheidsideologie, gezagsfrustraties, een vermoeden van man-vrouwfrustraties, en een vermoeden van multiculturele frustraties.
    We lezen verder - het volgende is allemaal zin voor zin:
  Wat moet ik me voorstellen bij respect voor een tienjarige?
‘Je moet ze gelijkwaardig behandelen. Dat is heel belangrijk, want dat doen ouders ook.

Precies. Waarover ze aangaande andere ouders sterk negatief zijn.
  Die zeggen tegen hun kind: jij moet er zelf achter komen wat jij wilt.

Wat modern neurologisch onderzoek (zie verderop) heeft laten zien als iets waar pubers nog moeite mee hebben en moeten leren. Bij en 9 tot 10 jarige kan dat hoogstens rudimentair zijn.
  Daarmee zeggen ze in feite: je bent gelijkwaardig, al moet je nog veel leren. Het is allang niet meer zo dat ouders zeggen: dit gebeurt, omdat ik het zeg.

Een herhaling van de waanzin: kinderen van 9, 10 zijn niet gelijkwaardig  - dat worden ze door goede opvoeding, ergens als ze een jaar of 20 zijn.
  Ouders willen heel graag dat kinderen gelukkig zijn, en dat geluk komt als je je eigen ikje ontdekt.

En je eigen ikje ontdek je het beste door regelmatig gecorrigeerd te worden - kinderen die zo maar hun gang kunnen gaan, worden monstertjes uitleg of detail uitleg of detail - en het laatste dat monstertjes worden, is gelukkig. Zelfs volwassen die niet genoeg gecorrigeerd worden, worden monsters  - dit heet "de valkuil van de bewondering" uitleg of detail  .
  De boodschap is: je moet het zelf uitzoeken en niet klakkeloos alles aannemen en gehoorzamen. Die houding verwachten ze ook van hun docent.’

En hier is dit stuk analyse rond: dit is precies zoals we het al beschreven hadden: hun "geen  respect van de leraar" is "niet mijn zin krijgen van de leraar".
    Het is om misselijk van te worden. Dit soort lieden staat tot aan de neus in de drek, en terwijl ze de drek proeven, herkennen ze niet dat het drek is:
  Ieder kind op eigen gezag zijn identiteit laten vinden. Zouden daarom zo veel docenten pleiten voor kleinere klassen?
‘Ik snap wel dat ze daarvoor pleiten. Lesgeven is echt ingewikkelder geworden. Het komt eigenlijk niet meer voor dat leerlingen gehoorzamen, omdat de leraar het zegt. Dan is een klas met dertig leerlingen erg veel, zeker als ze allemaal aandacht willen. Ook leerlingen hebben liever een klas met vijftien klasgenoten.

Nee, natuurlijk. Lesgeven is ingewikkeld geworden vanwege de ideologie van deze  strontscheppers, die in het onderwijsbeleid de baas zijn.
    En het houdt maar niet op:
  ‘Ik was laatst op een school die van alle betrokken partijen wilde weten: hoe kunnen we het leuker maken? Aan leerlingen vroegen ze: noem kenmerken van een goede docent. Het antwoord: dat hij je kent, dat hij weet wie je bent, dat hij of zij vraagt: hoe was je weekend?

Wat een volstrekte waanzin: daar sta je met je klas van dertig leerlingen, en moet aan Marietje gaan vragen hoe haar weekend was. En daarna ook nog Jantien, Klaas, enzovoort. Voor je je ronde hebt gedaan gaat de bel voor de volgende aflevering van Goede Tijden, Slechte Tijden ...
    En dit is dus ook het punt waar we de koppeling kunnen maken met het verhaal van Ferry Haan. Want lees voor 'leuker' ook 'boeiender'.
    Twee zinnen later ook nog een gotspe:.
  ‘Het zijn geen prinsen en prinsesjes die allemaal hun zin moeten krijgen, dat is heel denigrerend.

Hoezo denigrerend? Het is de glaszuivere waarheid als je het Groen-recept volgt. Dit is wat de Amerikanen een pre-emptive strike noemen: je voelt dat je op dit punt kwetsbaar bent, en je doet alvast een tegenaanval. Deze mevrouw Groen is een levensgevaarlijk manipulator.
  Ouders zien hun kinderen als individuen met wie je kunt praten. Ik snap uit het oogpunt van de leraar ook wel dat dit lastig is, maar tegelijkertijd kun je ver komen als je ze weet te raken en ze enthousiast weet te maken. Als je dat niet goed doet, val je door de mand, dat maakt het erg zwaar.

Kortom: je stelt onmogelijke eisen aan de leraar uit grond van jouw eigen ideologie, en als de leraar daar niet aan kan voldoen, en de meeste zullen dat niet kunnen, is het je eigen schuld. Deze mevrouw Groen is ook een regelrecht takkenwijf.
    Kijk hoe ze liegt en bedriegt bij een confronterende vraag:
  Maar kinderen en jongeren hebben toch ook structuur nodig? Onderzoekers beweren dat vooral lageropgeleide jongeren te weinig orde krijgen.
‘Het is een misvatting dat alles zogenaamd leuk moet zijn op school.

Je moet maar jet loef hebben om jezelf zo tegen te spreken. Om maar te hoeven zeggen dat je ongelijk hebt.
  Veel kinderen zijn wel degelijk geïnteresseerd in moeilijke vakken als wis- of natuurkunde. Ze worden graag uitgedaagd.

Ja, op het vwo is er een groepje. Maar elders nauwelijks tot niet.
  Ontzettend veel leerlingen vervelen zich, zeker binnen het mbo.

Ja, precies, vanwege die wiskunde. Deze menvrouw slaat werkelijk alles aangaande inconsistentie.
  ‘Ik weet ook niet of de behoefte aan structuur nu groter is op het vmbo.

Vertaald: mijn gelijkheidsideologie stelt dat er geen schil in structuurbehoefte is tussen de diverse niveaus.
   Het is wel zo dat als er problemen zijn, dan zijn ze op het vmbo extremer dan op havo. Als er wordt geroepen om structuur, is dat sterker op het vmbo.

En als de werkelijkheid zegt dat dat niet zo is ...
  Maar die behoefte aan structuur speelt bij de hele jeugd. Geen orde kunnen houden is in de ogen van alle leerlingen geen goed leraarschap.

... dan ontken je dat gewoon keihard: jeugd is jeugd, en er kan geen verschil zijn.
    Of je zet de piramide op zijn kop, en zegt dat het een normale piramide is:
  Ze verwachten leiding en structuur van een leerkracht die naast hun staat, niet boven hun.’

Een andere omschrijving van "een leiding- en structuurgevende rol" is "erboven staan".
    Waar de scheidslijn tussen waanzin en de nog gezonde mensen ligt, blijkt ook nog even:
  ‘Op de school die laatst aan iedereen vroeg hoe ze het leuker konden maken, stond tijdens de discussie een leraar op die tegen een leerling zei: wie denk je wel dat je bent? Jullie mogen dankbaar zijn dat wij ons elke dag uitsloven voor jullie! Ik schrok, de directie ook, maar hij kreeg wel applaus.

Die applaudiserenden waren de mensen die les wilden geven, en het onmogelijk wordt gemaakt door de mevrouwen Groen en de directies die naar hen luisteren. En die dan verbaasd zijn als de "les willen geven"-den boos op hen worden:
  Ik maak het vaker mee dat docenten boos weglopen als ik bij een lezing zeg dat jongeren gewoon goed les willen krijgen en als gelijkwaardige behandeld willen worden. Dat valt sommigen heel erg moeilijk.

Ja, het is om uit je vel te springen: goed les geven is vrijwel volstrekt incompatibel met gelijkwaardige behandeling. "De leerlingen zijn mijn vrienden niet", zei de onderdirectrice in het gehoor van de redacteur. Pas een haljaar of wat later begreep hij die uitspraak. Toen er inmiddels leerlingen waren blijven zitten mede door lage cijfers behaald bij zijn vak - zoiets doe je je vrienden niet aan.
   En tot slot nog  een teken van de ideologische achtergrond:
  De tijdgeest verandert. De roep om strengere regels is echt iets van de laatste twee jaar. Het negatieve van de wereld is met vol geweld teruggekeerd.

Alsof regels iets te maken hebben met het negatieve van de wereld. Losbandigheid, dat heeft te maken met het negatieve van de wereld. En gebrek aan discipline, en al dat soort zaken. Mevrouw is meer dan lichtelijk ideologisch gestoord.
    En dat wordt dan gehoord over de inrichting van het onderwijs... terwijl het nu volop bekend is dat het onderwijs gedurende de laatste decennia ernstig ontspoord is, en het, buiten de groep zelf, aan iedereen duidelijk is dat dit komt door dit soort mensen. Voor het type, zie bij het artikel geplaatste foto hiernaast. Een in het onderwijs werkende vriendin, die dit soort mensen met grote regelmaat langs ziet komen, die de foto zonder een woord omtrent de achtergrond werd voorgelegd met de vraag: "Wat is dit voor een type?" gaf zonder aarzelen de kwalificatie "Onderwijs...", met op het stippellijntje een lichte krachtterm. Hetzelfde gevoel als van die onderwijsgevenden die als reactie op haar praatjes de zaal verlaten.
    Voor een uitgebreid verhaal vol met weerleggingen van deze waanzin door één van de boze "les willen geven"-den, zie hier uitleg of detail .

Nog een onderwijsvorm die door het nieuwe leren bijna te gronde is gericht (de Volkskrant, 26-11-2010, door Arnold Heertje en Jasper van Dijk):
  Verloedering van het hbo moet nu stoppen

Red het hbo van autonome bestuurders, perverse financiële prikkels, doorgeschoten schaalvergroting en slecht onderwijs.

Arnold Heertje | Jasper van Dijk | Arnold Heertje is emeritus-hoogleraar economie en Jasper van Dijk is SP Tweede Kamerlid. Zij menen dat het hbo-stelsel fundamenteel moet worden herzien. De overheid moet weer verantwoordelijk worden voor het bestuur en de onderwijskwaliteit.

Tussentitel: Vakkennis werd onbelangrijk, studenten moesten zich redden met zelfstudie

Na het vertrek van Geert Dales zijn de overige leden van het college van bestuur van de hogeschool InHolland opgestapt. De inspectie doet onderzoek naar malversaties met declaraties, dubieuze uitgaven en diplomafraude. Nieuwe onthullingen over gebrekkig onderwijs en het intimideren van docenten door het management liggen in het verschiet. ...
    Deze vormen van wanbeleid doen zich in meerdere of mindere mate ook bij andere hbo’s en roc’s voor. Daarom is een fundamentele herziening van het stelsel nodig. Vier zaken moeten worden aangepakt: de autonomie van bestuurders, de doorgeschoten schaalvergroting, perverse financiële prikkels en, last but not least, de kwaliteit van het onderwijs.   ...
    Ten slotte de inhoud van het onderwijs zelf. Dat heeft jarenlang moeten lijden onder de zogenoemde vernieuwingsdrang van het nieuwe leren. Vakkennis werd onbelangrijk, het ging voortaan om competenties. Vakinhoudelijk opgeleide docenten waren niet meer van belang. Studenten moesten zich redden met zelfstudie zodat ook om die reden het aantal lessen werd geminimaliseerd.
    De vertrokken manager Joke Snippe bij InHolland droeg deze doctrine uit, tot schade van generaties afgestudeerde hbo-studenten. Het heeft geleid tot grote uitval in het hbo. En wie kennis relativeert, kijkt ook soepel naar het eindniveau. Het droeg bij aan de diplomafraude. Talloze studenten kregen via alternatieve trajecten een diploma aangeboden. De schade is enorm: de samenleving heeft het vertrouwen in hbo-diploma’s verloren.
    Op korte termijn is het nodig extra te investeren in de vakinhoudelijke opleiding van docenten en het vastleggen en handhaven van een verantwoord eindniveau. Zo mogelijk door landelijke examens, zoals nu ook in het mbo wordt onderzocht.    ...


Red.:   Bij een groot artikel van de Volkskrant over de InHolland-affaire stond een foto van de bestuurders ervan. Hiernaast daaruit Joke Snippe - dit in verband met de gelijkenis met Inez Groen, hierboven.

Intussen is een rechts kabinet aangetreden, en zijn ook weer meer uitwassen van de onderwijsvernieuwingen (de spellingchecker blijft voortdurend "onderwijsvernielingen invullen ...) naar buiten gekomen. De mensen van de inhoud krijgen meer gehoor. Hetgeen het veld van onderwijsdeskundigen niet helemaal over zich heen kan laten gaan (de Volkskrant, 18-06-2011, van verslaggever Robin Gerrits):
  Interview | Monique Volman, hoogleraar onderwijskunde

'Nadruk op kernvakken schaadt het kind'

Vrijdag pleitte Monique Volman in haar inaugurele rede voor een liefdevoller onderwijs.

Liefdevoller onderwijs: beginnen met de halve ochtend kringgesprek, daarna een uurtje rekenen, en als troost de hele middag naar het museum.
  Kernvakken, prestatienormen, verantwoordingscultuur. Van Monique Volman (50) hoeft het allemaal niet zo. Althans: de nieuwe hoogleraar Onderwijskunde van de Universiteit van Amsterdam plaatst scherpe kanttekeningen bij de huidige nadruk op presteren in het onderwijsbeleid.

'De huidige nadruk' zijnde een klein herstel van dertig jaar afbraak.
  'Als docent heb ik een hekel aan de beruchte zesjescultuur en ik gruw van tentamens vol spelfouten. Toch voel ik me ongemakkelijk bij het streven naar het maximaliseren van prestaties, als ik zie dat kinderen van elf op huiswerkinstituten worden voorbereid op de Cito-toets', zei ze vrijdag in haar oratie.

De retorische truc van "Ja, maar ...": "Ik ben voor schaatsen, maar dat die kou en het ijs erbij moeten ze afschaffen" => . Gevolgd door de truc van het zwart-wit denken: het grijs van "meer ijnhoud en presteren" wordt overgslagen en meteen verklaard tot "alleen inhoud en presteren". Dit natuurlijk om te pleiten voor alleen gezelleigheid en feest.
  U heeft de onderwijscontext in een paar jaar drastisch zien veranderen.
'Vijf jaar geleden, toen ik bijzonder hoogleraar werd op de VU, was het nog heel erg de tijd van het Nieuwe Leren. Daar ben ik ook niet zozeer aanhanger van, maar scholen dachten wel geïnspireerd na over hoe ze kinderen konden bereiken.

Een aperte leugen: scholen probeerden op een zo makkelijk mogelijke manier ouders en leerlingen tevreden te stellen, en een maximaal aantal leerlingen binnen te halen door de normen te verlagen en veel feestjes te organiseren.
  Daartegen is vervolgens een hetzerige sfeer ontstaan, die je terugvindt bij bijvoorbeeld Beter Onderwijs Nederland, en toen ook in columns in de Volkskrant.'

Aperte leugen. tegen de hetze die gevoerd werd tegen de mensen van de inhoud is in de Volkskrant een opstand van leraren gekomen, en die door schoolmanagers en onderwijsdeskundigen heftig bestreden mensen hebben toen Beter Onderwijs Nederland opgericht.
  Maar hadden die ook niet een beetje gelijk?
'Ik ben niet tegen presteren, maar het debat is veel te gepolariseerd gevoerd. Niemand in het onderwijs vindt dat je kinderen niets moet bijbrengen. Maar zulke karikaturen werden vanuit die hoek wel steeds gevoed.

Aperte leugen. De karikaturen kwamen van de schoolmanagers en onderwijsdeskundigen die voortdurende bleven hameren op "We kunnen niet terug naar de ouderwetse leraar voor de klas".
  Wat zijn de risico's van de nadruk die minister Van Bijsterveldt van Onderwijs legt op kernvakken en prestaties?
'Het doel van onderwijs is niet prestaties behalen. Het doel is dat kinderen zich ontwikkelen. ...

En "ontwikkelen" geschiedt door uitdagingen. dus door prestaties verricht als antwoord op die uitdagingen.
  Prestaties kunnen nooit meer zijn dan indicatoren daarvoor. Maar door de grote nadruk daarop, dreigt het hele onderwijs zich alleen nog maar op die toetsprestaties te richten.

Weer zwart-wit. Het hele onderwijs heeft zich tot voor kort alleen maar op de feestjes gericht. Zoals deze:
  Zo krijgen andere belangrijke taken, zoals bredere vorming, leren samenwerken en organiseren, minder aandacht. Scholen zijn bezig met hele kinderen.'

In de praktijk: kringgesprekken en feestjes, dus.
  Maar moeten die dan niet rekensommen oefenen en correct leren spellen?
'Zeker wel, je moet het allebei doen. Ook de Onderwijsraad constateert dat het vormingsaspect van het onderwijs wel heel erg in het gedrang aan het komen is. De grote nadruk op de kernvakken betekent een verschraling van waar het onderwijs voor moet staan.'

Mede door de wanstaltige prietpraat van onderwijsdeskundigen, zoals dit:
  De grote nadruk op de kernvakken betekent een verschraling van waar het onderwijs voor moet staan.'

Wat is uw oplossing?

'Ik ben voor wat ik noem betekenisvol leren. Dat je kinderen iets leert waarvan ze zelf kunnen inzien waarom ze het leren en wat ze ermee kunnen.

Waanzin. dat is in een enkel zinnetje uitgelegd: school is oefening voor later kunnen functioneren in de maatschappij. En in de maatschappij functioneer je het beste als je af en toe wat presteert.
  Nadruk op presteren zou ook slecht zijn voor de kinderen die niet in de hoogste regionen kunnen meedoen, zegt u.
'Ik vind het hartverscheurend in een recent onderzoek te lezen dat vmbo'ers niets konden noemen waar ze goed in waren. De toetscultuur van nu benadrukt heel erg die hiërarchie.

Een ander aspect van de invloed van de alfa- en gamma onderwijsdeskundigen: de waanzinnige overwaardering van intellectueel werk ten opzichte van handwerk.
  Vmbo-leerlingen moet veel meer het gevoel bijgebracht worden dat ze later echt wat gaan betekenen in de bejaardenzorg of als goede dakdekker.'

Krokodillentranen. Ze zijn zelf één van de drijvende krachten achter de afschaffing van het inhoudelijke vakonderwijs, ambachtschool en dergelijke, geweest.
    Voor deze laatste en de andere genoemde misdaden zou de hele beroepszaak van de onderwijsdeskundigheid onmiddellijk ontslagen moeten worden, en processen gestart tegen de ergste figuren, zoals deze professor, wegens het massale en collectieve leed de leerlingen aangedaan. Chinese straffen zouden de norm moeten zijn.
    Overigens heeft deze ideologie ook op psychologische terrein gevolgen. Want ze past volledig het in het patroon dat kinderen opvoedt tot egocentrische, narcistische en weinig gecontroleerde persoonlijkheden, zie hier uitleg of detail uitleg of detail .
    Een aantal dagen later komt er een reactie die de redactie de moeite van het bovenstaande bespaard zou hebben (de Volkskrant, 22-06-2011, ingezonden brief van Jaap de Jonge (Amsterdam):
  Minachting

Het interview met hoogleraar onderwijskunde Monique Volman (Binnenland, 18 juni) illustreert volmaakt hoezeer de onderwijskunde is losgezongen van het onderwijs. Volman stelt dat het vijf jaar geleden 'nog heel erg de tijd van het Nieuwe Leren' was. Ze noemt zichzelf daarvan 'niet zozeer' aanhanger, maar, zegt ze er in één adem achteraan, 'scholen dachten wel geïnspireerd na over hoe ze kinderen konden bereiken'. Het signaal is duidelijk: daar zou het reguliere onderwijs een voorbeeld aan kunnen nemen. 'Het hele onderwijs' dreigt zich nog alleen maar op toetsprestaties te richten, zegt ze.
    Wat kan ik daarop zeggen? Op mijn school, een categoraal gymnasium, is daar geen sprake van. Het gevaar dat Volman in deze dreiging zegt te zien, is dat 'andere belangrijke taken, zoals bredere vorming, leren samenwerken en organiseren' minder aandacht krijgen. Breder dan wat? En suggereert Volman nu dat samenwerking en goed organiseren een slechte invloed op prestaties hebben?
    'Natuurlijk', zegt ze, 'moet je kritisch kijken naar het niveau van je prestaties, maar in die slag zijn creativiteit, probleemoplossend vermogen en kritisch denken van minstens even groot belang.' Ook hier is mij de gesuggereerde tegenstelling een raadsel. Beweert Volman nu echt dat betere prestaties voor vakken als wiskunde, geschiedenis en muziek op gespannen voet staan met de door haar genoemde competenties?
    De oplossing voor het raadsel schuilt voor haar in 'betekenisvol leren. Dat je kinderen iets leert waarvan ze zelf kunnen inzien waarom ze het leren en wat ze ermee kunnen.' Ik geloof niet dat het bestaansrecht van Beter Onderwijs Nederland veel steviger geschraagd kan worden dan met deze woorden, die zo niet een grove miskenning dan in elk geval een forse minachting voor het dagelijkse werk van duizenden docenten en schoolleiders inhouden.
    Het is waar: niet-bestaande problemen kun je oplossen met nietszeggende begrippen. Waar in deze tijd van bezuinigingen de beste kansen liggen, lijkt me duidelijk.

Met ook bijna dezelfde conclusie: ontslaan die hele handel.


Naar Rijnlands beleid , of site home .

5 mei 2010