Sociologie, objectiviteit
De huidige menswetenschappen zijn grotendeels gebaseerd op vooropgestelde
regels, met als meest bekende en basale "Alle mensen zijn gelijk" en "Alle
culturen zijn gelijk"
.
Dit zijn antropocentrische ideeën van dezelfde soort als "De aarde is het
middelpunt van het heelal". Dat de menswetenschappen zo langzaam vooruitgaan
in vergelijking tot natuurwetenschappen heeft hoogstwaarschijnlijk deze
oorzaak: wie vaste ideeën heeft, komt moeilijk tot niet tot nieuwe ideeën.
Een ander gevolg van het hebben van vaste ideeën is het ontstaan van
problemen met de werkelijkheid. Want de werkelijkheid verandert voortdurend,
en zelfs als op een gegeven moment de ideeën kloppen met de werkelijkheid,
zal dat enige tijd later minder het geval zijn, en wel meer minder naarmate
de tijd verder verstrijkt en de veranderingen in de werkelijkheid zich
opstapelen.
Als op een gegeven moment de discrepanties tussen ideeën
en werkelijkheid te groot worden, kan het zijn dat de houder van vaststaande
idee bewust geconfronteerd wordt met die discrepanties. Dan zijn er twee
mogelijkheden: de ideeën worden bijgesteld en/of afgeschaft, of de
werkelijkheid wordt ontkend. Het veronderstellen van een subjectieve of
andere vormen van niet-objectieve werkelijkheid is één van de manieren om de
discrepantie tussen idee en werkelijkheid te omzeilen. De bekendste daarvan
is de ideeënleer van Plato
: "Het idee is werkelijker dan de werkelijkheid".
Sinds de tijd van
Plato hebben alle natuurwetenschappelijke resultaten bewijzen geleverd van
het tegendeel, maar dat weerhoudt alfa/gamma-wetenschappers er dus niet van
de ideeënleer in de vorm van "subjectiviteit" en dergelijke te blijven
aanhangen. Ten bate van hen hier een expliciete formulering van een
wetenschappelijke vorm van "ideeënleer":
Regel één: Er bestaat een
objectieve werkelijkheid.
Van deze regel is geen verdere onderbouwing te geven, behalve
dan dat de natuurwetenschappen er al hun vooruitgang aan te danken hebben,
vastgelegd in de wetenschappelijke methode
- die wetenschappelijke methode, afgekort "voortdurende controle aan de
werkelijkheid", kan niet bestaan zonder objectieve werkelijkheid. Een "theorie"
bestaande uit een mening kan slechts op één manier gecontroleerd worden: de
geest van de persoon met de mening.
Deze regel is cruciaal omdat ze afwijkt van wat er in vrijwel alle
sociologische wetenschappen voor waar wordt aangenomen
- de algemene filosofie achter het grootste deel ervan is die van het Platonisme:
dat ideeën, of ideologie, belangrijker zijn dan de werkelijkheid. Daarvoor
worden allerlei onzin-argumenten aangevoerd, waarvan er eentje hier wordt afgehandeld: "Het doen van
observaties aan de maatschappij verandert die maatschappij"
. Zelfs in
omstandigheden dat dit waar is, is het geen geldig argument, want voor één van
de belangrijkste theorieën van de natuurkunde, de quantummechanica, geldt
precies hetzelfde, en het heeft de ontwikkeling van de natuurkunde, op wat
langere termijn en grotere schaal gezien, totaal niet gestoord. En verder is de
invloed van de uitspraken van sociologen dusdanig klein dat ze vrijwel altijd
volkomen verwaarloosd kan worden.
Regel één is dus zo geldig
als een regel maar kan zijn, en degenen die er bezwaar tegen hebben
, sociologen of anderszins, hebben in feite bezwaar tegen de wetenschap, en kunnen de
wetenschap beter vrijwillig verlaten en zich wijden aan een echte
alfa-activiteit: een literaire carrière.
Voorbeelden van toepassingen deze regel: deze hele website, met name
hier
en hier
- voorbeelden van overtredingen hier
.
Regel twee: Sociologische of
menswetenschappelijke verschijnselen hebben
verklaringen, en die verklaringen kunnen al dan niet sociologisch
(menswetenschappelijk) zijn.
Deze regel komt tezamen met regel 1, en heeft ongeveer
dezelfde status. In de natuurwetenschappen heet deze regel die van "causaliteit". Ze heeft een
inmiddels bekende valkuil, in dat niet alle verschijnselen een directe
causale oorzaak hebben (dat laatste heet "het mechanistische wereldbeeld"). Veel
van die niet-causale verschijnselen hebben toch weer een beschrijving, in de
"chaostheorie". Een voorbeeld hiervan zijn voorspellingen van het weer, die niet
direct causaal verklaard kunnen worden, maar toch steeds beter voorspelbaar
blijken.
Er zijn twee hoofdsoorten causale verklaringen: degene die
binnen het eigen vakgebied vallen, en die van erbuiten. Een causaal verband
binnen het vakgebied van de sociologie is bijvoorbeeld "Langdurige onderdrukking leidt tot
opstand", en één van erbuiten is "Het zien van vreemdelingen leidt tot
angstgevoelens". Dat laatste volgt uit de psychologie, en nog dieper, de
neurologie. Meer psychologische voorbeelden hier
, en neurologische hier
.
Dat sociologische verschijnselen veelal verklaringen hebben,
wordt ook al bestreden - en ook dit is onzin natuurlijk. Ook wie dít
denkt, dient de wetenschap te verlaten - het enige wat je dan namelijk kan doen,
is het bestuderen van de bloemetjes en de bijtjes, en roepen: "Oh, wat mooi!".
Verdere voorbeelden van toepassingen zijn te vinden hier
, en van overtredingen hier
.
Regel drie: Als er meerdere factoren zijn die een
bepaalde situatie of gebeuren verklaren, zijn er factoren die belangrijker en
minder belangrijk zijn voor de waargenomen situatie.
Deze regel volgt uit een min of meer "gevaarlijke" redenatie,
namelijk reductio ad absurdum
.
Het tegenovergestelde: namelijk dat voor iedere situatie of gebeuren iedere
factor even belangrijk is, is dermate onwaarschijnlijk, bijna absurd, dat je het
kan verwerpen. En als maatstaf voor 'onwaarschijnlijk' gebruik je dan de
waarnemingen van een veelheid van natuurlijke processen, en de constatering dat
het nergens zo lijkt dat alle factoren even belangrijk zijn. In tegendeel: in
vrijwel alle gevallen lijken er één of twee factoren te zijn die (sterk)
domineren: Vraag: "Wat bepaalt hoe goed de plantjes groeien?" Antwoord: "Nummer
één: de hoeveelheid zonlicht, nummer twee de hoeveelheid kooldioxide".
De vanzelfsprekende uitwerking hiervan is dat je eerst moet
bepalen wat de factoren zijn en hun belang. Daarvoor is een voor de hand
liggende methode: de wetenschappelijke methode
.
Je kiest je factoren en hun belang aan de hand van gezond verstand, en daarna
kijk je of de gemaakte keuze de gevonden verschijnselen verklaart, liefst door
een nieuw of nog niet eerder gebruikt verschijnsel te voorspellen en dan
te kijken of het klopt met de werkelijkheid. Zo nee, pas je je
veronderstellingen wat aan, en kijkt of het beter klopt. Zo ja, dan pas je nog
meer aan in dezelfde richting, zo nee, dan pas je aan in een andere richting.
Enzovoort, tot je iets hebt dat redelijkerwijs klopt. Aan de eerste stap, de
lijst met factoren, wordt op deze website gewerkt in de verzamelingen
psychologische krachten
,
sociologische krachten
,
en economische krachten
.
De modelmatige aanpak is het verst gevorderd voor de economie
.
Deze basale aanpak is op deze website op het hoogste niveau
toegepast in de beschrijving van de Westerse
cultuur
.
En daaronder op talloze andere sociologische processen.
In de argumentatie achter regel 3 zit nog een aanname
verborgen, en wel
dat menselijke maatschappelijke processen te kwalificeren zijn als natuurlijke
processen. Ook hiertegen zijn er een aantal bezwaarden, bijvoorbeeld
allen die geloven in de besturende hand van goden. Gezien vanuit de wetenschap
is dit een dusdanig ernstige vorm van methodologische afwijking, dat de term
"geestesafwijking" van toepassing lijkt. Dit is ook van toepassing, in diverse
mate, op andere vormen van ideologie
.
Een nadere analyse van deze regel met basisgegevens is te
vinden hier
- voorbeelden van toepassingen hier
, en van overtredingen hier
.
Regel vier: De meeste natuurlijke situaties, dus
ook de meeste maatschappelijke situaties, zijn evenwichtssituaties.
Onder evenwichtssituaties verstaan natuurkundigen die
situaties die tot stand zijn gekomen onder de invloed van twee of meer elkaar
tegenwerkende krachten, die in de evenwichtssituatie
"toevalligerwijs" precies
even groot zijn. Het bekende middelbare-schoolvoorbeeld is een gewichtje dat aan
een touwtje of elastiekje hangt: de zwaartekracht trekt aan het gewichtje naar
beneden, en het elastiekje trekt aan het gewichtje naar boven - en als het
gewichtje stil hangt, zijn die krachten "in evenwicht" - dan hebben we een
"evenwichtssituatie".
De reden dat de meeste natuurlijke situaties
"evenwichtssituaties" zijn, is meteen duidelijk als je het elastiekje
doorbrandt. Zodra je het zo ver hebt doorgebrand dat de zwaartekracht wint, dat
wil zeggen: dat het elastiekje breekt, valt het gewicht naar beneden en heb je
een niet-evenwichtssituatie. Maar die duurt maar heel even. Het gewichtje valt
met een klap op de grond, waarna de grond de rol van het elastiekje overneemt -
want de grond houdt, net als het elastiekje, het gewichtje tegen. Niet door uit
te rekken, maar door een beetje ingedrukt te worden - doe het experiment met een
groot gewicht en zachte grond, dan kan je dat zo zien.
De regel is: niet-evenwichtssituaties duren kort, en zijn
tussentoestanden tussen evenwichtssituaties.
De meeste zichtbare en voor de mens relevante verschijnselen
bestaan uit relatief kleine veranderingen van evenwichtssituaties. Daarvan zijn
er twee hoofdsoorten: veranderingen waarbij het evenwicht netto op dezelfde
plaats/waarde blijft - dat zijn "periodieke verschijnselen": golven of
oscillaties. De tweede soort is een geleidelijke verandering van het evenwicht,
zoals bij het verwarmen van het elastiekje: eerst wordt het geleidelijk langer
voor het breekt. Natuurkundigen
noemen dit "quasi-stationaire" veranderingen. Het uiteindelijk doorbranden en
breken van het elastiekje is geen evenwichtsproces en heet natuurkundig een
"catastrofeproces".
Een eigenschap die vrijwel alle ingewikkeldere toestanden van
evenwicht, bijvoorbeeld in de levende natuur, gemeen hebben, is dat het
processen met terugkoppeling
zijn: een verstoring van het evenwicht wordt gecorrigeerd zodat het evenwicht
weer hersteld wordt.
Regel één tot en met vier zijn in feite een uitschrijven van "menswetenschappen
zijn wetenschap". Deze basisregels worden tot nu massaal geschonden, door met name de sociologie en aanverwante vakken. Zelfs
over de basisregel nummer 1, het bestaan van een objectieve werkelijkheid, is de
consensus dat dit niet zo is. Voorbeelden van andere overtredingen zijn gegeven
hier
. Basisregel 4 wordt impliciet wel erkend in de
sociologie, door haar gebruik van de term "revolutie": de normale maatschappelijke machtsituaties zijn evenwichten en
quasi-stationaire veranderingen - de niet-evenwichtssituatie is "revolutie". De
quasi-stationaire verandering is dan in feite "evolutie". Enkele
specifieke voorbeelden van evenwichten zijn te vinden hier
. Maar basisregel 4 wordt ook uitvoerig geschonden, met
name in het immigratie- en integratiedebat
, omdat vrijwel universeel één
kant van het evenwicht, de
belangen van de aanwezige bevolking, niet meegenomen worden of sterk
ondergewaardeerd
. Indien men beleid gaat implementen op basis hiervan, dat wil zeggen, met
meenemen van slechts één kracht in het evenwicht, kweek je een
niet-evenwichtssituatie - en op den duur mogelijkerwijs een verbreking van het
evenwicht: een revolutie.
Naar Menswetenschappen, huidig
, Wetenschap lijst
, Wetenschap overzicht
, of
site home
.
|
21 mei 2009; 2 februari 2014;
2 mei 2015 |
|