Het begrip solidariteit maakt deel uit van een reeks begrippen die gaan over
algemeen maatschappelijke processen, en op zich weer kunnen afstammen van
psychologische
.
Elders is al het begrip "vertrouwen"
gedefinieerd als de verwachting dat in de onderlinge interactie met een ander,
die ander jou geen schade zal berokkenen. Dat gaat in eerste instantie dus over
een algemeen geestelijke houding in de interactie tussen individuen.
Als één van de twee partijen in de genoemde onderlinge interactie
niet een individu is, maar een kleinere of grotere groep, dan spreekt men
meestal niet meer over "vertrouwen" maar over "solidariteit". "Het samen
optrekken van individuen in een groep met minder oog voor het eigen belang dan
het belang van de groep als geheel" is ook een formulering van solidariteit. Wat
natuurlijk weer te herleiden is tot vertrouwen in dat ieder individu dat daaraan
deelneemt eenzelfde houding verwacht van de anderen met wie hij samen optrekt.
De derde is deze reeks van begrippen is datgene dat staat voor als
je de solidariteit daadwerkelijk gaat uitvoeren. Dat is dus wat men kent als
"samenwerking" of "coöperatie". De Latijnse versie is voor een analyse als deze
eigenlijk meer passend, maar in die term heeft een redelijk slechte bijklank
gekregen, door de drie decennialange dominantie van de vijand van samenwerking
het: individualisme.
De vierde stap in de reeks van termen en processen is tenslotte de
institutionalisering van de samenwerking, oftewel: de sociale voorvoorzieningen.
Die zullen we hier weinig gebruiken.
Wie een blik werpt op de historische ontwikkeling deze begrippen,
ziet een helder patroon waarin het begrip "solidariteit" steeds belangrijker is
geworden. Dat wordt glashelder als je een ander min of meer synoniem van
solidariteit introduceert: samenwerking. De evolutie van de menselijke soort is
een nauwelijks onderbroken ontwikkeling van leefgroepen van de omvang zoals ook
mensapen die kennen, naar de miljoenentellende massamaatschappij van de moderne
westerse cultuur. Dit laat zien dat de begrippen, vertrouwen, solidariteit en
samenwerking van eminent belang zijn.
Maar net als de meeste of mogelijk alle sociologische begrippen en
processen zijn dit ook evenwichtsprocessen
. De andere kant van de evolutionaire medaille is dat de gemeenschap ook
voordelen kan hebben aan afzonderlijke en uitzonderlijke prestaties van
individuen, die daarbij langere of kortere tijd minder oog kunnen hebben voor de
anderen, inclusief sommige van hun belangen. Iedere topprestatie zet de minder
goede prestaties van anderen min of meer in de schaduw.
Waar individuele prestatie nog een positieve bijdrage aan de
maatschappij levert, is het ook mogelijk de bestaande solidariteit te doorbreken
zonder tegenprestatie - het geval van uitbuiting en parasitisme. De betrokken
individuen maken wel gebruik van de bijdragen van anderen, maar geven niets
terug
.
Ook hier is er sprake van een evenwichtsproces: hoe meer
solidariteit, hoe meer samenwerking, hoe sterker de maatschappij en hoe hoger de
materiële welstand, en: hoe aantrekkelijker parasitair gedrag. Zo is er een
algemeen historisch patroon dat sterke economische opkomst van culturen gevolgd
wordt door periodes van uitbuiting van oude of nieuwe machthebbers. De Romeinse
tijd, de Hollandse Gouden eeuw en dergelijke werden opgevolgd door periodes met
corrupt, graaiend en zeer inefficiënt bestuur. Net als nu de periode van
vooruitgang sinds de Tweede Wereldoorlog gevolgd is door een sterke opkomst van
corrupt en/of graaiend bestuur.
Er
is dus ook in de evolutionaire ontwikkeling van de menselijke groep een grens
aan de solidariteit. Een grens die ligt daar waar solidariteit getoond aan een
ander overgaat in misbruik door die ander. Iets dat dan ook in de diverse
mensengroepen een aloude waarheid is, zoals blijkt uit gezegdes als "Al te goed
is buurman's gek". Of in de woorden van Sebastian Brant in de klassieker Das
Narrenschiff, A.D. 1494, zie illustratie hiernaast (klik erop voor een
vergroting):
Vol ijver blust hij bij 'n ander 't vuur, en laat rustig branden zijn eigen
schuur.
Het voorgaande is geformuleerd in zijn
algemeenheid, met dus als één van de ingebouwde vooronderstellingen dat de
mensheid een enkele homogene groep zou zijn. Niets is minder waar, natuurlijk.
Want een enkele homogene groep is iets dat in die natuur, met haar sterke
wisselvalligheden in bijvoorbeeld een essentiële zaak als het klimaat, niet erg
levensvatbaar is gebleken. Er zijn op vele niveaus talloze subgroepen binnen de
menselijke soort, vanaf de grove indeling in de hoofdrassen: mongoloïde,
negroïde en kaukasisch tot de indeling in naburige dorpen.
Begrippen als solidariteit verschillen in hun
praktische uitwerking sterk met de soort groep of groepen waar je het op
toepast. Ruw gezegd werkt solidariteit beter naarmate een groep zich dichter
bevindt bij het niveau waarop de menselijke samenleving het langst heeft
geopereerd: die van de rondtrekkende leefgemeenschap. Met direct daarop volgende
de dorpsgemeenschap van de eerste agrarische gemeenschappen, enzovoort.
Voor deze redelijk primitieve groepen geldt, af te
leiden uit ervaring, de volgende vuistregel: de solidariteit tussen de groepen
is op zijn best een fractie: een half, een derde en minder, van de solidariteit
binnen de groep.
Hoe fundamenteel die scheidslijn is, laten nieuwe ontwikkelingen in
de neuro-psychologie zien. Steeds duidelijker worden emotionele driften
gekoppeld aan neuro-biologische stoffen, en één ervan is die van het
verschijnsel van binding aan de stof oxytocine - zo blijkt gebrek aan koestering
in babytijd te koppelen aan verminderde aanwezigheid van oxytocine later
. En een in 2010 recente ontdekking is dat oxytocine wel een positieve relatie
heeft met binding binnen de eigen leefgroep, maar geen of een negatieve
koppeling heeft met de relatie met andere groepen
. Oftewel: een manier waarop de natuur voorzien heeft in de evolutionaire
wenselijkheid van competitie, is door verminderde binding tussen leefgroepen als
geheel.
Gezien de neuro-biologische aard van dit proces, slaat het
vermoedelijk op de ontwikkeling binnen alle zoogdieren (en misschien wel verder
terug). Daarbij zijn er natuurlijk aanzienlijke verschillen tussen de
verschillende soorten - bij roofdieren ligt het duidelijk heel anders dan
kuddedieren.
Voor de mens betekent dit ten eerste dat deze driften zeer
fundamenteel zijn, en al de hele menselijk evolutie een rol hebben gespeeld, en
dat een einde daaraan niet voorzienbaar is. Dus de sterk verminderde binding
tussen leefgroepen is een realiteit die in aanmerking moet worden genomen. Dat
de aard van de leefgroepen de laatste duizend jaar aanzienlijk veranderd is, is
daarop hoogstens een kleinere correctie, gezien de voorgeschiedenis van
miljoenen jaren.
Dus één van de vele manieren om buurman's gek te zijn, is te
vinden in het idee dat je solidair zou moeten zijn met degenen van buiten jouw
leefgroep. Dat solidair-zijn zou je best wel kunnen doen, voor zover die andere
leefgroep, en de mensen daarin, ook solidair zijn met jou. Maar dat laatste is
voor de relatie tussen leefgroepen dus veel minder het geval dan die tussen
leefgroepen.
De tweede essentiële factor is de spreiding: de natuur werkt met
variatie. Er is sprake van variatie in de solidariteit en binding binnen de
groep, en er is variatie in de solidariteit en binding tussen de groepen. Maar
met een beperkt aantal uitzonderingen is het wel zo dat laagste binnen-groepse
binding nog altijd sterker is dan de hoogste tussen-groepse binding.
Welk laatste geïllustreerd wordt het een extreem laag geval van
binding, negatieve binding of afstoting, waarvan het ultieme teken het
verschijnsel strijd of oorlog is. Het vallen van welke laatste term zonder
verdere noodzaak voor bewijsvoering laat zien dat tussen groepen het
verschijnsel van anti-binding, anti-solidariteit of afstoting een redelijk
veelvoorkomend geval is.
De tot nu toe gegeven beschrijving is die van fundamentele
menselijke processen, en sinds het ontstaan van bewustzijn bij de mens zal men
zich ook in diverse mate bewust zijn van deze processen. Waaronder dus ook de
positieve werking die solidariteit op een samenleving heeft. Dat heeft geleid
tot vele ideeën, van individuen en stromingen, die er expliciet naar streven de
mate van solidariteit te vergroten. Dat zijn de diverse sociale bewegingen die
de geschiedenis kent.
De sociale bewegingen hebben vermoedelijk voor een positieve
bijdrage aan de ontwikkeling van de maatschappij geleverd, gezien het enorme
belang dat samenwerking in de praktijk blijkt te hebben. Maar natuurlijk is ook
aan het stimuleren van solidariteit een grens. Als de hoeveelheid door beleid
ingevoerde solidariteit de hoeveelheid natuurlijke solidariteit te zeer
overstijgt, neemt de kans op misbruik toe - en vermoedelijk sterk toe. Waardoor
ook de natuurlijke gevoelens van solidariteit aangetast worden, en de netto
hoeveelheid solidariteit dus afneemt
.
Voorbeelden daarvan zijn de wedervaardigheden van de laatste decennia met de
financiële top
en
de besturende oligarchie in het algemeen
, en
die rond de immigranten afkomstig uit allochtone culturen
.
Het gevaar van door beleid ingevoerde solidariteit is natuurlijk
groter naarmate de natuurlijke solidariteit kleiner is, met als onmiddellijke
conclusie uit het voorgaande dat gevaar levensgroot is indien toegepast op
tussen-groepse verbanden. Dit beleid van natuurlijke grenzen
overschrijdende tussen-groepse solidariteit is geen fictief verschijnsel, maar
daadwerkelijk en redelijk fanatiek aangehangen politiek, onder de naam
"internationale solidariteit". Uitingsvormen zijn migratiefundamentalisme ("vrij
verkeer van mensen"), Europese eenwording ("onbeperkte steun aan Griekenland,
Portugal, enzovoort") en globalisering en kosmopolitisme in het algemeen.
Omdat het belangrijk is voor zo veel mogelijk solidariteit te gaan,
is het dus ook belangrijk te weten waar ongeveer de grens ligt van hoe ver men
kan gaan. De wetenschappelijke studie van dit soort processen is bekend onder de
naam "speltheorie"
(Wikipedia), bekend van het gevangenendilemma en de methode van tit for tat
.
Dat laatste is bewezen een goede aanpak te zijn van dit soort problemen, waarbij
je je positief opstelt ten opzichte van de andere partij, maar als deze negatief
doet, één keertje negatief terugdoet.
Op deze standaardmethode kan je variaties aanbrengen. Je kan twee
of meerdere keren negatief reageren op een negatieve zet van de andere - dat is
een vorm van extra correctie of bestraffing. Dit kan je "reciproke solidariteit
noemen". Je kan ook één of meerdere keren positief blijven reageren op de
negatieve zetten van de ander. Onder dat laatste valt solidariteit: je doet iets
voor de andere partij, of geeft hem iets, en als hij niets terugdoet of niets
teruggeeft, blijf je toch aan hem geven. Dit zou dan "niet-reciproke
solidariteit" zijn.
Deze kennis kan je makkelijk omvormen tot vuistregels voor gebruik
in de praktijk: binnen je eigen groep is het verstrekken van krediet, dat wil
zeggen: iets voor een ander doen zonder directe terugbetaling, een redelijke
standaardoptie. Maar tussen groepen is iets voor een ander doen zonder directe
terugbetaling geen redelijke standaardoptie - daar is de redelijke optie die van
"gelijk oversteken". Dit zijn min of meer de uitersten, waartussen natuurlijk
allerlei gradaties mogelijk zijn, afhankelijk van de soort grens tussen de
groepen (verschil in kleding, verschil in religie, verschil in ras) en de
grootte van het verschil. Hetgeen zich bijvoorbeeld vertaalt in de termijn of de
hoeveelheid dat je terugbetaling verwacht of eist voor jouw krediet.
De beoordeling van de mate waarin de andere groep geschikt is voor
een solidaire houding, heeft natuurlijk maar één praktische maatstaf: hoe die
groep zich ten opzichte van jou opstelt. Groepen die jouw groep met afstand
bekijken, benadelen of zelfs vijandig benaderen, zijn natuurlijk reden voor
weinig of geen solidair gedrag van jouw kant. Een heel maatstaf is die van de
sterkte van de binnen-groepse binding: naarmate binnen een groep de binding
sterker is, is de kans op tussen-groepse binding kleiner.
Dit valt voor vrijwel de volle honderd procent betrouwbaarheid in
de praktijk waar te nemen: landen en culturen met sterke familie, clan, of
etnische bindingen zijn landen en culturen met weinig vertrouwen tot veel
wantrouwen jegens anderen, weinig tot geen buiten-familiaire solidariteit en
samenwerking, en maatschappelijk armoedig in vele opzichten
.
De rechtuit conclusie is dat het betonen van solidariteit met dit
soort landen en culturen een hoge kans op contraproductiviteit heeft. Ook dit is
in de al gegeven verzamelingen waar te nemen: de landen waarvan nu wordt gezoen
dat ze misbruik maken van solidariteit binnen de Europese Unie zijn zuidelijke
landen - landen met een sterke familiaire binding.
In feite vallen vrijwel alle vormen van buitenlandse "hulp"
hieronder
(de
uitzondering zou rampenhulp kunnen zijn, maar ook hier treft men het
verschijnsel
),
met als bekendst die van de ontwikkelingshulp, waarvan steeds duidelijker wordt
dat op zijn minste een groot deel volstrekt contraproductief is
.
Een los voorbeeld daarvan is Haïti
,
maar je kan zo heel Afrika nemen
.
Maar ook binnen de westerse landen zelf is een dergelijk proces
waar te nemen. Want het gezegde over zuidelijke landen en culturen slaat
natuurlijk niet op de geografie van die landen, maar op de psychologische en
sociologische aard van hun inwoners. En die aard blijft natuurlijk als de
inwoners van die landen als immigranten een westers land binnenkomen, want
mensen zijn betrekkelijk weinig veranderlijk, en dit soort mensen al helemaal.
Stel nu dat je als regering een beleid ten opzichte van immigranten
in het algemeen moet ontwikkelen. Dan moet je dus als eerste kijken naar wat
voor soort immigranten je van doen hebt. Stel een bepaalde groep stelt geen
eisen aan jouw groep en verdient zijn eigen kostje, en een andere groep stelt
veel eisen aan jou, en heeft een ideologie waarin jouw groep als vijandig wordt
afgeschilderd. De eerste groep benader je volgens de vuistregels dan neutraal of
solidair. De tweede groep behandel je in diverse mate afwijzend terug.
Concreet: als voorbeeld van het eerste geval kan je de Chinese
immigranten nemen, of immigranten uit westerse landen. En als voorbeeld van de
tweede soort zijn er de immigranten uit moslimlanden. Die laatsten kosten bergen
geld, en houden er bovendien een vijandige ideologie op na: de islam (zij zijn
halal oftewel "rein", en jij bent "haram" oftewel onrein). Die ideologie is dan
wel gegoten in de vorm van een godsdienst, maar dat is natuurlijk lood om oud
ijzer: het blijft ideologie
, en het is vijandig
.
Op dat moment moet er dus een keuze gemaakt worden over hoe de
verschillende groepen te benaderen. De reactie op de Chinezen is er een geweest
passend bij de natuurlijke gang van zaken: neutraal en lichtelijk positief.
Hetgeen zich vertaald heeft in verdere toenadering van Chinezen richting
gastland.
Aangaande de benadering richting moslim-immigranten is er een
tweedeling in Nederland ontstaan. Die er overigens aanvankelijk niet was, want
de oorspronkelijke groep, de gastarbeiders, werden algemeen uiterst vriendelijk
onthaald. Maar die groep is begonnen met het proces van de kettingmigratie, en
is uiteindelijk volledig in de groep kettingimmigranten opgegaan.
Kettingimmigratie is een vorm van keren tegen het gastland, aangezien ze slechts
één enkel belang dient: dat van de eigen groep - de eigen groep gaat er
materieel op vooruit, het gastland gaat er materieel en cultureel op achteruit
.
Waar dan in het geval van moslims bijkomt dat deze groep zich ook nog cultureel
tegen het gastland heeft gekeerd op de manier waarop dat tussen twee leefgroepen
in de natuur redelijk voorspelbaar is als er grotere verschillen bestaan, zoals
verschillen in religie
.
In het kader van het begrip solidariteit gaat het hier om de
reactie in het gastland op deze kenmerken van de externe groep. De ene groep
gastlanders ging uit van de natuurlijke reacties op een externe groep die zich
niet-solidair opstelde op één van de manier zoals boven beschreven, oftewel: ze
gingen uit van reciproke solidariteit - de andere groep deed iets anders.
Deze groep gaat uit van de onbeperktheid van het begrip solidariteit, en is
passieve en actieve steun blijven geven aan de zich van de eigen groep afkerende
externe groep - oftewel een geval van niet-reciproke solidariteit - ook wel te
kenmerken als "cultuurverraad"
.
Een specifiek geval van die niet-reciproke solidariteit is de
houding tegenover huwelijksmigratie. Als het vormen van een huwelijk tussen een
partner in gastland en een partner in migratieland puur een kwestie van
(individueel) menselijke relaties was, zou het uiteindelijke vestigingsland
50-50 verdeeld zijn over de respectievelijke verblijfslanden van de partners. In
het geval van in Nederland of Europa aanwezige kettingimmigranten is deze
verhouding 95-5 nog schever richting gastland. De mate van scheefheid, met de
bijbehorende nadelen voor het gastland, is tevens een maatstaf voor de mate van
solidariteit van de kettingimmigranten met het gastland - die dus met 0,05 (is:
5 procent) en lager dicht bij de nul ligt
.
Desondanks is het overgrote deel van bestuurlijk en intellectueel Nederland en
Europa voor het toestaan van verdere huwelijksimmigratie - een overduidelijke
vorm van niet-reciproke solidariteit. In dit geval tot nu toe onbeperkte
solidariteit. Een ander voorbeeld is dat van de houding tegenover asielzoekers
.
Het idee van de onbeperktheid van solidariteit maakt deel uit van
een algemene opvatting, namelijk die dat er ideeën zijn die geen beperking
kennen, of dat er wel absolute zaken bestaan - op deze website genomen als
vallende onder de term "ideologie"
. Die opvatting komt vrij veel voor in het menselijke denken, en wordt daarom
wel gezien als een "normale" zaak. Op deze website wordt het, gezien de
voortdurende weerlegging ervan, beschouwd als een foute zaak, en de voortdurende
herhaling ervan in het zicht van die weerleggingen als geestelijke afwijking.
Het specifieke idee van een absolute solidariteit maakt weer deel
uit van een algemenere vorm van ideologie, genaamd "het linkse denken"
, wat ook talloze andere ideologische denkfouten herbergt
.
In het geval van solidariteit leidt dat razendsnel tot gevallen van het al
eerder genoemde zijn van "buurman's gek": men is bezig met het blussen van
andermans vuur, terwijl men laat branden de eigen schuur. In het geval van
immigratie: men probeert het brandje van de moslim-immigranten te blussen,
terwijl juist het leven van de lageropgeleide mede-Nederlanders in brand staat,
mede veroorzaakt door diezelfde moslims. Het ontstaan van gezegdes als dat van
"buurman's gek" laat zien hoe oud het verschijnsel is, en hoe sterk het het
karakter van een geestesafwijking heeft.
In de moderne tijd zijn er naast het immigratievoorbeeld nog een
paar sterk daarop gelijkende voorbeelden van deze voorbij de grenzen van het
natuurlijke gaande vormen van solidariteit
. Zo
wordt al decennialang van ons gevraagd om solidair te zijn met volken in de
derde wereld, terwijl die volken op geen enkele manier solidair zijn met ons, en
sinds een decennium of zo onze westerse landen overstromen met het
bevolkingsoverschot dat ze hebben ten gevolge van de veel te hoge
geboortecijfers aldaar. Het eindeloos herhaalde argument dat wij deze
volken eerder in de geschiedenis benadeeld zouden hebben, onder de noemer van
het kolonialisme, is inmiddels achterhaald als de leugen die het op het eerste
gezicht ook al was (voor de objectieve waarnemer)
.
En in een geval geografisch gezien daar tussenin, wordt op het
moment van schrijven (december 2010) van alle kanten beweerd dat de
Noord-Europese landen solidair moeten zijn met de Zuid-Europese in het kader van
de Europese Unie en de gezamenlijke euro, en de crisis waarin de Zuid-Europese
landen zitten omdat ze teveel euros uitgegeven hebben en en ermee hebben
gespeculeerd. Dat wil zeggen: dat de harder-werkende Noord-Europese burgers hun
spaarcenten moeten geven aan de minder hard werkende Zuid-Europese burgers die
hun geld verjubeld hebben in piramidespel-achtige huizeninvesteringsprojecten
.
Al deze drie vormen van onbeperkte solidariteit vallen tezamen weer
onder een gemeenschappelijke noemer, namelijk die van de "internationale
solidariteit", of ook wel "internationale gerichtheid"
.
Die internationale solidariteit is een expliciet uitgesproken doelstelling van
vele stromingen en politieke partijen, die de term omhullen met roze wolken van
"Goed" zijn. Voorbeelden in Nederland daarvan zijn de talloze organisaties voor
ontwikkelingshulp, en politieke partijen als GroenLinks en D66.
Op deze website wordt voor ideologie in het algemeen beweerd dat op
zijn minst een gevaarlijke en potentieel een desastreuze zaak is. Het geval van
"internationale solidariteit" is daarvan een voorbeeld
.
Wat betreft de ontwikkelingshulp worden de aanwijzingen steeds sterker dat het
niet allen niet helpt, maar juist contraproductief is: het maakt mensen en
landen afhankelijk in plaats van zelfstandig
.
Naast de materiële effecten van solidariteit voorbij de grens van
redelijkheid zijn er ook de psychologische. Het is een over de hele wereld
bekend wijsheid dat mensen die veel krijgen zonder er iets voor terug te hoeven
doen, talloze kwalijke eigenschappen ontwikkelen. Kijk bijvoorbeeld naar het
geval van de rijken
.
Ook bij de al genoemde zaken is dat terug te zien: de Zuid-Europese
landen staken harder tegen de bezuinigingen genoodzaakt door hun eerdere
verspillen dan de Noord-Europese burgers tegen het uitdelen van hun spaargelden
aan mensen met een gat in hun hand.
En wat betreft de moslim-immigranten zijn de negatieve gevolgen van
onbeperkte solidariteit nog duidelijker: in plaats van op enigerlei wijze
dankbaar te zijn voor het vele dat ze al gekregen hebben, zijn ze zich steeds
sterker aan het afkeren van hun gastheren, zichtbaar door het bouwen van steeds
grotere moskeeën, het steeds meer gaan dragen van anti-westerse symbolen als
hoofddoeken, en een voortdurende stroom klachten over hoe slecht ze wel niet
behandeld worden
en andere wanstaltigheden
. In
een één-op-één situatie tussen twee personen had de gever zich allang vol
walging afgewend, of een draai om de oren uitgedeeld
.
De gegeven gevallen van solidariteit ten opzichte van externe
groepen: derde-wereldlanden, Zuid-Europeanen, en (allochtone) immigranten zijn
dus voorbeelden van de juistheid van de aloude wijsheden omtrent het uitdelen:
"Al te goed is buurman's gek".
Bij deze kwalificaties zijn we tot nu toe uitgegaan van de
oprechtheid van de uitsproken ideologie van "internationale solidariteit", wat
geldt voor een deel van de GroenLinks-achtige en
ontwikkelingshulp-sectoren. Het geldt zeker niet voor vrijwel de gehele sector
beslaande D66 en nog verder liberalere en rechtsere hoek. Deze groepen hanteren
een vorm van internationale solidariteit genaamd "internationale gerichtheid" in
hun propaganda en streven naar Europese eenwording, economische globalisering en
onbeperkte migratie, wat in vele gevallen beter gekarakteriseerd wordt door de
term "kosmopolitisme"
.
Ook dit is een term met een goede reuk, maar in dit geval is het vrijwel
uitsluitend een kwestie van parfum die bedoeld is om de stank van het keihard
eigenbelang en materialisme te verhullen, zie de lijst bij Kosmopolitisme
of
zie de versie van Toonder hier
.
Solidariteit is dus één van die vele zaken die hun oorsprong vinden
in de gezonde omgang tussen gewone mensen, en geperverteerd is door de uiteinden
van het spectrum: de machtigen en rechtsen die erover liegen en huichelen en
grootste deel in de eigen zak steken, en de linksen die erover liegen en
huichelen en het grootste deel uitdelen aan "zielige negertjes"
.
Naar Linkse denkfouten
,
Politiek lijst
,
Politiek & Media overzicht
, of site home
.
|